Home

Rechtbank Overijssel, 01-02-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2471, C/08/191331 / HA ZA 16-407

Rechtbank Overijssel, 01-02-2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2471, C/08/191331 / HA ZA 16-407

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
1 februari 2017
Datum publicatie
15 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2017:2471
Formele relaties
Zaaknummer
C/08/191331 / HA ZA 16-407

Inhoudsindicatie

Incident 843a Rv. Onderliggende stukken rapport bedrijfsrecherche. Een groot deel van de gevraagde stukken zijn niet aan de conclusies van het rapport (en de vordering in de hoofdzaak) ten grondslag gelegd. Meerwaarde van overleggen van deze stukken door eiser in incident onvoldoende onderbouwd. Incidentele vordering wordt waar het deze stukken betreft afgewezen. Wel toegewezen wordt de gevorderde afgifte van geluidsopnames. Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Geen gewichtige reden in de zin van 843a lid 4 Rv.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/191331 / HA ZA 16-407

Vonnis in incident van 1 februari 2017

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHIPHOL REAL ESTATE B.V.,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,

eiseressen in de hoofdzaak,

verweersters in het incident,

advocaat mr. R.M.I. Lamp te Amsterdam,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 2] ,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] , laatstelijk kantoorhoudende te [plaats 1] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 3] ,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2] ,

4. de maatschap

[gedaagde 4] ,

laatstelijk kantoorhoudende te [plaats 2] ,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 5] ,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2] ,

6. [gedaagde 6],

wonende te [woonplaats 2] ,

7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 7] ,

statutair gevestigd te [plaats 3] en kantoorhoudende te [plaats 4] ,

gedaagden in de hoofdzaak,

eisers in het incident,

advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Schiphol c.s. en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 30 augustus 2016 met de producties 1 tot en met 9

-

de akte tot het in geding brengen van vervangende productie, voorzien van (een vervangende) productie 3 van de zijde van Schiphol c.s.

-

de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering tot overlegging bescheiden ex artikel 223 Rv juncto 843a Rv van 23 november 2016 met de producties 1 tot en met 4

-

de incidentele conclusie van antwoord met de producties 1 en 2.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 De beoordeling in het incident

2.1.

De rechtbank verstaat de incidentele vordering van [gedaagde 1] c.s. aldus dat zij niet is gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding, maar het verkrijgen van een veroordeling tot het overleggen van bescheiden als bedoeld in artikel 837a Rv.

2.2.

[gedaagde 1] c.s. vordert dat de rechtbank Schiphol c.s. zal veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde 1] c.s. het Hoffmann-rapport zal verstrekken, voorzien van alle concept-versies, onderliggende bescheiden, bijlagen en brondocumenten, als omschreven in randnummer 2 t/m 5, 8 en 9 van de inleidende dagvaarding, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag, met veroordeling van Schiphol c.s. in de kosten van dit incident.

2.3.

Schiphol c.s. voert verweer. Om haar moverende redenen - zo stelt zij - heeft zij het definitieve Hoffmann-rapport van 20 juli 2016, alsmede de daarbij behorende bijlagen overgelegd (productie 2 bij de incidentele conclusie van antwoord).

2.4.

Gelet op het door Schiphol c.s. overgelegde rapport ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of [gedaagde 1] c.s. nog belang heeft bij toewijzing van de door hem opgeworpen incidentele vordering.

2.5.

[gedaagde 1] c.s. zal daarom in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag waarin zijn belang bij toewijzing van de incidentele vordering (nog) is gelegen. Nu het overgelegde rapport is voorzien van bijlagen en in de randnummers 2 t/m 5, 8 en 9 geen specifieke bescheiden, bijlagen en brondocumenten zijn genoemd zal [gedaagde 1] c.s., voor zover hij meent dat nog altijd documenten ontbreken, concre(e)t(er) moeten aangeven welke documenten het betreft en waarom hij bij afgifte van deze bescheiden een rechtmatig belang heeft. Voor zover [gedaagde 1] meent dat aan zijn vordering niet geheel tegemoet is gekomen omdat door Schiphol c.s. niet de concept-versies van het rapport zijn overgelegd, dient [gedaagde 1] c.s. inzichtelijk te maken waarin zijn (rechtmatig) belang bij afgifte van deze concept-versies is gelegen.

3. De beslissing

De rechtbank

in het incident

alvorens verder te beslissen:

3.1.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 februari 2017 voor het nemen van een akte door [gedaagde 1] c.s. over hetgeen is vermeld onder 2.5,

in de hoofdzaak

3.2.

houdt iedere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.