Rechtbank Overijssel, 10-07-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:4638, ZWO 23/1128 en ZWO 24/2508
Rechtbank Overijssel, 10-07-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:4638, ZWO 23/1128 en ZWO 24/2508
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 10 juli 2025
- Datum publicatie
- 11 juli 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2025:4638
- Zaaknummer
- ZWO 23/1128 en ZWO 24/2508
Inhoudsindicatie
De rechtbank verklaart het beroep van de journalisten tegen het intrekkingsbesluit gegrond.
Door de journalisten was op grond van de Woo verzocht om openbaarmaking van bedrijfsgegevens van meerdere jaren van alle veehouderij in Nederland.
Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister om op grond van de Woo de gevraagde bedrijfsgegevens van veehouderijen openbaar te maken. Voordat hierover een oordeel wordt gegeven, komt eerst de vraag aan de orde of de minister tijdens de beroepsprocedure het besluit op het bezwaar van eiser nog mocht intrekken om opnieuw een zienswijzeprocedure te starten.
Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1128 en ZWO 24/2508
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen
Verzoeker 1,
hierna: eiser,
en
de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
hierna: de minister,
(gemachtigden: mr. J. van Essen en mr. P.J. Kooiman).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] (gemachtigde: [gemachtigde 1]) en [derde belanghebbende 3] (gemachtigde: [gemachtigde 2]),
hierna: de journalisten.
1 Samenvatting
Door de journalisten is op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo)
verzocht om openbaarmaking van bedrijfsgegevens uit de jaren 2010, 2015, 2020, 2021 en 2022 van alle veehouderijen in Nederland. De journalisten willen daarmee berekenen hoe effectief het stikstofbeleid is dat door het kabinet wordt gevoerd.
Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister om op grond van de Woo de gevraagde bedrijfsgegevens van veehouderijen openbaar te maken. Voordat hierover een oordeel wordt gegeven, komt eerst de vraag aan de orde of de minister tijdens de beroepsprocedure het besluit op het bezwaar van eiser nog mocht intrekken om opnieuw een zienswijzeprocedure te starten.
De bedrijfsgegevens waar het om gaat, moeten worden aangemerkt als emissiegegevens. Emissiegegevens nemen een bijzondere positie in binnen de Woo. Het openbaar maken van deze gegevens kan namelijk – kort gezegd – op grond van de Woo niet worden geweigerd. Ze móeten dus openbaar worden gemaakt. Dit is ook de motivering die de minister daarover heeft gegeven in haar besluit en op zitting. De minister is op juiste gronden tot de conclusie gekomen dat de gevraagde gegevens openbaar moeten worden gemaakt.
De minister heeft misbruik gemaakt van haar bevoegdheden door de beslissing op bezwaar – in het geval van eiser – kort na de zitting alsnog in te trekken. Omdat het hier gaat om emissiegegevens, zal een nieuwe zienswijzeprocedure niet tot een andere uitkomst leiden. Het intrekken van de beslissing op bezwaar om opnieuw de zienswijzeprocedure te doorlopen oordeelt de rechtbank dan ook in strijd met het doel en de strekking van de Woo, specifiek artikel 5.1, zevende lid. Het handelen van de minister dient geen rechtens te respecteren doel.
Omdat het besluit tot intrekking van het besluit op bezwaar door de rechtbank wordt vernietigd, is die beslissing op bezwaar gaan herleven. De in dat verband door eiser aangevoerde gronden kunnen niet slagen. Eiser krijgt daarom geen gelijk. Omdat hij geen gelijk krijgt, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst zij dat verzoek af.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
2 Procesverloop
Met de besluiten van 4 mei 2023 (kenmerken: Woo/2022/192, Woo, /2022/194, Woo, /2023/022) heeft de minister op grond van de Woo) heeft de minister op grond van de besloten over te gaan tot openbaarmaking van de door de journalisten gevraagde bedrijfsinformatie.
Eiser heeft tegen de besluiten Woo/2022/192 en Woo en /2022/194 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Gelet op het verband tussen de informatie waar het hier om gaat en de naam van eiser, heeft de rechtbank eiser anoniem deel laten nemen aan de procedures.
Met het besluit van 15 februari 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij haar eerdere besluiten gebleven.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek hangende het beroep bij de bestuursrechter.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van de minister en de journalisten en hun gemachtigden. Eiser is niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank heeft op 13 januari 2025 het onderzoek heropend, omdat de minister op de zitting van een met deze procedure samenhangende zaak te kennen heeft gegeven dat zij heeft besloten de beslissing van 15 februari 2024 in te trekken. Op 12 februari 2025 is het besluit tot intrekking van de beslissing op bezwaar bekendgemaakt.
De rechtbank heeft partijen naderhand in de gelegenheid gesteld schriftelijk standpunten uit te wisselen. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Omdat geen van de partijen, nadat zij daarop zijn gewezen, heeft aangegeven dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 2 juni 2025 gesloten.
3 Feiten en omstandigheden
Woo-verzoeken
De minister heeft op 6 december 2022, 12 december 2022 en 26 januari 2023 in totaal drie verzoeken van journalisten ontvangen waarin op grond van de Woo gevraagd is om openbaarmaking van informatie.
De minister heeft de verzoeken aangemerkt als: Woo/2022/192, Woo, /2022/194 en Woo en /2023/022.
In deze verzoeken wordt om de volgende informatie verzocht:
Verzoek van 2 december 2022 (Woo/2022/192):
De openbaarmaking van de Gecombineerde Opgaven (GO) van alle agrarische ondernemingen in Nederland op 1 april 2010, 2015, 2020, 2021 en 2022 met per opgave de volgende gegevens:
- -
-
UBN-nummers;
- -
-
KVK-nummers;
- -
-
Adressen;
- -
-
Het aantal geregistreerde landbouwhuisdieren;
- -
-
Het staltype waarin de dieren worden gehouden;
- -
-
Of deze onderneming actief, gestopt of tijdelijk niet actief is.
Verzoek van 5 december 2022 (Woo/2022/194):
De openbaarmaking van informatie uit de Basiskaart Agrarische Bedrijfssituatie (BAB) van 2021.
Verzoek van 26 januari 2023 (Woo/2023/022):
De openbaarmaking van een overzicht van alle agrarische ondernemingen in de provincie Gelderland waar rundvee, varkens, kippen, geiten en/of schapen gehouden worden, voor de jaren 2020, 2021, 2022, met deze gegevens:
- -
-
Van elk UBN het aantal geregistreerde dieren (rundvee, geiten en/of schapen) op de eerste dag van iedere maand. Dit hoeft alleen als het totaal aantal dieren 50 of meer is;
- -
-
De diercategorieën rundvee, varkens, kippen, geiten en/of schapen per UBN uitgesplitst volgens de RAV-codering;
- -
-
De postcode en het huisnummer die bij het UBN horen.
De minister heeft vervolgens ten aanzien van alle verzoeken besloten dat zij de gevraagde informatie openbaar wil maken.
Om derde-belanghebbenden de mogelijkheid te bieden daartegen een zienswijze in te dienen, heeft de minister op 14 februari 2023 voor alle verzoeken dit voornemen tot openbaarmaking van de informatie in de Staatscourant gepubliceerd. Ook heeft de minister verschillende agrarische belangenorganisaties op de hoogte gebracht van haar voornemen.
De minister heeft – zo is op zitting gebleken – circa 3000 zienswijzen ontvangen. De inhoud van de zienswijzen heeft de minister bij haar besluitvorming betrokken, maar dat heeft de minister niet tot een ander besluit geleid.
De minister heeft op 4 mei 2023 in drie afzonderlijke besluiten besloten de gevraagde informatie openbaar te maken. Bij de beslissing op het verzoek Woo/2022/192 is daarbij door de minister bepaald de KVK-nummers van de betreffende bedrijven van openbaarmaking uit te zonderen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen openbaarmaking van in twee van de drie verzoeken gevraagde gegevens: Woo/2022/192 en Woo en /2022/194.
In de beslissing op bezwaar van 15 februari 2024 heeft de minister de bezwaargrond van eiser aangemerkt als een beroep op de uitzonderingsgrond die is geregeld in artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo. De minister ziet geen aanleiding om eiser daarin te volgen, omdat – kort gezegd – sprake is van emissiegegevens en op grond van artikel 5.1, zevende lid, van de Woo openbaarmaking van dergelijke informatie niet kan worden geweigerd.
Eiser is het hiermee niet eens.
Intrekkingsbesluit
Op 13 januari 2025 heeft de minister besloten om de beslissing op bezwaar van eiser van 15 februari 2024 in te trekken. Met de brief van 12 februari 2025 heeft zij het besluit tot intrekking bekend gemaakt.
Aanleiding voor het intrekken van het besluit op bezwaar is de gevolgde zienswijzeprocedure geweest. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft de minister naar voren gebracht dat zij recentelijk anders is gaan denken over de wijze waarop deze moet worden ingericht. Zij is vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet langer van mening dat volstaan kan worden met – zoals in deze zaak is gedaan – een publicatie in de Staatscourant en het op de hoogte brengen van enkele belangenorganisaties. Er dient meer te gebeuren om een grote(re) groep derde-belanghebbenden van een voornemen tot openbaarmaking van informatie op de hoogte te stellen en de gelegenheid te bieden hun zienswijze daarover in te dienen. Op zitting heeft de minister aangegeven dat de wijze waarop dit dient te gebeuren nog moet worden uitgedacht. Een mogelijk ongegrond beroep en afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening, zou tot gevolg hebben dat de informatie openbaar moet worden gemaakt. Dit vindt de minister – zo is door haar op zitting verklaard – onder de gegeven omstandigheden niet wenselijk. Het intrekken van het besluit op bezwaar biedt haar de mogelijkheid eventuele procedurele fouten te herstellen.