Home

Rechtbank Overijssel, 10-07-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:4639, ZWO 24/2510, 24/2700, 24/2516, 24/2697, 24/2513, 24/2511, 24/2539 en 24/3538 (beroep) ZWO 23/1159, 23/1263, 23/1302, 23/1304, 23/1321, 23/1350, 23/1359 en 24/3540

Rechtbank Overijssel, 10-07-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:4639, ZWO 24/2510, 24/2700, 24/2516, 24/2697, 24/2513, 24/2511, 24/2539 en 24/3538 (beroep) ZWO 23/1159, 23/1263, 23/1302, 23/1304, 23/1321, 23/1350, 23/1359 en 24/3540

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
10 juli 2025
Datum publicatie
11 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2025:4639
Zaaknummer
ZWO 24/2510, 24/2700, 24/2516, 24/2697, 24/2513, 24/2511, 24/2539 en 24/3538 (beroep) ZWO 23/1159, 23/1263, 23/1302, 23/1304, 23/1321, 23/1350, 23/1359 en 24/3540

Inhoudsindicatie

De rechtbank verklaart het beroep van de journalisten tegen de intrekkingsbesluiten gegrond en de beroepen van eisers tegen de besluiten ongegrond.

Door de journalisten was op grond van de Woo verzocht om openbaarmaking van bedrijfsgegevens van meerdere jaren van alle veehouderij in Nederland.

Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister om op grond van de Woo de gevraagde bedrijfsgegevens van veehouderijen openbaar te maken. Voordat hierover een oordeel wordt gegeven, komt eerst de vraag aan de orde of de minister tijdens de beroepsprocedure de beslissingen op het bezwaar van eisers nog mocht intrekken om opnieuw een zienswijzeprocedure te starten.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummers:

ZWO 24/2510, 24/2700, 24/2516, 24/2697, 24/2513, 24/2511, 24/2539 en 24/3538 (beroep)

ZWO 23/1159, 23/1263, 23/1302, 23/1304, 23/1321, 23/1350, 23/1359 en 24/3540 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaken tussen

Eiser 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16 en Farmers Defence Force,

hierna: eisers,

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),

en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

hierna: de minister,

(gemachtigden: mr. J. van Essen en mr. P.J. Kooiman).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde belanghebbende 1] en [derde belanghebbende 2] (gemachtigde: [gemachtigde 2]) en [derde belanghebbende 3] (gemachtigde: [gemachtigde 3]), en [derde belanghebbende 4],

hierna: de journalisten.

1 Samenvatting

1.1.

Door de journalisten is op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) verzocht om openbaarmaking van bedrijfsgegevens uit de jaren 2010, 2015, 2020, 2021 en 2022 van alle veehouderijen in Nederland. De journalisten willen daarmee berekenen hoe effectief het stikstofbeleid is dat door het kabinet wordt gevoerd.

1.2.

Deze uitspraak gaat over het besluit van de minister om op grond van de Woo de gevraagde bedrijfsgegevens van veehouderijen openbaar te maken. Voordat hierover een oordeel wordt gegeven, komt eerst de vraag aan de orde of de minister tijdens de beroepsprocedure de beslissingen op het bezwaar van eisers nog mocht intrekken om opnieuw een zienswijzeprocedure te starten.

1.3.

De bedrijfsgegevens waar het om gaat, moeten worden aangemerkt als emissiegegevens. Emissiegegevens nemen een bijzondere positie in binnen de Woo. Het openbaar maken van deze gegevens kan namelijk – kort gezegd – op grond van de Woo niet worden geweigerd. Ze móeten dus openbaar worden gemaakt. Dit is ook de motivering die de minister daarover heeft gegeven in haar besluiten en op zitting. De minister is op juiste gronden tot de conclusie gekomen dat de gevraagde gegevens openbaar moeten worden gemaakt.

1.4.

De minister heeft misbruik gemaakt van haar bevoegdheden door de beslissingen op bezwaar tijdens de zitting alsnog in te trekken. Omdat het hier gaat om emissiegegevens zal een nieuwe zienswijzeprocedure niet tot een andere uitkomst leiden. Het intrekken van de beslissingen op bezwaar om opnieuw de zienswijzeprocedure te doorlopen oordeelt de rechtbank dan ook in strijd met het doel en de strekking van de Woo, specifiek artikel 5.1, zevende lid. Het handelen van de minister dient geen rechtens te respecteren doel.

1.5.

Omdat de besluiten tot intrekking van de besluiten op het bezwaar door de rechtbank worden vernietigd, zijn die beslissingen op bezwaar gaan herleven. De in dat verband aangevoerde beroepsgronden van eisers kunnen niet slagen. Eisers krijgen daarom geen gelijk. Omdat zij geen gelijk krijgen, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst zij die verzoeken af.

1.6.

Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

2 Procesverloop

2.1.

Met de besluiten van 4 mei 2023 (kenmerken: Woo/2022/192, Woo, /2022/194, Woo, /2023/022) heeft de minister op grond van de Woo) heeft de minister op grond van de besloten over te gaan tot openbaarmaking van de door de journalisten gevraagde bedrijfsinformatie.

2.2.

Eisers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.3.

Gelet op het verband tussen de informatie waar het hier om gaat en de namen van enkele eisers, heeft de rechtbank deze eisers anoniem deel laten nemen aan de procedures.

2.4.

Met de besluiten op bezwaar van 15 februari 2024, 14 maart 2024 en 29 maart 2024 is de minister bij haar eerdere besluiten gebleven.

2.5.

Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn de verzoeken om voorlopige voorziening gelijkgesteld met verzoeken hangende het beroep bij de bestuursrechter.

2.6.

De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van de minister, [derde belanghebbende 4] en [derde belanghebbende 1], [derde belanghebbende 2] en [derde belanghebbende 3] en hun gemachtigden.

2.7.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. De rechtbank heeft op 13 januari 2025 het onderzoek heropend, omdat de minister tijdens de behandeling van een samenhangende zaak te kennen heeft gegeven dat zij heeft besloten de beslissingen op bezwaar van 15 februari 2024, 14 maart 2024 en 29 maart 2024 in te trekken. Op 12 februari 2025 zijn deze intrekkingsbesluiten bekendgemaakt.

2.8.

De rechtbank heeft partijen naderhand in de gelegenheid gesteld schriftelijk standpunten uit te wisselen.

2.9.

De rechtbank heeft geen reden gezien de gemachtigden van de minister op de voet van artikel 8:25 Awb te weigeren zoals verzocht door eisers.

2.10.

Omdat geen van de partijen, nadat zij daarop zijn gewezen, heeft aangegeven dat zij mondeling op een zitting willen worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 2 juni 2025 gesloten.

2.11.

De rechtbank beslist vandaag in aparte uitspraken ook op de verzoeken om voorlopige voorziening en beroepen van verzoeker 11 en NMV2. Daarin staan dezelfde besluiten van de minister centraal.

3 Feiten en omstandigheden

3.1.

Woo-verzoeken

3.1.1.

De minister heeft op 6 december 2022, 12 december 2022 en 26 januari 2023 in totaal drie verzoeken van journalisten ontvangen waarin op grond van de Woo gevraagd is om openbaarmaking van informatie.

3.1.2.

De minister heeft de verzoeken aangemerkt als: Woo/2022/192, Woo, /2022/194 en Woo en /2023/022.

3.1.3.

In deze verzoeken wordt om de volgende informatie verzocht:

Verzoek van 2 december 2022 (Woo/2022/192):

De openbaarmaking van de Gecombineerde Opgaven (GO) van alle agrarische ondernemingen in Nederland op 1 april 2010, 2015, 2020, 2021 en 2022 met per opgave de volgende gegevens:

-

UBN-nummers;

-

KVK-nummers;

-

Adressen;

-

Het aantal geregistreerde landbouwhuisdieren;

-

Het staltype waarin de dieren worden gehouden;

-

Of deze onderneming actief, gestopt of tijdelijk niet actief is.

Verzoek van 5 december 2022 (Woo/2022/194):

De openbaarmaking van informatie uit de Basiskaart Agrarische Bedrijfssituatie (BAB) van 2021.

Verzoek van 26 januari 2023 (Woo/2023/022):

De openbaarmaking van een overzicht van alle agrarische ondernemingen in de provincie Gelderland waar rundvee, varkens, kippen, geiten en/of schapen gehouden worden, voor de jaren 2020, 2021, 2022, met deze gegevens:

-

Van elk UBN het aantal geregistreerde dieren (rundvee, geiten en/of schapen) op de eerste dag van iedere maand. Dit hoeft alleen als het totaal aantal dieren 50 of meer is;

-

De diercategorieën rundvee, varkens, kippen, geiten en/of schapen per UBN uitgesplitst volgens de RAV-codering;

-

De postcode en het huisnummer die bij het UBN horen.

3.1.4.

De minister heeft vervolgens ten aanzien van alle verzoeken besloten dat zij de gevraagde informatie openbaar wil maken.

3.1.5.

Om derde-belanghebbenden de mogelijkheid te bieden daartegen een zienswijze in te dienen, heeft de minister op 14 februari 2023 voor alle verzoeken dit voornemen tot openbaarmaking van de informatie in de Staatscourant gepubliceerd. Ook heeft de minister verschillende agrarische belangenorganisaties op de hoogte gebracht van haar voornemen.

3.1.6.

De minister heeft – zo is op zitting gebleken – circa 3000 zienswijzen ontvangen. De inhoud van de zienswijzen heeft de minister bij haar besluitvorming betrokken, maar dat heeft de minister niet tot andere besluiten geleid.

3.1.7.

De minister heeft op 4 mei 2023 in drie afzonderlijke besluiten besloten de gevraagde informatie openbaar te maken. Bij de beslissing op het verzoek Woo/2022/192 is daarbij door de minister bepaald de KVK-nummers van de betreffende bedrijven van openbaarmaking uit te zonderen.

3.1.8.

Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

3.1.9.

Met de besluiten van 15 februari 2024, 14 maart 2024 en 29 maart 2024 heeft de minister:

-

de bezwaren van alle eisers gericht tegen de besluiten Woo/2022/192 en Woo en /2022/194 kennelijk ongegrond verklaard;

-

de bezwaren van eiser 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 gericht tegen het besluit Woo/2023/022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard;

-

de bezwaren van eiser 16 en Farmers Defence Force gericht tegen het besluit Woo/2023/022 kennelijk ongegrond verklaard.

De minister heeft in de beslissingen op bezwaar – samengevat – de bezwaren van eisers 2, 3, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 gericht tegen het besluit Woo 2023/022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat dat besluit enkel betrekking heeft op veehouderijen in de provincie Gelderland. Verder heeft zij eisers niet gevolgd in hun standpunt dat de besluiten onbevoegd zijn genomen. Ook vindt zij niet dat sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM3 en artikel 10, eerste lid, van de Grondwet. Daarnaast kunnen de beroepen op de uitzonderingsgronden genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder c en tweede lid, onder f en h van de Woo en artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo volgens de minister niet slagen, gelet op artikel 5.1, zevende lid, van de Woo.

3.2.

Intrekkingsbesluiten

3.2.1.

Op 13 januari 2025 heeft de minister besloten om de beslissingen op bezwaar van eisers van 15 februari 2024, 14 maart 2024 en 29 maart 2024 in te trekken. Met de brieven van 12 februari 2025 heeft zij de intrekkingsbesluiten bekend gemaakt.

3.2.2.

Aanleiding voor de intrekkingsbesluiten is de gevolgde zienswijzeprocedure geweest. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft de minister naar voren gebracht dat zij recentelijk anders is gaan denken over de wijze waarop deze moet worden ingericht. Zij is vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet langer van mening dat volstaan kan worden met – zoals in deze zaak is gedaan – een publicatie in de Staatscourant en het op de hoogte brengen van enkele belangenorganisaties. Er dient meer te gebeuren om een grote(re) groep derde-belanghebbenden van een voornemen tot openbaarmaking van informatie op de hoogte te stellen en de gelegenheid te bieden hun zienswijze daarover in te dienen. Op zitting heeft de minister aangegeven dat de wijze waarop dit dient te gebeuren nog moet worden uitgedacht. Een mogelijk ongegrond beroep en afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening zou tot gevolg hebben dat de informatie openbaar moet worden gemaakt. Dit vindt de minister – zo is door haar op zitting verklaard – onder de gegeven omstandigheden niet wenselijk. Het intrekken van de besluiten op bezwaar biedt haar de mogelijkheid eventuele procedurele fouten te herstellen.

4 Beoordeling door de rechtbank

5 Conclusie en gevolgen