Home

Rechtbank Oost-Brabant, 11-02-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:721, 11363547

Rechtbank Oost-Brabant, 11-02-2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:721, 11363547

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
11 februari 2025
Datum publicatie
17 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2025:721
Zaaknummer
11363547

Inhoudsindicatie

Werknemer is op staande voet ontslagen in verband met het wegnemen van tenminste € 8.000,- uit de kluis van werkgever. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, en hij verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Werknemer erkent dat hij tenminste € 8.000,- van werkgever heeft verduisterd, maar hij stelt dat zijn handelen voortkwam uit ziekte, zijnde een psychische (gok)stoornis. Werkgever had hem vanuit goed werkgeverschap en de zorgplicht voor haar werknemers naar de bedrijfsarts moeten verwijzen in plaats van hem op staande voet te ontslaan, zo stelt werknemer. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is en wijst de verzoeken van de werknemer af. Overwogen wordt dat het handelen van werknemer zo ernstig van aard is dat dit kwalificeert als een dringende reden. Niet aannemelijk is geworden dat het handelen van werknemer in overwegende mate door zijn gokstoornis werd beheerst. Onder de gegeven omstandigheden kon van werkgever redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het tegenverzoek van de werkgever om de werknemer te veroordelen tot terugbetaling van het verduisterde bedrag wordt toegewezen. Werknemer erkent een bedrag van tenminste € 8.000,- te hebben verduisterd en hij is bereid dat bedrag terug te betalen aan werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer / rekestnummer: 11363547 \ EJ VERZ 24-609

Beschikking van 11 februari 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

verwerende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. M.T.M. Zusterzeel,

tegen

PRAXIS DOE-HET-ZELF CENTER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verwerende partij,

verzoekende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: Praxis,

gemachtigde: mr. J.P. Roos.

1 De zaak in het kort

In deze zaak verzoekt [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding, de transitie-vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding na een ontslag op staande voet door Praxis. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat het ontslag (rechts)geldig is.

Praxis verzoekt in het tegenverzoek om [verzoeker] te veroordelen tot vergoeding van de schade. [verzoeker] stemt in met het toewijzen van dat verzoek, de kantonrechter wijst het tegenverzoek toe.

2 De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 7;

- het verweerschrift, met een tegenverzoek, met producties 1 tot en met 13;

- de bij verschillende brieven toegezonden aanvullende producties 8 tot en met 15 van de zijde van [verzoeker] ;

- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en tijdens welke zitting beide gemachtigden pleitaantekeningen hebben overgelegd en voorgedragen.

2.2.

Bij e-mailbericht van 28 januari 2025 heeft mr. Roos aan de rechtbank bericht dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en heeft hij, mede namens mr. Zusterzeel, verzocht beschikking te wijzen.

2.3.

De beschikking is bepaald op vandaag.

3 De feiten

3.1.

Praxis is een landelijk opererende doe-het-zelf-keten die zich voornamelijk richt op de verkoop van bouwmaterialen, gereedschap en andere producten voor huis- en tuinverbetering.

3.2.

[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1990, is sinds 25 november 2013 in dienst bij Praxis. Laatstelijk bekleedde [verzoeker] de functie Afdelingsverantwoordelijke Verkoop met een loon van € 2.627,24 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de ‘CAO voor personeel werkzaam in de doe-het-zelfbranche’ en de ‘Arbeidsvoorwaardenregeling voor Winkelmedewerkers’ van toepassing verklaard. Daarnaast heeft [verzoeker] bij ondertekening van de arbeidsovereenkomst verklaard zich te zullen conformeren aan de ‘Huisregels Winkels’ en de ‘Ondernemingscode’.

3.3.

In de ‘Huisregels Winkels’ is opgenomen dat als na onderzoek wordt geconstateerd dat de werknemer fraude heeft gepleegd, de werknemer wordt ontslagen. In de ‘Ondernemingscode’ is opgenomen dat Praxis van haar medewerkers integriteit en eerlijkheid verwacht, dat medewerkers verantwoordelijk zijn voor het juiste gebruik, de bescherming en het behouden van de financiële middelen (onder andere contant geld) van de onderneming, en dat schending hiervan kan leiden tot beëindiging van het dienstverband.

3.4.

In de functie Afdelingsverantwoordelijke Verkoop was [verzoeker] onderdeel van het managementteam van de vestiging waar hij werkzaam was en onder meer verantwoordelijk voor het verzorgen van de bezetting en werkverdeling binnen de winkel, het operationeel aansturen van de werknemers en het toezien op de correcte uitvoering van de werkzaam-heden. Daarnaast zag hij toe op de correcte naleving van de regels en procedures rondom arbeidsomstandigheden, veiligheid en derving. Bij afwezigheid van de Winkelmanager droeg de heer [verzoeker] uit hoofde van zijn functie ook zorg voor de kluistelling, meestal samen met de Senior Medewerker Verkoopondersteuning.

3.5.

In de periode van 29 juli tot 19 augustus 2024 heeft [verzoeker] geen werkzaamheden voor Praxis verricht in verband met vakantie en (aansluitend) geboorteverlof, met uitzondering van maandag 12 augustus 2024; die dag stond [verzoeker] op het rooster van 9.00-13.00 uur.

3.6.

Op maandag 5 augustus 2024 stuurde een collega een WhatsApp-bericht in de appgroep van de winkel met de melding dat er die dag een kasverschil van € 7.956,- was geconstateerd. [verzoeker] , lid van deze appgroep, reageerde hierop direct dat hij haar even zou bellen en dat hij de volgende dag – 6 augustus 2024 – zou langskomen ‘om te kijken hoe en wat’.

3.7.

De winkelmanager had op 5 augustus 2024 vakantie. Hij heeft diezelfde avond in de appgroep geschreven dat hij de app op dat moment pas zag. In reactie daarop heeft [verzoeker] geschreven dat hij morgenvroeg [6 augustus 2024] even in [plaats] [in de winkel] zou zijn en ‘het dan wel in orde maakt’. De winkelmanager heeft daarop met ‘top’ gereageerd en heeft gevraagd aan [verzoeker] of hij op dat moment verlof of vakantie heeft. [verzoeker] heeft daarop gereageerd dat hij verlof heeft.

3.8.

Op woensdag 7 augustus 2024 is de Winkelmanager teruggekeerd van zijn vakantie en heeft hij het kluisverschil in het computersysteem gecontroleerd, waar op dat moment een saldo van € 0,- werd getoond.

3.9.

Op dinsdag 13 augustus 2024 heeft de Winkelmanager een WhatsApp-bericht van de Senior Medewerker/Hoofdkassière ontvangen met de mededeling dat er vreemde boekingen zichtbaar waren in het systeem en dat er opnieuw geld leek te ontbreken. De Winkelmanager heeft toen op woensdag 14 augustus 2024 zelf een controle uitgevoerd, waarbij onregelmatigheden werden geconstateerd. Vervolgens zijn camerabeelden van de kluisruimte en van de kassa bekeken, eerst de beelden van 6 augustus 2024 en naar aanleiding van wat daarop werd gezien, zijn op 14 en 15 augustus 2024 de beelden over een langere periode bekeken. Op de camerabeelden is waargenomen dat [verzoeker] op verschillende dagen verschillende bedragen uit de kluis en kassalade heeft weggenomen.

3.10.

Praxis heeft aan de hand van de camerabeelden geconcludeerd dat [verzoeker] in de periode van april tot en met augustus 2024 ten minste € 8.000,00 heeft weggenomen. De laatste keer was op 6 augustus 2024, toen [verzoeker] verlof had maar naar aanleiding van het bericht in de groepsapp over het kasverschil naar de winkel was gekomen en had aangegeven dat hij het kasverschil ‘in orde zou maken’.

3.11.

Op 14 en 15 augustus 2024 was [verzoeker] afwezig in verband met verlof. Op 19 augustus 2024 – de eerste dag na de verlofperiode van [verzoeker] – heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , de Winkelmanager (de heer [A] ) en de heer [B] (HR Business Partner). In dit gesprek is [verzoeker] op de hoogte gesteld van het onderzoek en is hij geconfronteerd met de bevindingen. [verzoeker] heeft de feiten waarvan hij verdacht werd erkend.

3.12.

[verzoeker] heeft in een handgeschreven brief d.d. 19 augustus 2024 het volgende verklaard:

"Eerder dit jaar ben ik in contact gekomen met online gokken. De drang en wil om te winnen werd groter dan ik financieel kon verantwoorden. Vanaf dit moment ben ik geld uit andere bronnen gaan zoeken. Na alles wat ik zelf had te vergokken ben ik begonnen met het stelen van geld uit de kluis. Hierbij heb ik er constant voor gezorgd dat ik zelf verantwoordelijk was voor het tellen van de kluis. Zo kan ik het laten lijken dat er niks miste. Ik heb mijzelf keer op keer verteld dat dit wel opgelost zou worden. Ik heb dit om de een of andere reden ook altijd geloofd. Nu zijn we inmiddels aan de andere kant van de lijn waarin ik het simpel gezegd helemaal verpest heb. Ik heb enorm spijt. Vooral ook aan de collega's. Ik heb het vertrouwen wat zij in mij hadden misbruikt. Vanaf heden ga ik alles in mijn macht doen om het gestolen bedrag terug te betalen. Voor zover wettelijk mogelijk kan dit bedrag worden ingehouden van mijn salaris."

3.13.

In het gesprek op 19 augustus 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.

3.14.

Bij brief van 19 augustus 2024 heeft [verzoeker] een schriftelijke bevestiging van het ontslag op staande voet ontvangen. In deze brief is, onder andere, het volgende opgenomen:“Naar aanleiding van het gesprek dat heden plaatsvond op maandag 19 augustus 2024, waarbij u in aanwezigheid van ondergetekende (HR Business Partner) en uw leidinggevende, de heer [A] , aangesproken bent op uw gedragingen met betrekking tot het halen van wisselgeld uit de kluis.

Wij hebben u verteld dat naar aanleiding van een intern onderzoek aan het licht is gekomen dat u in de periode vanaf 14 april 2024 tot en met 5 augustus als enige de kluistellingen hebt gedaan, er kan dan ook geen misverstand over bestaan dat daar waar hier zaken niet kloppen deze door u zijn veroorzaakt. U kwam zelfs op uw vrije dag terug om de wekelijkse kluistelling te doen, zo had u de mogelijkheid om andere aantallen in te vullen dan er daadwerkelijk in de kluis waren, hiermee bleef u handelen geruime tijd niet zichtbaar.

(...)

In totaal betreft het geld dat u heeft meegenomen in ieder geval € 8.000,-.

U heeft in voornoemd gesprek mondeling aan ondergetekende en uw leidinggevende toegegeven dat u op meerdere momenten vanaf april 2024 een fors bedrag van, zoals blijkt uit onderzoek Praxis, in totaal € 8.000,- uit de kluis heeft gepakt en heeft toegeëigend, dit heeft u ook schriftelijk aan mij bevestigd.

Als reden heeft u aan ons opgegeven dat u, In verband met een gokverslaving, direct geld nodig had. U vertelde van de veronderstelling uit te gaan dat u op enig moment middels gokken het probleem bij Praxis kon oplossen, U heeft dit probleem nooit eerder met iemand binnen Praxis besproken, U heeft ook schriftelijk akkoord gegeven aan ondergetekende om in eerste instantie zoveel als mogelijk is op uw salarisbetaling en eindafrekening in mindering te brengen, Het overige zullen wij via incasso op u vorderen.

In de Retail branche zijn werknemers continu werkzaam met geld en goederen van de werkgever en klanten. In deze branche is het daarom van extra groot belang dat werknemers van onbesproken gedrag zijn en zorgvuldig omgaan met de eigendommen van de werkgever en klanten. Met de bovenstaande gedragingen heeft u het vertrouwen van Praxis in u als zorgvuldig handelend werknemer ernstig geschonden en uw plichten grovelijk veronachtzaamd, Deze gedragingen zijn ook daarom voor Praxis absoluut niet te tolereren.

Uw handelswijze zien wij dan ook als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Na ons onderzoek en overleg met u zien wij ons genoodzaakt om - alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen - u per heden, 19 augustus 2024, op staande voet te ontslaan. (...)”

3.15.

Op 27 augustus 2024 is namens Praxis aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking.

3.16.

Bij brief van 30 augustus 2024 heeft Praxis een betalingsregeling voor de terugbetaling van een bedrag ad € 8.000,- voorgesteld. [verzoeker] heeft met die terugbetalingsregeling ingestemd.

Met instemming van [verzoeker] heeft Praxis een deel van de schade verrekend met de eindafrekening, en ten tijde van de zitting had [verzoeker] drie termijnen van de betalingsregeling terugbetaald.

3.17.

[verzoeker] heeft zich op 3 oktober 2024 bij de GGZ gemeld in verband met verslavingsproblematiek. Door de GGZ is (onder andere) een gokstoornis (DSM-5) gediagnostiseerd. In de periode 3 oktober 2024 tot 6 januari 2025 is [verzoeker] bij de GGZ onder behandeling geweest; hij heeft een ambulant traject gevolgd dat bestond uit 13 individuele sessies en 13 groepssessies. [verzoeker] heeft de behandeling met succes afgerond en is terugverwezen naar de huisarts. Bij de huisarts staat [verzoeker] in contact met de praktijkondersteuner. Verder bezoekt hij wekelijks bijeenkomsten van Gamblers Anonymous, waar mensen hun problemen en ervaringen met betrekking het gokken met elkaar delen.

4 Het verzoek en het verweer

5 Het tegenverzoek

6 De beoordeling

7 De beslissing