Home

Rechtbank Oost-Brabant, 11-02-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:1394, 11383174 EJ 24-647

Rechtbank Oost-Brabant, 11-02-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:1394, 11383174 EJ 24-647

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
11 februari 2025
Datum publicatie
12 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2025:1394
Zaaknummer
11383174 EJ 24-647

Inhoudsindicatie

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in verband met overtreden nevenwerkzaamhedenverbod toegewezen. Werkneemster heeft er bewust voor gekozen het nevenwerkzaamhedenverbod te overtreden en daardoor werkgeefster geen andere keuze gelaten dan een ontbindingsverzoek in te dienen. Werkneemster heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Het in het geheel niet toekennen van een transitievergoeding zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot een onaanvaardbare uitkomst leiden, dus wordt aan werkneemster een gedeeltelijke transitievergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer / rekestnummer: 11383174 \ EJ VERZ 24-647

Beschikking van 11 februari 2025

in de zaak van

STICHTING NOVADIC-KENTRON,

gevestigd in Vught,

verzoekende partij,

hierna te noemen: Novadic,

gemachtigde: mr. B. van den Boom,

tegen

[verweerder] ,

wonend in [woonplaats] ,

verwerende partij,

hierna te noemen: [verweerder] ,

gemachtigde: mr. M.P. Poelman.

De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt Novadic ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] , omdat [verweerder] trainingen heeft gegeven terwijl zij wist dat zij daarmee het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden zou overtreden en zij wist dat Novadic haar aan dat verbod zou houden. De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe, omdat er een redelijke grond is voor ontbinding. [verweerder] heeft immers verwijtbaar gehandeld. De kantonrechter vindt dat dit handelen kan worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:

- het verzoekschrift van 31 oktober 2024 met 17 producties;

- het verweerschrift van 27 december 2024 met 3 producties;

- de producties 18 tot en met 22 van Novadic;

- de producties 4 en 5 van [verweerder] .

1.2.

Op 14 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij de mondelinge behandeling waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. Namens Novadic zijn [A] (directeur veiligheidsdomein) en [B] (unitmanager verslavingsreclassering Tilburg) verschenen. De gemachtigden van beide partijen hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgelezen.

1.3.

Aan het einde van de mondelinge behandeling is aan partijen meegedeeld dat vandaag de beschikking zal worden gegeven.

2 De feiten

2.1.

[verweerder] , geboren [geboortedatum] 1964, is sinds 15 juni 2005 in dienst bij Novadic-Kentron. [verweerder] is werkzaam als reclasseringsmedewerker met een loon van € 3.588,75 bruto per maand bij een arbeidsomvang van 27 uren per week. Dit is exclusief de vakantietoeslag van 8% en een eindejaarsuitkering van 8,33%.

2.2.

In de arbeidsovereenkomst is, voor zover in deze procedure relevant, als volgt opgenomen:

2.3.

Op de arbeidsovereenkomst is de cao GGZ van toepassing. In die cao is, voor zover hier van belang, bepaald:

2.4.

[verweerder] heeft, naast haar werk bij Novadic, een eigen onderneming genaamd “ [naam onderneming verweerder] ”.

2.5.

In 2020 heeft [verweerder] een boek uitgebracht naar aanleiding van casuïstiek vanuit haar werk, genaamd ‘ [naam boek] ’. Novadic heeft 120 van die boeken aan haar werknemers van de verslavingszorg verstrekt. [verweerder] heeft het boek naar de Reclasseringsacademie 3RO gestuurd en gastlessen verzorgd aan de Avans Hogeschool.

2.6.

Op 10 juli 2024 heeft [verweerder] bij haar leidinggevende [B] (hierna: [B] ) aangekaart dat zij een reeks trainingen wilde gaan verzorgen voor naasten van volwassen verslaafden in de gemeenten Waalwijk en Tilburg, zogenoemde ‘lotgenotentrainingen’. Novadic heeft naar aanleiding daarvan intern overleg gevoerd en is tot de conclusie gekomen dat [verweerder] met het geven van die trainingen het verbod op het verrichten van nevenwerkzaamheden zou overtreden. [C] (HR&D Adviseur) (hierna: [C] ) heeft dat per e-mail van 23 augustus 2024 (productie 6 bij het verzoek) aan [B] meegedeeld:

2.7.

Op 5 september 2024 is zowel mondeling als per e-mail aan [verweerder] meegedeeld dat zij van Novadic geen toestemming krijgt om de trainingen te verzorgen. In de e-mail, afkomstig van [D] , Medewerker HR&D en Opleidingen, (productie 7 bij het verzoek) is namens Novadic als volgt aan [verweerder] meegedeeld:

2.8.

Op 23 september 2024 heeft [verweerder] per e-mail (productie 9 bij het verzoek) aan [C] de volgende e-mail gestuurd:

2.9.

Op 7 oktober 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij [verweerder] , haar partner, [C] en [B] aanwezig waren. Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt (productie 11 bij het verzoek) waarin – voor zover hier van belang – als volgt staat vermeld:

2.10.

Per e-mail van 16 oktober 2024 heeft [verweerder] aan Novadic (in de persoon van [C] ) meegedeeld dat zij heeft besloten de training ten behoeve van de naaste van de verslaafde binnen haar eigen onderneming doorgang te laten vinden.

2.11.

Op 18 oktober 2024 is [verweerder] door Novadic op non-actief gesteld. In haar brief van diezelfde datum (productie 13 bij het verzoek) licht [C] dat namens Novadic toe:

2.12.

[verweerder] heeft haar collega’s per e-mail van 19 oktober 2024 (productie 14 bij het verzoek) geïnformeerd over haar op non-actief stelling.

2.13.

Op 21 oktober 2024 heeft er wederom een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij [verweerder] , [B] en [C] aanwezig waren. Ook daarvan is een gespreksverslag gemaakt (productie 17 bij het verzoek).

2.14.

Er heeft ten tijde van indiening van het verweerschrift één training plaatsgevonden in Waalwijk met de mogelijkheid dat er meer zullen volgen. Ook in Tilburg is inmiddels één training afgerond.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

Novadic verzoekt de kantonrechter bij uitspraak, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

I. de tussen Novadic en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden;

II. primair: bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn van Novadic-Kentron en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] ;

subsidiair: bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de uitspraak;

III. te verklaren voor recht dat [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten;

IV. te verklaren voor recht dat [verweerder] geen aanspraak heeft op een transitievergoeding;

V. [verweerder] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.

3.2.

Novadic legt aan haar verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.

[verweerder] heeft willens en wetens het nevenwerkzaamhedenbeding overtreden. [verweerder] heeft van Novadic duidelijke instructies gekregen; te weten dat zij de lotgenotentraining die zij vanuit haar eigen onderneming wilde geven niet mocht geven omdat zij daarmee het verbod op nevenwerkzaamheden overtreedt. Die instructie heeft ze genegeerd. Novadic heeft meermaals toenadering gezocht en om een toelichting van [verweerder] gevraagd. [verweerder] reageerde enkel met de vraag wat er zou gebeuren als ze de training tóch zou gaan geven. Vervolgens heeft [verweerder] het nevenwerkzaamhedenverbod doelbewust geschonden en de nevenwerkzaamheden uitgevoerd. [verweerder] heeft zich daardoor niet als goed werknemer (als bedoeld in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) gedragen. Ook is [verweerder] niet eerlijk geweest, omdat ze Novadic in de veronderstelling liet dat zij nog twijfelde of zij de trainingen ging geven, terwijl [verweerder] de subsidies al binnen had en zelfs al gestart was met het geven van de trainingen. Verder geeft [verweerder] de trainingen in het werkgebied van Novadic. Dit is onacceptabel. Dit handelen kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen en vormt een dringende reden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.

Subsidiair stelt Novadic dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de zogenoemde ‘g-grond’). [verweerder] heeft zeer onprofessioneel gedrag vertoond en doelbewust instructies van Novadic genegeerd. [verweerder] heeft het nevenwerkzaamhedenverbod overtreden en zich niet als goed werknemer gedragen. Ook heeft zij kenbaar gemaakt dat zij dergelijk gedrag in de toekomst niet uitsluit. Als gevolg daarvan zijn de verhoudingen tussen Novadic en [verweerder] ernstig en duurzaam verstoord geraakt. Door het geven van trainingen zonder Novadic daarvan op de hoogte te brengen, heeft zij de relatie tussen hen ernstig onder druk gezet. Meer subsidiair stelt Novadic dat sprake is van een combinatie van omstandigheden die zodanig is dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de ‘i-grond’).

Herplaatsing ligt niet in de rede, omdat sprake is van verwijtbaar handelen van [verweerder] . Ook in het geval sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, ligt herplaatsing niet in de rede. Daar komt nog bij dat [verweerder] in het gesprek van 21 oktober 2024 te kennen heeft gegeven dat zij sowieso de training ging geven en dat zij niet in gesprek wilde over alternatieven of hoe nu verder. Verder is Novadic geen transitievergoeding aan [verweerder] verschuldigd, omdat de reden van beëindiging van de arbeidsovereenkomst is het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] .

3.3.

[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.

[verweerder] betwist dat zij verwijtbaar heeft gehandeld. Novadic ondervindt geen enkel nadeel van de door [verweerder] gegeven trainingen. Novadic geeft geen trainingen aan naasten, maar biedt enkel cursussen aan. Ook richt Novadic zich op ouders met thuiswonende kinderen tussen de 12 en 23 jaar met problematisch middelengebruik en die bij Novadic onder behandeling staan. Novadic heeft geen aanbod in Tilburg of Waalwijk en de training die Novadic aanbiedt is geen lotgenotencontact, maar een ‘begeleide online module’ waarbij contact kan worden gezocht met een deskundige begeleider om verduidelijking te vragen of een situatie te bespreken. Novadic heeft dus geen gerechtvaardigd belang bij het verbieden van de nevenwerkzaamheden van [verweerder] . De trainingen van [verweerder] zijn niet concurrerend met de activiteiten van Novadic. [verweerder] altijd eerlijk en open geweest over haar nevenactiviteiten. [verweerder] is ook na de op non-actiefstelling met Novadic in gesprek gebleven. Het verbod op nevenwerkzaamheden houdt niet in dat een werknemer voor alle nevenwerkzaamheden in het algemeen toestemming moet vragen. Het gaat enkel om het verbieden van nevenwerkzaamheden die redelijkerwijs niet verenigbaar zijn met de functie van de werknemer of de belangen van de werkgever. Daar is in dit geval geen sprake van. Verder voert [verweerder] aan dat Novadic haar niet op non-actief had mogen stellen en eerst het gesprek met [verweerder] aan had moeten gaan. Er is geen sprake van een objectieve reden als bedoeld in artikel 7:653a lid 1 BW. Ook is de maximale duur van de op non-actiefstelling (van drie weken) overschreden. Verlenging daarvan is enkel toegestaan als de voortgang van het werk ernstig wordt belemmerd en dat is niet aan de orde.

[verweerder] betwist voorts dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Er is enkel een zakelijke discussie tussen partijen gaande over de vraag of er al dan niet een objectieve rechtvaardiging is voor Novadic om de nevenwerkzaamheden te verbieden. Verder is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub i BW.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing