Rechtbank Overijssel, 23-12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:5144, 5464870 \ HA VERZ 16-138
Rechtbank Overijssel, 23-12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:5144, 5464870 \ HA VERZ 16-138
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 23 december 2016
- Datum publicatie
- 27 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2016:5144
- Zaaknummer
- 5464870 \ HA VERZ 16-138
Inhoudsindicatie
Werkgever meent de werknemer geldig tijdens de proeftijd te hebben ontslagen. Van een geldig proeftijdontslag blijkt echter geen sprake te zijn en evenmin van schriftelijke instemming van de werknemer met het ontslag. Op verzoek van de werknemer wordt een vergoeding op basis van artikel 7:681 BW toegewezen evenals het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (artikel 7:672 lid 10 BW).
Uitspraak
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 5464870 \ HA VERZ 16-138
Beschikking van de kantonrechter van 23 december2016
in de zaak van
[verzoekster] ,
woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. E.R. Gergin-Pot (Stichting Klaverblad Rechtsbijstand),
tegen
[verweerster] , h.o.d.n. [X],
wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen de werkgever of [X] ,
procederend in persoon.
1 De procedure
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan, ingekomen op 25 oktober 2015, tot toekenning van een billijke vergoeding (ex artikel 7:681 BW) tevens houdende nevenvorderingen. [X] heeft een verweerschrift ingediend.
Op 13 december 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
Ter zitting is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door mr. Gergin-Pot. Hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen is [verweerster] niet ter zitting verschenen.
2 De feiten
[verzoekster] , geboren [1962] , is volgens een schriftelijke arbeidsovereenkomst op 4 juli 2016 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van verkoopster, tegen een bruto uurloon van € 8,80.
Bij brief van 5 september 2016 schrijft [verweerster] aan de gemachtigde van [verzoekster] :
Op vrijdag 2 september jl, heb ik mevrouw [verzoekster] schriftelijk laten weten dat ik de arbeidsovereenkomst in de proeftijd heb opgezegd (…). Ik heb mevrouw [verzoekster] eveneens ziek uitdienst gemeld bij het UWV.(…)
Per e-mail bericht van 6 oktober 2016 schrijft een vertegenwoordiger van het UWV aan de gemachtigde van [verzoekster] :
Op 5 september j.l. heeft u via een mail aan UWV een vraag gesteld over het proeftijdontslag van mevrouw [verzoekster] en haar aanspraken op een Ziektewet-uitkering. U heeft daarbij twee opties genoemd:
1 Het proeftijdontslag vernietigen
2 Berusten in het proeftijdontslag en loonvordering bij de werkgever
Wij gaan akkoord met einde dienstverband per 2 september 2016 en geven u in overweging voor optie 2 te kiezen. Wij hebben de Ziektewet-uitkering op voorschotbasis toegekend omdat wij nog niet beschikken over de loongegevens via het polissysteem van de Belastingdienst. (…)
De ziektewetuitkering van het UWV ten behoeve van [verzoekster] is inmiddels definitief geworden.
3 Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [X] te veroordelen tot betaling van:
- een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW (van minimaal € 10.000,=);
- een bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (periode 2 september – 1 november 2016, een bedrag van € 4.176,10);
- achterstallig salaris, een bedrag van € 538,47 netto althans het bruto equivalent daarvan, te vermeerderen met de wettelijke verhoging (50%) en de wettelijke rente daarover;
- buitengerechtelijke incassokosten (conform staffel BiK);
- de kosten van de procedure.
Daarnaast verzoekt [verzoekster] om de afgifte van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie waarin de betalingen zijn verwerkt, dit op straffe van een dwangsom van € 100,= per dag.
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij in dienst was bij [X] en dat [X] haar per 2 september 2016 heeft ontslagen. Aangezien er geen sprake is van een geldig proeftijdbeding en er evenmin sprake is van een ontslag met instemming van de werknemer, is het ontslag als een onregelmatig ontslag aan te merken. [verzoekster] maakt daarom aanspraak op het loon over de periode vanaf 2 september 2016 totdat het dienstverband bij een regelmatige opzegging met inachtneming van de opzegtermijn zou zijn geeindigd, namelijk 1 november 2016. [verzoekster] stelt dat zij berust in het gegeven ontslag en dat zij uit hoofde van artikel 7:681 BW aanspraak maakt op een billijke vergoeding. Voorts stelt [verzoekster] dat zij nog recht heeft op betaling van achterstallig salaris en maakt zij aanspraak op de afgifte van deugdelijke loonspecificaties. Volgens [verzoekster] is op de arbeidsovereenkomst de algemeen verbindend verklaarde cao Fashion, Sports & Lifestyle van toepassing, hetgeen zou betekenen dat het bruto uurloon € 9,34 bedraagt.
[X] heeft tegen de vordering schriftelijk verweer gevoerd. Voor zover van belang zal het verweer hierna worden besproken.