Home

Rechtbank Overijssel, 24-01-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:336, 9819548 \ CV EXPL 22-1353

Rechtbank Overijssel, 24-01-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:336, 9819548 \ CV EXPL 22-1353

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
24 januari 2023
Datum publicatie
1 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2023:336
Zaaknummer
9819548 \ CV EXPL 22-1353

Inhoudsindicatie

Bedrijfsarts in opleiding moet aanzienlijk deel van studiekosten aan werkgever terugbetalen. Geen verplichte scholing in de zin van artikel 7:611a lid 2 BW. Kosten van supervisie deels afgewezen, omdat studiekostenbeding op dit punt onvoldoende duidelijk was.

Uitspraak

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 9819548 \ CV EXPL 22-1353

Vonnis van 24 januari 2023

in de zaak van

ARGON GROEP B.V.,

te Arnhem,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: Argon,

gemachtigde: mr. M. Woltman,

tegen

[X] ,

te [woonplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [X] ,

gemachtigde: mr. D.P.J. Sarican-van Hees.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 5 juli 2022 en de daarin genoemde processtukken;

- de conclusie van antwoord in reconventie;

- de aanvullende productie 24 van Argon;
- de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022 en de op die zitting voorgedragen pleitnota van Argon.

1.2.

Hierna is de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen, die tot niets hebben geleid. Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De zaak in het kort

2.1.

In deze zaak wordt nakoming gevorderd van een studiekostenbeding op grond waarvan een werknemer bij voortijdige beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst de kosten van een door hem gevolgde opleiding aan zijn werkgever dient terug te betalen.

2.2.

De kantonrechter zal hierna tot het oordeel komen dat de werknemer inderdaad een aanzienlijk deel van de kosten van de opleiding aan de werkgever dient terug te betalen.

3 De feiten

3.1.

Argon is een gecertificeerde arbodienst.

3.2.

[X] is per 1 februari 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij Argon in dienst getreden in de functie van ANIOS (arts niet in opleiding tot specialist). In de betreffende arbeidsovereenkomst was een studiekostenbeding opgenomen (hierna te noemen: het studiekostenbeding), dat – voor zover van belang – als volgt luidt:

Artikel 16 Opleiding tot Bedrijfsarts/studiekostenbeding

16.1

Werknemer verbindt zich ertoe de opleiding tot geregistreerd Bedrijfsarts te volgen, welke nodig is voor de uitoefening van zijn functie. Met betrekking tot het volgen van deze opleiding is het volgende overeengekomen:

(…)

b. De startdatum van de opleiding is in onderling overleg bepaald op 1 september 2020, (…).
c. Het volgen van de opleiding is noodzakelijk om de functie te kunnen uitoefenen;

d. De kosten van de opleiding bedragen € 47.000,00 exclusief btw, inclusief de kosten voor boeken, studiemateriaal en examengelden. Het hiervoor genoemd bedrag aan studiekosten wordt verhoogd in geval Werknemer gebruikmaakt van de faciliteiten om binnen werktijd uren te besteden aan de opleiding (artikel 16.2). Daarnaast worden de opleidingskosten vermeerderd met de kosten van supervisie en intervisie die Werkgever daadwerkelijk maakt. De exacte (totale) opleidingskosten zijn bij het aangaan van deze arbeidsovereenkomst daardoor nog niet bekend. Werkgever zal Werknemer op diens verzoek steeds een overzicht van de totale opleidingskosten op dat moment verstrekken.

(…)

16.2

De opleiding vindt deels plaats binnen werktijd. Werknemer krijgt de mogelijkheid van Werkgever om maximaal acht (8) uur per week onder werktijd te besteden aan zijn opleiding tot Bedrijfsarts. Indien Werknemer besluit om gebruik te maken van deze optie, dan worden de uren die Werknemer aan de opleiding besteedt aangemerkt als kosten die Werkgever maakt voor de opleiding. Dit heeft tot gevolg dat de totale opleidingskosten hiermee worden verhoogd (totaal aantal uren vermenigvuldigd met het bruto uurloon van Werknemer) en dat Werkgever deze kosten meeneemt in de verrekening van opleidingskosten bij beëindiging van het dienstverband.

Daarnaast maken de kosten van supervisie en intervisie die Werkgever daadwerkelijk maakt onderdeel uit van de (totale) studiekosten. Ook deze kosten worden meegenomen in de verrekening van opleidingskosten bij beëindiging van het dienstverband.

16.3

Werknemer en Werkgever komen overeen dat Werkgever de kosten van de externe opleidingen inclusief btw rechtstreeks betaalt aan de opleidingsinstelling. Werknemer ontvangt (een) kopie(ën) van de desbetreffende factu(u)r(en).

(…)

Beëindiging dienstverband

(…)

16.9

Onder beëindiging van het dienstverband wordt in dit verband verstaan:

 Opzegging van de arbeidsovereenkomst door Werknemer;

(…)

16.10

Werknemer verbindt zich om de door Werkgever gemaakte totale opleidingskosten terug te betalen, indien:

 Het dienstverband wordt beëindigd voordat de opleiding met goed gevolg is afgerond; of:

(…)

16.11

De terugbetaling van de totale opleidingskosten verloopt volgens de volgende modaliteiten:

 100% bij beëindiging van het dienstverband vóór het afronden of binnen één (1) jaar na het afronden van de opleiding;

 75% bij beëindiging van het dienstverband binnen twee (2) jaar na het afronden van de opleiding;

 50% bij beëindiging van het dienstverband binnen drie (3) jaar na het afronden van de opleiding;

 25% bij beëindiging van het dienstverband binnen vier (4) jaar na het afronden van de opleiding.

(…)

16.12

De terugbetalingsverplichting als bedoeld in artikel 19.10 vangt direct na beëindiging van het dienstverband aan en zal voor zover mogelijk geschieden door middel van verrekening met het nog niet betaalde loon, vakantiebijslag en/of andere (bijzondere) beloningen. (…)

3.3.

Per 1 september 2020 zijn partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan, op grond waarvan [X] als AIOS (arts in opleiding tot specialist) bij Argon aan het werk is gegaan voor 32 uur per week en is gestart met de in het studiekostenbeding – dat ook in deze arbeidsovereenkomst was opgenomen – genoemde opleiding tot geregistreerd bedrijfsarts (hierna te noemen: de opleiding). In de betreffende arbeidsovereenkomst staat een maandsalaris van € 5.275,00 bruto vermeld, bij een volledige betrekking.

3.4.

[X] heeft ervoor gekozen 8 uur per week in werktijd aan de opleiding te besteden.

3.5.

Omdat [X] na een jaar opleiding nog nergens voor bekwaam was verklaard, is zijn eerste opleidingsjaar verlengd.

3.6.

Per e-mail van 12 december 2021 heeft [X] Argon om een overzicht van de tot dan toe gemaakte studiekosten gevraagd. Argon heeft hem naar aanleiding hiervan bericht dat het nogal wat werk is om dat overzicht te maken en dat zal worden bekeken hoe tussentijds inzicht in de kosten kan worden gegeven.

3.7.

[X] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Argon vóór afronding van de opleiding, namelijk bij brief van 30 december 2021 per 1 februari 2022 opgezegd, waarna hij in dienst is getreden bij een andere arbodienst. In zijn opzeggingsbrief heeft [X] Argon nogmaals om een overzicht van de te betalen opleidingskosten verzocht.

3.8.

In een gesprek op 7 januari 2022 heeft [X] Argon om een week bedenktijd gevraagd om na te gaan of hij de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst wilde handhaven en heeft Argon kenbaar gemaakt dat de terug te betalen opleidingskosten fors/niet gering zijn. [X] is vervolgens niet op zijn opzegging teruggekomen.

3.9.

Argon heeft [X] op 17 januari 2022 een factuur gestuurd voor de terugbetaling van de gemaakte studiekosten ter hoogte van € 76.969,44. [X] is niet tot betaling van die factuur overgegaan.

3.10.

Argon heeft [X] hierna meerdere keren tot terugbetaling van de studiekosten aangeschreven. Daarbij heeft zij hem als alternatief onder meer het voorstel gedaan om weer bij haar in dienst te treden.

3.11.

In februari 2022 heeft Argon van het opleidingsinstituut waar [X] de opleiding volgde een creditnota van € 1.020,83 ontvangen vanwege te veel betaalde opleidingskosten.

3.12.

Argon heeft bij de afwikkeling van het dienstverband van [X] een bedrag van € 2.982,29 netto aan studiekosten verrekend met hetgeen zij nog aan [X] verschuldigd was, waarna zij een bedrag van € 1.461,00 netto aan hem heeft uitbetaald.

3.13.

In maart 2022 heeft Argon ten laste van [X] conservatoir beslag laten leggen.

4 Het geschil

5 De beoordeling

6 De Beslissing