Home

Rechtbank Oost-Brabant, 04-09-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4377, 10581190 \ CV EXPL 23-2876

Rechtbank Oost-Brabant, 04-09-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4377, 10581190 \ CV EXPL 23-2876

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
4 september 2023
Datum publicatie
8 september 2023
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2023:4377
Zaaknummer
10581190 \ CV EXPL 23-2876

Inhoudsindicatie

Beroep op nietigheid van studiekostenbeding niet gehonoreerd. De gevolgde opleiding moet voorshands worden aangemerkt als een scholing voor het verkrijgen van een beroepskwalificatie. Werkgever is niet op grond van de wet of een cao verplicht om het verkrijgen van deze beroepskwalificatie aan te bieden. De opleiding valt dus niet onder scholing als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW.

Werkgever heeft werknemer voldoende geïnformeerd over de financiële gevolgen van het studiekostenbeding. De studieovereenkomst, waarvan het beding deel uitmaakt, bevat een bijlage met uitsplitsing van de opleidingskosten en in het beding zelf is een duidelijke terugbetalingsverplichting met glijdende schaal opgenomen.

Non-concurrentiebeding wordt geschorst omdat het belang van werkgever bij bescherming van haar bedrijfsdebiet, gelet op het beperkt geoordeelde inbreukrisico, niet opweegt tegen het belang van werknemer om onbelemmerd gebruik te kunnen maken van zijn grondwettelijke recht op vrijheid van arbeidskeuze.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Zaaknummer: 10581190 \ CV EXPL 23-2876

Vonnis in kort geding van 4 september 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. F.W.E. Mars en mr. V. Kirdag.

tegen

BETER HOREN B.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde partij,

hierna te noemen: Beter Horen,

gemachtigde: mr. H.W. van Osch en mr. D. Herfst.

1 De procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

  1. de dagvaarding van 12 juli 2023 met 26 producties;

  2. de conclusie van antwoord met 31 producties;

  3. de akte overlegging producties van [eiser] met productie 27;

  4. e pleitnota van [eiser] ;

  5. de pleitnota van Beter Horen.

1.2.

Op 15 augustus 2023 heeft een mondelinge behandeling (zitting) van de zaak plaatsgevonden. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigden, mr. F.W.E. Mars en mr. V. Kirdag. Namens Beter Horen zijn verschenen de heer [A] , commercieel directeur, en mevrouw [B] , HR businesspartner, bijgestaan door mr. H.W. van Osch en mr. D. Herfst. Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat ernaar wordt gestreefd op 29 augustus 2023 vonnis te wijzen. Die datum is niet gehaald en het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Beter Horen is een onderneming die diensten verleent op het gebied van audiologische producten, zoals hoortoestellen, gehoortesten en gehoorbescherming, in winkels die zijn gevestigd in verschillende plaatsen.

2.2.

Op 26 januari 2018 hebben [eiser] en Beter Horen een studieovereenkomst gesloten. [eiser] heeft zich verplicht de tweejarige opleiding tot vakbekwaam audicien te volgen aan de Dutch Health Tech Academy en Beter Horen heeft zich verplicht om een tegemoetkoming in de studiekosten aan [eiser] te verstrekken. In artikel 4 is een terugbetalingsverplichting opgenomen op grond waarvan [eiser] gehouden is om 50% van de studiekosten terug te betalen wanneer hij in een periode van 25 tot 36 maanden na afronding van de studie ontslag neemt.

2.3.

Op 1 maart 2018 is [eiser] met de opleiding gestart en is hij bij Beter Horen in dienst getreden als audicien in opleiding op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Gedurende de opleiding heeft [eiser] één dag per week les gevolgd en vier dagen per week onder toezicht van een triage-audicien gewerkt.

2.4.

Op 4 november 2020 is de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Op grond van deze arbeidsovereenkomst vervult [eiser] per 1 december 2020 de functie van triage-audicien. Op 26 november 2020 heeft [eiser] zijn opleiding tot triage-audicien afgerond en is hij als zodanig werkzaam. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 2.613,60 (exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten) op basis van een 36-urige werkweek.

2.5.

In artikel 6 van de laatst gesloten arbeidsovereenkomst is onder meer een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. In artikel 7 van die overeenkomst staat een geheimhoudingsbeding. Op grond van het concurrentiebeding is het [eiser] (kort gezegd) verboden om gedurende twee jaar na beëindiging van zijn dienstverband op enigerlei wijze te werken voor een concurrerende onderneming die is gevestigd binnen een straal van 25 kilometer rond de vestiging waar hij werkt (ktr: de [adres] in [plaats] ). Op grond van het relatiebeding is het [eiser] verboden om gedurende twee jaar na beëindiging van het dienstverband met klanten en/of relaties van Beter Horen transacties aan te gaan die behoren tot de kring van de werkzaamheden van Beter Horen, dan wel met deze klanten/relaties contacten te onderhouden met het doel om dergelijke transacties aan te gaan. Op overtreding van deze bedingen staat een boete van € 50.000,- voor elke overtreding en € 1.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt.

2.6.

Op 25 april 2023 heeft [eiser] bij zijn leidinggevende aangegeven dat hij een overstap wil maken naar de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 1] , een concurrerende onderneming die met locaties in [plaats] en [plaats] binnen het geografisch gebied van het concurrentiebeding is gevestigd. [eiser] heeft verzocht het concurrentiebeding te matigen tot een straal van 20 kilometer. Beter Horen heeft dat verzoek niet ingewilligd en heeft in verband met de overstap aanspraak gemaakt op betaling van de openstaande studieschuld van € 9.924,23.

2.7.

Op 28 april 2023 heeft [eiser] zijn dienstverband bij Beter Horen opgezegd per 1 juli 2023.

2.8.

Begin mei 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] contact gezocht met Beter Horen om tot afspraken over het concurrentiebeding te komen. In ruil voor matiging van het beding heeft [eiser] aangeboden het relatiebeding uit te breiden. Beter Horen heeft via haar gemachtigde bericht dat zij bereid is het concurrentiebeding te matigen tot 1 jaar, waarbij de straal van 25 kilometer gehandhaafd blijft. [eiser] heeft niet met dat voorstel ingestemd.

2.9.

In afwachting van de uitkomst van deze kort geding procedure is de indiensttreding van [eiser] bij [bedrijfsnaam 1] uitgesteld. [eiser] is op dit moment tijdelijk, voor een periode van 7 maanden, werkzaam bij [bedrijfsnaam 2] B.V. in [plaats] . [bedrijfsnaam 2] B.V. is een andere onderneming van de eigenaar van [bedrijfsnaam 1] .

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair

( a) Het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen in de zin dat het [eiser] is toegestaan werkzaam te zijn voor [bedrijfsnaam 1] in [plaats] , althans een zodanige maatregel te treffen die de kantonrechter in goede justitie gerechtvaardigd acht;

subsidiair

( b) voor het geval dat het concurrentiebeding niet geheel of gedeeltelijk wordt geschorst te bepalen dat Beter Horen gehouden is aan [eiser] voor de duur van het concurrentiebeding maandelijks een vergoeding te voldoen van € 1.472,-, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie gerechtvaardigd acht, teneinde in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien;

primair en subsidiair

( c) de werking van de Studieovereenkomst in zijn geheel te schorsen, totdat in een bodemprocedure duidelijkheid is verkregen over de toepasselijkheid van de Studieovereenkomst;

( d) Beter Horen te veroordelen in de kosten van het geding, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.

3.2.

[eiser] legt aan de vordering, samengevat, het volgende ten grondslag.

Het concurrentiebeding is vernietigbaar omdat er geen sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen. Er is geen gevaar voor het bedrijfsdebiet omdat [eiser] geen kennis heeft van bedrijfsgevoelige informatie die zou leiden tot een concurrentievoordeel voor [bedrijfsnaam 1] . Ook als [eiser] die kennis wél zou hebben, zal zijn indiensttreding niet tot een concurrentievoordeel leiden. Beter Horen is de exclusieve aanbieder van Amplifon hoortoestellen die alleen ingesteld en aangepast kunnen worden bij winkels binnen de Amplifon groep. [bedrijfsnaam 1] behoort daar niet toe en kan voor deze toestellen geen ondersteuning bieden. [eiser] is als werknemer geen onderdeel van het bedrijfsdebiet en kan niet worden gebonden aan Beter Horen door het concurrentiebeding. De klantenbinding die [eiser] heeft is beperkt. Als leerling audicien had hij geen klantenportefeuille en het klantenbestand bestaat voornamelijk uit senioren die vanwege hun geringe mobiliteit niet in staat zijn om ver te reizen. Concurrerende ondernemingen hanteren daarom ook een concurrentiebeding met een kleinere radius dan Beter Horen, namelijk 15 kilometer.

In het geval dat wordt geoordeeld dat het concurrentiebeding wel noodzakelijk is om het bedrijfsdebiet te beschermen, dan dient het beding te worden geschorst omdat [eiser] onredelijk wordt benadeeld. [eiser] gaat er bij [bedrijfsnaam 1] financieel op vooruit en in tegenstelling tot bij Beter Horen, krijgt [eiser] er volop doorgroeimogelijkheden. Ook zijn de arbeidsvoorwaarden aanzienlijk beter. Het belang van Beter Horen bij een omvangrijke geografische afbakening van het concurrentiebeding daarentegen is gering. Indien het concurrentiebeding niet wordt geschorst, heeft [eiser] recht op een vergoeding over de periode waarover het concurrentiebeding zijn gelding houdt.

Het tussen partijen overeengekomen studiekostenbeding is op grond van artikel 7:611a BW nietig. Er is sprake van scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van audicien. Ook is het beding niet rechtsgeldig, omdat [eiser] niet expliciet is gewezen op de financiële risico’s van het beding.

3.3.

Beter Horen voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

3.4.

Beter Horen voert, samengevat, het volgende aan.

Beter Horen heeft een gerechtvaardigde vrees dat haar bedrijfsdebiet wordt aangetast als [eiser] in dienst treedt bij [bedrijfsnaam 1] . Uit onderzoek van Beter Horen is gebleken dat een belangrijk element voor de keuze voor een audicien is gelegen in de persoon van de audicien. Klanten hechten veel waarde aan de klantrelatie. Dit blijkt ook uit de praktijk.

De audiciensbranche is een specialistische branche, waarbij het van belang is dat mensen een ‘vertrouwd’ gezicht hebben dat hen helpt. Het ligt dan ook voor de hand dat het vertrek van [eiser] een (fors) aantal overstappende klanten tot gevolg heeft. Er bestaat namelijk een grote overlap in het afzetgebied. Een aanzienlijk deel van de klanten woont tussen [plaats] en [plaats] en [plaats] en voor hen zal de reisafstand niet veranderen. Met alleen een relatiebeding is het bedrijfsdebiet niet afdoende beschermd. Voor Beter Horen is het niet te controleren of [eiser] of een collega de klant helpt en bovendien gaat het om privacygevoelige data. Daarnaast beschermt een relatiebeding alleen de goodwill, terwijl een concurrentiebeding ook de knowhow beschermt. [eiser] beschikt over dergelijke knowhow. Hij heeft kennis van producten, prijsstellingen, kortingsacties en de (on)gemakken van verschillende producten die Beter Horen aanbiedt. Hij weet wat voor klachten cliënten hebben en welke oplossingen daarvoor gelden. Bij [bedrijfsnaam 1] worden dezelfde hoortoestellen onder een andere merknaam verkocht. Het assortiment vertoont een grote overlap. Het geheimhoudingsbeding biedt onvoldoende bescherming, omdat er gegronde vrees bestaat dat [eiser] zijn knowhow, al dan niet onbewust, zal toepassen.
Tot het bedrijfsdebiet behoren ook de gedane investeringen in [eiser] . [eiser] die geen enkele kennis en ervaring had, is volledig opgeleid door Beter Horen.

Het concurrentiebeding dat Beter Horen hanteert, is een gebruikelijk beding in de audiciensbranche. Door het beding wordt [eiser] niet onbillijk benadeeld. De gestelde financiële verbetering is niet door [eiser] onderbouwd en enkel een financieel belang is onvoldoende om een concurrentiebeding te schorsen. Dat er geen ontwikkelingsmogelijkheden zijn bij Beter Horen is niet juist. Beter Horen staat bekend als dé opleider in de hoorbranche en heeft als speerpunt het investeren in mensen. Ook kan [eiser] doorgroeien naar de functie van ’mentor’ of ‘shopmanager’. Een alternatief is dat [eiser] aan de slag gaat bij een concurrent buiten de straal van 25 kilometer. De hoorbranche heeft te kampen met forse personeelstekorten en er zijn voldoende plekken waar [eiser] aan de slag kan gaan zonder inbreuk te maken op het concurrentiebeding. [eiser] wordt in verhouding tot het te beschermen belang van Beter Horen niet onbillijk benadeeld. [eiser] ondervindt van het beding ook geen ernstig nadeel, zodat voor de gevorderde vergoeding geen plaats is.

Het studiekostenbeding dat partijen zijn overeengekomen is rechtsgeldig. De opleiding was nodig voor het verkrijgen van een diploma, waarover [eiser] bij eerste aanvang van de werkzaamheden als triage audicien diende te beschikken. Deze scholing valt buiten de reikwijdte van artikel 7:611a BW. De studieovereenkomst beschikt over een exacte uitsplitsing van de kosten en een duidelijke uitleg over de terugbetalingsverplichting. Daarmee heeft Beter Horen aan haar informatieplicht voldaan.

3.5.

Op wat partijen verder naar voren hebben gebracht wordt hierna onder de beoordeling, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing