Home

Rechtbank Overijssel, 15-03-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:767, 9359803 CV EXPL 21-1760

Rechtbank Overijssel, 15-03-2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:767, 9359803 CV EXPL 21-1760

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
15 maart 2022
Datum publicatie
21 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2022:767
Zaaknummer
9359803 CV EXPL 21-1760

Inhoudsindicatie

Eiser heeft de Hongaarse nationaliteit en is werkzaam als internationaal chauffeur bij gedaagde. Naar aanleiding van een conflict over loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid, stelt eiser erachter te zijn gekomen dat aan hem sinds zijn indiensttreding in afwijking van de cao te weinig is uitbetaald en vordert hij nu onder meer het volledig door hem berekende achterstallige loon, inclusief wettelijke verhoging en wettelijke rente. De onderbetaling is volgens eiser bovendien in strijd met het EU-recht. Eiser stelt verder dat Hongaarse werknemers anders werden behandeld dan Nederlandse werknemers. Gedaagde stelt dat er geen sprake is geweest van onderbetaling, maar enkel van een alternatieve methode van uitbetaling die niet in het nadeel van eiser werkt. Verder doet gedaagde een beroep op verjaring, volgens haar zijn in ieder geval de vorderingen betrekking hebben op de periode voor oktober 2015 verjaard. Eiser stelt dat het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dat toepassing ervan in strijd met het EU-recht zou zijn.

De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist dat eiser in de periode sinds indiensttreding is onderbetaald in strijd met de cao en dat die onderbetaling in strijd is met artikel 7 Verordening (EU) 492/2011 en artikel 45 VwEU. De omvang van de schade is door gedaagde echter wel voldoende gemotiveerd betwist en de kantonrechter stelt eiser in de gelegenheid de (omvang van de) schade te bewijzen. Verder passeert de kantonrechter het beroep op verjaring, omdat onverkorte toepassing ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bovendien oordeelt de kantonrechter dat dit verjaringsverweer ook op grond van het EU-recht dient te worden gepasseerd, omdat onverkorte toepassing ervan de doeltreffende voorziening in rechte waar eiser op grond van het EU-recht aanspraak op moet kunnen maken, doorkruist.

Uitspraak

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Almelo

Zaaknummer : 9359803 CV EXPL 21-1760

Vonnis van 15 maart 2022

in de zaak van

[eiser]

wonende te [woonplaats] (Hongarije)

eisende partij, hierna te noemen [eiser]

gemachtigde: mr. L.M. Bischof,

tegen

DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID TRANSPORTBEDRIJF [X] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. E. Nijhoff.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 19 oktober 2021,

- de akte houdende aanvullende producties van 19 januari 2022,

- het bezwaar tegen deze akte van de zijde van [gedaagde] , alsmede het verzoek van [gedaagde] om [eiser] op te dragen beëdigde vertalingen over te leggen van de in een buitenlandse taal opgestelde producties van de zijde van [eiser] , alsmede de reactie op dat verzoek zijdens [eiser] ,

- de e-mail namens de zaaksrechter van 21 januari 2022, waarin partijen (voor zover relevant) het volgende wordt medegedeeld:

“Hoewel de aanvullende producties een grote omvang hebben, betreft het begeleidend schrijven – ogenschijnlijk – grotendeels een samenvatting van de aangeleverde producties. In zoverre is er formeel geen sprake van strijd met het procesreglement. Primair heeft [gedaagde] de mogelijkheid om ter zitting inhoudelijk op de producties te reageren. Mocht tijdens de zitting blijken dat met de zitting voor [gedaagde] onvoldoende gelegenheid is geweest om te reageren op de aanvullende producties, dan zal de zaaksrechter ter zitting alsnog kunnen overwegen om aan [gedaagde] een termijn te gunnen voor het nemen van een zogenoemde akte uitlating producties. Tijdens de zitting zal zo nodig ook aan de orde kunnen komen of het overleggen van beëdigde vertalingen van (een deel van) de door [eiser] overgelegde stukken noodzakelijk is”,

- de spreekaantekeningen zijdens [eiser] ,

- de spreekaantekeningen zijdens [gedaagde] ,

- de zitting van 4 februari 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is per 21 september 2007 in dienst getreden als internationaal chauffeur bij [gedaagde] . De arbeidsovereenkomst is in de Nederlandse taal opgesteld. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 1 bepaald dat partijen uitgaan van een gemiddelde werkweek van 48 uur. In artikel 2 staat opgenomen dat het salaris € 145,00 netto per gewerkte dag inclusief onkostenvergoeding bedraagt. In artikel 8 is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: cao) op de overeenkomst van toepassing verklaard.

2.2.

[eiser] is sinds juli 2019 arbeidsongeschikt.

2.3.

Op 12 oktober 2020 is namens [eiser] aan [gedaagde] een brief geschreven met onder meer de volgende inhoud:

“[…]

Cliënt stelt u aansprakelijk voor de door hem geleden alsmede nog te lijden schade vanaf

aanvang van de arbeidsovereenkomst ingevolge onder meer het niet (volledig) betaalde loon, de niet (volledig) uitbetaalde overuren, en de niet (volledig) uitbetaalde vakantiebijslag, inclusief de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW ter hoogte van 50% van het verschuldigde bedrag, alsmede de vertragingsschade, immateriële schade, kosten inzake rechtsbijstand en overige door hem geleden en nog te lijden schade.

Cliënt tracht de schade nader te specificeren zodra hij over alle administratieve gegevens

beschikt.

Cliënt behoudt zich tevens voor om de schade op een later moment nader te specificeren en

aan te vullen.

Voorts vordert cliënt dat u aan hem de administratieve gegevens omtrent de door hem

verrichte werkzaamheden alsmede een berekening van het nog aan hem verschuldigde loon

doet toekomen.

Ik verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om onverwijld, doch niet later dan 14 (veertien) dagen na dagtekening van deze brief, tot erkenning van aansprakelijkheid en de schade over te gaan alsmede de administratie omtrent de door cliënt verrichte werkzaamheden te verstrekken en de nog openstaande loonvorderingen te berekenen. Mocht u niet tot (volledige) erkenning van voormelde aansprakelijkheid en schade, tot verstrekking van de administratie en het berekenen van openstaande loonvorderingen overgaan, behoudt cliënt zich uitdrukkelijk het recht voor om nadere rechtsmaatregelen te treffen.

Eveneens vordert cliënt dat u onverwijld tot doorbetaling van zijn loon overgaat. Mocht u niet tot woensdag, 14 oktober 2020, 17u, aan cliënt kenbaar hebben gemaakt dat u tot

loonbetaling zult overgaan en de loonbetaling zult hervatten, behoudt cliënt zich uitdrukkelijk het recht voor om loondoorbetaling via een kort geding-procedure te vorderen.

[…]

Voor zover nodig kan dit schrijven als stuitingshandeling van enige vorm van verjaring worden beschouwd.”

2.4.

Op 15 april 2021 is door belastingadviseur [A] een berekening gemaakt van het salaris waarop [eiser] volgens hem op grond van de cao recht zou hebben, maar niet aan hem is uitbetaald. In een begeleidend schrijven merkt [A] hierover op:

“Geachte heer Bischof,

Naar aanleiding van uw verzoek om een berekening te maken van het bruto jaarloon als ook de onkostenvergoeding over de periode 2007 tot en met 2020 van [eiser] , doe ik u bijgaand onze berekening toekomen. Deze berekening hebben wij gemaakt aan de hand van de bij ons bekende gegevens als ook aan de hand van de gegevens die [eiser] ons heeft aangeleverd. Mocht u over deze berekening nog verdere vragen hebben, hoor ik dat graag van u.”

3 Het geschil

3.1.

De vordering

[eiser] vordert, samengevat, dat de kantonrechter voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. voor recht verklaart dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst;

II. voor recht verklaart dat dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] alsmede in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap heeft gehandeld;

III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] het volledige bedrag over de periode 2007 tot en met heden als loonbetaling ad € 491.547,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, alsmede € 3.645,78, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, zijnde het loon dat te weinig is betaald gedurende de periode van de laatste arbeidsongeschiktheid, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, zijnde een bedrag van

€ 247.596,39, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der onrechtmatige daad, dan wel de dag dat [gedaagde] in gebreke is, dan wel de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de netto vergoeding ad € 114.598,03, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der onrechtmatige daad, dan wel de dag dat [gedaagde] in gebreke is, dan wel de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

V. [gedaagde] veroordeelt om vanaf heden stipt en onverwijld periodiek het juiste salaris, inclusief overige emolumenten, te voldoen en dit ook te blijven voldoen;

VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van compensatie voor de fiscaal nadelige eenmalige betaling, betreffende de betaling van het aan [eiser] na veroordeling toekomende bedrag, berekend overeenkomstig het verschil van de netto-bedragen die [eiser] had gekregen bij correcte en volledige loonbetaling sedert 2007 en het (netto)bedrag dat hij nu na veroordeling eenmalig ontvangt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der onrechtmatige daad, dan wel de dag dat [gedaagde] in gebreke is, dan wel de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

VII. [gedaagde] veroordeelt in de volledige proceskosten van deze procedure, althans een bedrag berekend op basis van het liquidatietarief, althans een bedrag dat de kantonrechter in goede justitie redelijk acht, alsmede in de buitengerechtelijke kosten te begroten volgens de staffel BIK en te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, bij gebreke waarvan voornoemde kosten met de wettelijke rente dienen te worden verhoogd.

3.2.

[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt – voor zover relevant – in het navolgende ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing