Home

Rechtbank Overijssel, 21-02-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:590, 9560203 \ EJ VERZ 21-442

Rechtbank Overijssel, 21-02-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:590, 9560203 \ EJ VERZ 21-442

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
21 februari 2022
Datum publicatie
1 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2022:590
Zaaknummer
9560203 \ EJ VERZ 21-442

Inhoudsindicatie

Gelijke behandeling. Ter beantwoording ligt de vraag of werkgever zich schuldig heeft gemaakt aan schending van artikel 7:646 BW en/of de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid. De kantonrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Alle vorderingen en verzoeken van werknemer worden afgewezen

Uitspraak

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer : 9560203 \ EJ VERZ 21-442

Beschikking van de kantonrechter van 21 februari 2022

in de zaak van

[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,

verzoekende partij, hierna te noemen [verzoekster] ,

gemachtigde: mr. C.G.W. de Graaf-Tolkamp,

tegen

de besloten vennootschap WEHKAMP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende in Zwolle,

verwerende partij, hierna te noemen Wehkamp,

gemachtigden: mr. A.M. Helstone en mr. P. Disseldorp.

1 De procedure

1.1.

[verzoekster] heeft een verzoek ingediend dat strekt tot betaling van een billijke vergoeding ten laste van Wehkamp, tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 843a Rv en nevenvorderingen. Wehkamp heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 24 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Wehkamp is vertegenwoordigd door [A] (bedrijfsjurist en leidinggevende) en [B] (HR manager), vergezeld door de gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen toegelicht en zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht. Wehkamp heeft voorafgaand aan de zitting nog aanvullende stukken in het geding gebracht.

1.3.

Beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Op 1 april 2019 is [verzoekster] , geboren [1987] , in dienst getreden bij Wehkamp in de functie van Legal Counsel (bedrijfsjurist) voor bepaalde tijd voor de duur van 1 jaar. Het startsalaris van [verzoekster] bedroeg € 4.400,- exclusief vakantiegeld en emolumenten.

2.2.

Op 1 augustus 2019 is dhr. [X] in dienst getreden bij Wehkamp, ook in de functie van Legal Counsel.

2.3.

In september 2019 heeft [verzoekster] van [X] gehoord dat hij een hoger salaris dan [verzoekster] krijgt uitbetaald.

2.4.

In november 2019 heeft [verzoekster] in een gesprek met haar voormalige teamleider mw. [C] het onderwerp van ongelijke beloning aangesneden.

2.5.

Medio februari 2020 is de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] verlengd met een tweede jaarcontract (van 1 april 2020 tot 1 april 2021).

2.6.

Op 7 september 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , [C] en [D] , de toenmalige CFO van Wehkamp. Dit gesprek heeft niet tot een voor [verzoekster] bevredigend resultaat geleid. Later die week heeft [C] [verzoekster] laten weten dat zij zal worden uitgenodigd voor een gesprek met de HR manager van Wehkamp, [B] .

2.7.

Op 12 oktober 2020 is [verzoekster] uitgevallen wegens ziekte.

2.8.

Op 1 december 2020 heeft het aangekondigde gesprek tussen [verzoekster] en [B] telefonisch plaatsgevonden. Op 8 en 18 december 2020 volgden nog twee telefonische gesprekken.

2.9.

Omstreeks 20 december 2020 is [verzoekster] (gedeeltelijk) beter gemeld.

2.10.

Bij brief van 20 december 2020 heeft Wehkamp aangekondigd dat het salaris van [verzoekster] met ingang van 1 januari 2021 verhoogd zal worden naar € 5.750,-. Het salaris van [verzoekster] is daarmee gelijkgetrokken met het salaris van [X] .

2.11.

Met ingang van januari 2021 heeft [verzoekster] op advies van de bedrijfsarts haar werkzaamheden weer geleidelijk opgepakt.

2.12.

In januari 2021 heeft een teamleiderswissel bij Wehkamp plaatsgevonden. In het kader van de overdracht van werkzaamheden heeft op 9 februari 2021 een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] en [E] , de alsdan nieuwe teamleider van [verzoekster] . [E] heeft [verzoekster] te kennen gegeven dat zij ontevreden is over het functioneren van [verzoekster] en dat dit reden is om [verzoekster] nog geen contract voor onbepaalde tijd te geven, maar wel een verlenging van een half jaar (1 april 2021 tot 1 oktober 2021).

2.13.

Op 10 maart 2021 is [verzoekster] opnieuw uitgevallen wegens ziekte.

2.14.

Wehkamp heeft de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] per 1 oktober 2021 niet verlengd. [verzoekster] is ziek uit dienst getreden.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoekster] verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat Wehkamp jegens [verzoekster] heeft gehandeld in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen door een verboden onderscheid naar geslacht te maken. In dit verband verzoekt [verzoekster] een veroordeling van Wehkamp tot betaling van een billijke vergoeding van € 140.000,- op grond van artikel 7:673 lid 9 BW.
[verzoekster] heeft ook een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingediend, inhoudende veroordeling van Wehkamp tot afgifte van de volgende stukken:
- de arbeidsovereenkomst van de maatman ( [X] ), alsmede eventuele verlengingen en/of wijzigingen daarvan;
- alle loonstroken van de maatman in de periode 1 augustus 2019 tot 1 oktober 2021 (inclusief jaaropgaves);
- alle (tussentijdse) beoordelingen van [verzoekster] tot december 2020, zoals opgenomen (was) in Talent Excellence, de bonusbrieven en salarisbrieven.

Daarnaast vordert [verzoekster] een veroordeling van Wehkamp tot betaling van achterstallig loon ter hoogte van € 30.953,70 bruto, althans ter hoogte van het loon dat zij had behoren te ontvangen minus het daadwerkelijk ontvangen loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en rente. Ten slotte vordert [verzoekster] een veroordeling van Wehkamp om opgave te doen van de gecorrigeerde loongegevens aan het Pensioenfonds Detailhandel en afdracht te doen van de alsdan verschuldigde premies, onder verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie.

3.2.

Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat zij door Wehkamp is behandeld in strijd met het verbod op onderscheid op grond van geslacht (artikel 7:646 lid 1 BW). Wehkamp heeft [verzoekster] een veel lager salarisaanbod gedaan dan haar mannelijke collega [X] , die dezelfde functie had bij Wehkamp. Wehkamp is er niet in geslaagd een objectieve rechtvaardiging voor de ongelijke beloning te geven. Daarnaast heeft [verzoekster] gesteld dat zij door Wehkamp is benadeeld in de zin van artikel 7:646 lid 14 BW. Het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst houdt namelijk verband met het feit dat [verzoekster] in en buiten rechte een beroep heeft gedaan op het verbod van onderscheid op grond van geslacht. Het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst dient in de gegeven omstandigheden als ernstig verwijtbaar te worden getypeerd (7:673 lid 9 BW), zodat een billijke vergoeding op zijn plaats is, aldus [verzoekster] .

3.3.

Wehkamp concludeert tot afwijzing van de verzoeken en vorderingen van [verzoekster] . Het verweer van Wehkamp komt erop neer dat zij geen onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht. Het verschil in salaris tussen [verzoekster] en [X] is namelijk gebaseerd op gelijkwaardige maatstaven en daarmee objectief gerechtvaardigd. Er is dan ook geen grond voor de loonvordering. Wehkamp heeft betwist dat zij [verzoekster] heeft benadeeld in de zin van artikel 7:646 lid 14 BW omdat zij het onderwerp van ongelijke beloning heeft aangesneden. Wehkamp betwist voor het overige dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.

3.4.

Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing