Rechtbank Oost-Brabant, 13-11-2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:5484, 11063105 EJ VERZ 24-184
Rechtbank Oost-Brabant, 13-11-2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:5484, 11063105 EJ VERZ 24-184
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 13 november 2024
- Datum publicatie
- 16 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2024:5484
- Zaaknummer
- 11063105 EJ VERZ 24-184
Inhoudsindicatie
Verzoek wns om voor recht te verklaren dat de opzegging van hun arbeidsovereenkomsten in strijd is met artikel 7:669 lid 1 en 3 sub a BW, is afgewezen, oa omdat aan het getalscriterium van de WMCO niet is voldaan. Het verzoek tot betaling van een een billijke vergoeding en kosten rechtsbijstand (ogv art. 6:96 BW) is afgewezen, evenals de vordering tot uitbetaling van opgebouwde, maar niet genoten wettelijke vakantiedagen (want vervallen). Het tegenverzoek van wg om wns te veroordelen in de reele proceskosten is eveneens afgewezen. Compensatie van proceskosten.
Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: 11063105 \ EJ VERZ 24-184
Beschikking van 13 november 2024
in de zaak van
1 [verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna genoemd: “ [verzoeker 1] ”,
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna genoemd: “ [verzoeker 2] ”
3. [verzoeker 3],
wonende te [woonplaats] ,
hierna genoemd: “ [verzoeker 3] ”,
4. [verzoeker 4],
wonende te [woonplaats] ,
hierna genoemd: “ [verzoeker 4] ”,
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: “werknemers”,
gemachtigde: mr. I.B.C.W. van den Heuvel,
tegen
HOTEL PARK MEERENDONK B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
verwerende partij,
hierna te noemen: “HPM”,
gemachtigde: mr. I.O.D.V. Wetzels.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift ingediend op 23 april 2024, met producties (genummerd 1 t/m 30);
- brief van 12 augustus 2024 waarin een gewijzigd verzoekschrift wordt aangekondigd;
- het verweerschrift van 19 augustus 2024, met producties (genummerd 1 t/m 23);
- het gewijzigd verzoekschrift ingediend op 22 augustus 2024, met producties (genummerd 1 t/m 34);
- het bezwaar van HPM tegen (de indieningsdatum) van het gewijzigde verzoekschrift de dato 26 augustus 2023 en het verzoek om deze buiten beschouwing te laten;
- de reactie van werknemers op het bezwaar van HPM tegen (de indieningsdatum) van het gewijzigde verzoekschrift de dato 27 augustus 2024;
- de beslissing van de kantonrechter de dato 27 augustus waarin deze heeft besloten om het gewijzigd verzoekschrift toe te staan (dus niet buiten beschouwing te laten). Tevens is besloten om de op 29 augustus 2024 geplande mondelinge behandeling te verplaatsen naar een later te bepalen tijdstip, zodat HPM voldoende gelegenheid krijgt om een aangepast verweerschrift in te dienen;
- het (aangepast) verweerschrift van HPM van 21 september 2024 met (voorwaardelijke) tegenverzoeken en producties (genummerd 1 t/m 32);
- de op 27 september 2024 bij akte nader ingebrachte producties 34 en 35 aan de zijde van HPM;
- de nader op 30 september 2024 ingebrachte of gecorrigeerde/aangevulde producties aan de zijde van werknemers (genummerd 1 en 2, 35 t/m 38);
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Bij deze gelegenheid hebben de gemachtigden van partijen hun standpunten toegelicht.
Nadat de gemachtigde van HPM bezwaar heeft gemaakt tegen de laatste door werknemers ingediende producties, heeft de kantonrechter beslist om producties 35, 36 en 37 buiten beschouwing te laten, maar productie 38 wel mee te nemen, omdat deze productie kort, bondig en goed te doorgronden is. De opnieuw ingebrachte producties 1 en 2 zal de kantonrechter buiten beschouwing laten als daaraan nieuwe stukken/pagina’s zijn toegevoegd ten opzichte van de eerder bij de processtukken gevoegde producties 1 en 2.
De gemachtigde van werknemers heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de mondelinge behandeling verder is besproken.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is de datum waarop beschikking zal worden gewezen, bepaald op 13 november 2024.
2 De relevante feiten in onderhavige procedure en wat daaraan voorafging
Werknemers zijn allemaal afzonderlijk een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met HPM.
HPM exploiteerde tot 1 januari 2024 in het gebouw gelegen te ’s-Hertogenbosch aan Pettelaarpark 90 een onderneming, die als handelsnaam had: “Mövenpick Hotel”. Het gebouw werd door HPM gehuurd.
Werknemers waren op grond van hun arbeidsovereenkomsten met HPM tot
1 januari 2024 werkzaam in het Mövenpick Hotel, onder de dagelijkse leiding van General Manager [verzoeker 4] .
HPM is in het laatste kwartaal van 2023 met onder meer Hotel Pettelaar in gesprek
gegaan over een mogelijke overname van het Mövenpick Hotel.
In de tweede helft van oktober 2023 heeft HPM voor het eerst vernomen van de mogelijkheid dat het Mövenpick Hotel zou worden overgenomen door Hotel Pettelaar.
De heer [A] (hierna genoemd: “ [A] ”), partner in Hotel Pettelaar, heeft vervolgens op zaterdag 28 oktober 2023 [verzoeker 4] hierover geïnformeerd.
Vervolgens hebben de heer [B] (Regional Vice President Mövenpick Netherlands, hierna te noemen: “ [B] ”) en [verzoeker 4] op zondag
29 oktober 2023 met elkaar gesproken, waarbij aan de orde is gekomen dat ook HPM en Mövenpick Netherlands waren overvallen door de beoogde datum waarop partijen de overgang wensten te realiseren.
Ook heeft [B] aangegeven zelf (nog) niet op de hoogte te zijn van details.
HPM wilde haar werknemers zo snel mogelijk informeren, vanwege mogelijke aandacht in de media. Daarom heeft op maandag 30 oktober 2023 een medewerkers-bijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens die bijeenkomst hebben [B] , mevrouw
[C] (hierna te noemen “ [C] ”, werkzaam als Cluster Human Resources Manager bij HPM) en [verzoeker 4] het personeel van het Mövenpick Hotel geïnformeerd over de mogelijke toekomstige verhuur van de hotelkamers aan het COA ten behoeve van statushouders/asielzoekers.
Het duurde vervolgens enige tijd voordat tussen de bij de overgang van het Mövenpick Hotel betrokken partijen overeenstemming was bereikt over de wijze waarop de overgang van HPM naar Hotel Pettelaar zou worden gerealiseerd.
[B] informeerde [verzoeker 4] per telefoon op 11 december 2023 dat de
onderhandelingen waren afgerond en dat de overgang van het Mövenpick Hotel van HPM naar Hotel Pettelaar zal worden begeleid door adviseurs.
Het onderhandelingsresultaat is uiteindelijk vastgelegd in een overeenkomst die op
15 december 2023 is ondertekend (hierna: de “Overeenkomst”).
Ten tijde van de ondertekening van de Overeenkomst was het HPM bekend dat Hotel Pettelaar in overleg was met het COA om te onderzoeken of zij tot overeenstemming
konden komen over de verhuur van hotelkamers en -diensten aan het COA ten behoeve
van statushouders/asielzoekers. De haalbaarheid van dit voornemen en de termijn waarbinnen Hotel Pettelaar dit wilde realiseren, was HPM echter onbekend.
De Overeenkomst gaat uit van een “as is” overdracht van het Mövenpick Hotel per
1 januari 2024 van HPM naar Hotel Pettelaar.
In de Overeenkomst is bepaald dat HPM het gebouw aan Hotel Pettelaar oplevert inclusief al het hotelmeubilair en dat het personeel eveneens mee zal overgaan (overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW).
Verder is in de Overeenkomst onder meer het volgende bepaald:
“Voor het geval er geen sprake van een overgang van onderneming ex artikel 7:662 e.v. BW is, komen Pettelaar en Meerendonk hierbij overeen dat zij dit als een overgang van onderneming aanmerken en aan de artikelen 7:662 e.v. BW contractueel uitvoering zullen geven”
en
“Pettelaar en Meerendonk verplichten zich om met alle hen redelijkerwijs ten dienste staande middelen ervoor in te spannen dat alle Werknemers over zullen gaan naar Pettelaar en aldaar in dienst zullen treden op de geldende voorwaarden”.
Bij brief van 18 december 2023 zijn de werknemers van HPM geïnformeerd over de overgang van het Mövenpick Hotel naar Hotel Pettelaar.
In de brief wordt aan de werknemers medegedeeld dat sprake is van voortzetting van activiteiten van de onderneming en dat de werknemers daarmee automatisch van rechtswege overgaan naar Hotel Pettelaar per 1 januari 2024. In het kader van overgang van onderneming, zo is eveneens gemeld, zal Hotel Pettelaar de bestaande arbeidsvoorwaarden respecteren.
Tot slot is in de brief stilgestaan bij de mogelijkheid dat Hotel Pettelaar een overeenkomst met het COA zou sluiten en dat in de eerste week van januari 2024 gesprekken zullen plaatsvinden tussen alle werknemers van het Mövenpick Hotel en Hotel Pettelaar.
Op 31 december 2023 (00.00 uur) vond conform de in de Overeenkomst opgenomen uitgangspunten de overdracht plaats en werd het Mövenpick Hotel ‘as is’
per 1 januari 2024 overgedragen door HPM aan Hotel Pettelaar.
Werknemers hebben in de maand januari 2024 nog enkele werkzaamheden verricht voor HPM in verband met de staking van het Mövenpick Hotel, zoals het in kaart brengen van de voorraden, de financiële administratie, het doen van betalingen, het leeghalen van de kluis en het regelen van cash-transport.
Op 4 januari 2024 heeft HPM (na veelvuldige navraag door werknemers en [verzoeker 4] in het bijzonder) definitief aan werknemers laten weten dat volgens haar hun arbeidsovereenkomsten per 1 januari 2024 vanwege overgang van onderneming waren overgaan naar Hotel Pettelaar en dus dat Hotel Pettelaar de werkgever van werknemers was geworden.
Werknemers zijn niet naar de op 4 en 5 januari 2024 door Hotel Pettelaar ingeplande personeelsgesprekken gekomen, want zij beschouwden HPM als hun werkgever en niet Hotel Pettelaar.
In januari 2024 hebben de gemachtigden van HPM en Hotel Pettelaar uitgebreid aan (de gemachtigde van) werknemers toegelicht waarom zij menen dat sprake is van het van rechtswege in dienst treden van werknemers bij Hotel Pettelaar per 1 januari 2024.
In dat kader is eveneens aan de gemachtigde van werknemers medegedeeld dat, wat de uitkomst van een eventuele procedure in het kader van overgang van onderneming ook zou zijn, HPM niet in staat is om de salarisbetaling over januari 2024 en opvolgende maanden te doen omdat de payroll niet kan worden gedraaid omdat HPM al haar activiteiten blijvend heeft gestaakt.
Hierop zijn werknemers (onder meer) een loonvorderingsprocedure in kort geding gestart. Hotel Pettelaar is - in overleg met HPM - in aanloop van de mondelinge behandeling van de kort geding procedure die plaatsvond op 11 maart 2024, overgegaan tot salarisbetaling over de maanden januari en februari 2024 aan werknemers op
3 februari 2024 en op 29 februari 2024.
HPM heeft op 8 maart 2024 een ontslagaanvraag voor verzoekers ingediend bij het UWV wegens bedrijfsbeëindiging.
Op 8 april 2024 heeft de kantonrechter HPM in kort geding (onder meer) veroordeeld tot loondoorbetaling aan verzoekers vanaf 1 maart 2024 waarop zij op grond van hun arbeidsovereenkomst met HPM recht hebben.
Werknemers hebben op 23 april 2024 hun inleidende verzoekschrift op grond van artikel op grond van artikel 7:671c lid 1 BW ingediend, waarin zij (onder meer) verzocht hebben om de arbeidsovereenkomsten tussen hen en HPM te ontbinden.
Het UWV heeft bij beslissing van 20 juni 2024 aan HPM de ontslagvergunningen voor werknemers verleend, omdat - kort gezegd - de bedrijfsactiviteiten van HPM per
1 januari 2024 volledig zijn beëindigd, HPM in de gegeven omstandigheden voldoende cijfermatig heeft onderbouwd dat zij tot dat besluit kon komen en omdat de arbeidsplaatsen van werknemers per 1 januari zijn komen te vervallen.
Het UWV heeft verworpen dat HPM niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan, omdat zij wel degelijk herplaatsingsactiviteiten heeft verricht, maar werknemers niet herplaatst wilden worden.
HPM heeft bij brief van 25 juni 2024 de arbeidsovereenkomsten met werknemers opgezegd per 1 september 2024.
Werknemers hebben hun gewijzigd verzoekschrift (dat nu ter beoordeling voorligt) ingediend op 22 augustus 2024.
3. Het verzoek van werknemers en het verweer met (voorwaardelijke) tegenverzoeken van HPM
Werknemers verzoeken om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van ieder van de
werknemers in strijd met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub a BW was, omdat niet is voldaan
aan de meld- en raadplegingsverplichtingen uit de WMCO, de adviesverplichtingen uit de
WOR en/of de herplaatsingsverplichtingen uit het BW;
b. HPM te veroordelen tot betaling aan ieder van de werknemers van de door iedere werknemer gevraagde transitievergoeding, althans een bedrag de hoogte daarvan in goede justitie te bepalen, binnen 5 dagen na de datum van de in dezen te wijzen beschikking, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente hierover verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan;
c. HPM te veroordelen tot betaling aan ieder van de werknemers van de door iedere werknemer gevraagde billijke vergoeding, althans een bedrag de hoogte daarvan in goede justitie te bepalen, binnen 5 dagen na de datum van de in dezen te wijzen beschikking, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente hierover verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan;
d. HPM te veroordelen tot betaling aan ieder van de werknemers van de door iedere werknemer gevraagde vergoeding van de door die werknemer voorafgaand aan de onderhavige procedure gemaakte kosten voor rechtsbijstand, althans een bedrag
de hoogte daarvan in goede justitie te bepalen, binnen 5 dagen na de datum van de in
dezen te wijzen beschikking, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente hierover verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan;
e. HPM te veroordelen tot uitkering in geld aan ieder van de werknemers van de door iedere werknemer van door die werknemer in 2023 en 2024 opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, binnen 5 dagen na de datum van de in dezen te wijzen beschikking, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente over hierover verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan;
f. HPM te veroordelen tot betaling aan ieder van de werknemers van de maximaal haalbare bonus op grond van de voor die werknemer geldende bonusregeling, binnen 5 dagen na de datum van de in dezen te wijzen beschikking, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente hierover verschuldigd is wanneer zij deze niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan;
g. HPM te veroordelen tot betaling aan de werknemers van de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde van de werknemers daaronder begrepen, en de nakosten, onder bepaling dat HPM de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd is wanneer zij deze kosten niet binnen 5 dagen na de in dezen te wijzen beschikking heeft voldaan.
Aan deze verzoeken hebben werknemers - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat het door HPM en Hotel Pettelaar nakomen van een tussen hen gemaakte afspraak die in strijd met artikel 19 lid 2 Grondwet tot stand is gekomen, inbreuk maakt op de rechten van de werknemers. Zo is sprake van schending van het recht van de werknemers op medezeggenschap wat is uitgewerkt in onder meer de WMCO en de WOR. Ook is inbreuk gemaakt op artikel 19 lid 3 Grondwet, zijnde het recht van de werknemer op vrije arbeidskeuze. Daarbij zijn tevens vele andere rechten van werknemers geschonden.
HPM verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe aan dat er in de kern sprake is van een bedrijfssluiting en dat HPM in geval van een beëindiging van een arbeidsovereenkomst op bedrijfseconomische gronden slechts transitievergoeding verschuldigd is en niet meer dan dat.
HPM verzoekt de kantonrechter dan ook, om bij beschikking, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
- -
-
het verzoekschrift en de daarmee verband houdende vorderingen van werknemers niet-ontvankelijkheid te verklaren en niet in behandeling te nemen;
- -
-
te verklaren voor recht dat de ontslagvergunningen van het UWV de dato
20 juni 2024 rechtsgeldig zijn verkregen en dat de arbeidsovereenkomsten met werknemers door HPM rechtmatig zijn opgezegd en per 1 september 2024 zijn beëindigd1;
- -
-
de vorderingen van werknemers af te wijzen, althans in goede justitie te matigen;
- -
-
de vorderingen van werknemers aangaande vakantiedagen over 2023 af te wijzen en vorderingen van werknemers aangaande vakantiedagen over 2024 als genoemd randnummer 377 e af te wijzen als prematuur omdat deze nog niet opeisbaar zijn;
- -
-
de werknemers te veroordelen in de kosten van dit geding van HPM, met inbegrip van nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
In het verweerschrift verzoekt HPM de kantonrechter als tegenverzoeken, om bij beschikking, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat [verzoeker 4] een bedrag van € 615,98 aangaande gedane privé uitgaven door [verzoeker 4] met de zakelijke creditcard van HPM aan HPM dient terug te betalen en HPM dit bedrag met de eindafrekening van [verzoeker 4] met de salarisronde van eind september 2024 heeft mogen verrekenen, dan wel [verzoeker 4] te veroordelen tot het binnen 14 dagen terugstorten aan HPM van het bedrag wat hij met de zakelijke creditcard heeft besteed aan privé uitgaven ad
€ 615,98, bij gebreke waarvan het aan HPM wordt toegestaan om dat bedrag te verrekenen met de eindafrekening einde dienstverband;
- -
-
werknemers te veroordelen in de volledige proceskosten van HPM van € 15.450 – ter zake het ingediende verweerschrift de dato 19 augustus 2024 en de gevoerde correspondentie met onder meer de Sector Kanton de dato 26, 27 en 28 augustus 2024 wegens misbruik van recht;
- -
-
met veroordeling van werknemers in de kosten van deze procedure van HPM, met inbegrip van de nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
Inzake het voorwaardelijke verzoekschrift verzoekt HPM de kantonrechter, om bij
beschikking, voor zover rechtens toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad:
- de arbeidsovereenkomsten tussen partijen te ontbinden, wegens het vervallen van de
arbeidsplaatsen als gevolg van de bedrijfssluiting van HPM, dan wel (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van werknemers dan wel een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, dan wel de cumulatiegrond, zulks onder de voorwaarde en voor het geval dat deze niet op 1 september 2024 rechtsgeldig zijn geëindigd, en te bepalen dat de arbeidsovereenkomst terstond eindigt, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
- -
-
te verklaren voor recht dat [verzoeker 4] een bedrag van € 615,98 aangaande gedane privé uitgaven door [verzoeker 4] met de zakelijke creditcard van HPM aan HPM dient terug te betalen en HPM dit bedrag met de eindafrekening van [verzoeker 4] met de salarisronde van eind september 2024 heeft mogen verrekenen, dan wel [verzoeker 4] te veroordelen tot het binnen 14 dagen terugstorten aan HPM van het bedrag wat hij met de zakelijke creditcard heeft besteed aan privé uitgaven ad
€ 615,98, bij gebreke waarvan het aan HPM wordt toegestaan om dat bedrag te verrekenen met de eindafrekening einde dienstverband; - -
-
met veroordeling van werknemers in de kosten van deze procedure van HPM, met inbegrip van de nakosten, het salaris van de gemachtigde(n) van HPM daaronder begrepen.
Werknemers hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij expliciet afstand doen van de zogenoemde ‘arbeidsrechtelijke switch’ en enkel nog verzoeken om (billijke) vergoedingen op grond van artikel 7 lid 2 WMCO en artikel 7:682 lid 2 sub b BW. In reactie daarop heeft HPM haar voorwaardelijk tegenverzoek ingetrokken.
Tijdens de mondelinge behandeling is tevens vastgesteld dat werknemers inmiddels een eindafrekening hebben ontvangen en dat de bedragen die vermeld staan op deze loonstrook, althans een netto equivalent daarvan, waaronder de door HPM berekende transitievergoeding en de door HPM berekende niet vervallen vakantiedagen over 2023 en 2024, zijn betaald. Dat wat reeds betaald is kan in mindering strekken op de vorderingen van werknemers, zo heeft de gemachtigde van werknemers tijdens de mondelinge behandeling verklaard2.
Voor zover van belang, zal hierna nader worden ingegaan op de standpunten van partijen.