Rechtbank Overijssel, 25-03-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6189, 11439610 \ EJ VERZ 24-444
Rechtbank Overijssel, 25-03-2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6189, 11439610 \ EJ VERZ 24-444
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 25 maart 2025
- Datum publicatie
- 23 oktober 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2025:6189
- Zaaknummer
- 11439610 \ EJ VERZ 24-444
Inhoudsindicatie
Arbeidsconflict na slapend dienstverband. Opzegging door werkgever wordt in stand gelaten. Werkgever is een billijke vergoeding van € 3.000 verschuldigd, vanwege schending van re-integratieverplichting in de periode 2020-2023.
Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11439610 \ EJ VERZ 24-444
Beschikking van 25 maart 2025
in de zaak van
[partij A] ,
te [woonplaats 1],
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. L.H. Haarsma,
tegen
CONNEXXION TAXI SERVICES B.V.,
te IJsselmuiden,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Connexxion,
gemachtigde: mr. W.M. Hes.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, en als de opzegging niet wordt vernietigd, om vaststelling van een billijke vergoeding. De kantonrechter wijst het verzoek tot vernietiging van de opzegging af, omdat de opzegging (rechts)geldig is, en wijst een bedrag van € 3.000,- als billijke vergoeding toe. In het tegenverzoek verzoekt Connexxion om [partij A] te veroordelen in daadwerkelijke door Connexxion gemaakte proceskosten. Het tegenverzoek wordt afgewezen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 23 producties
- het verweerschrift met 5 producties, met een tegenverzoek
- de mondelinge behandeling van 19 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2 De feiten
[partij A], geboren [geboortedatum] 1971, ontvangt sinds 9 november 2004 een WAO-uitkering, in verband met een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Hij is op 6 december 2007 in dienst getreden bij Connexxion in de functie van taxichauffeur leerlingenvervoer, tegen een loon van € 490,08 bruto per maand.
Op 4 december 2013 is [partij A] wegens hartfalen uitgevallen. Op 24 maart 2014 is bij [partij A] een ICD geplaatst. Per 1 juli 2015 is het oordeel van de bedrijfsarts:
Sinds begin 2014 heeft betrokkene een behandeling (die niet ophoudt of ongedaan gemaakt wordt), die maakt, dat hij blijvend rijongeschikt is, in principe voor alle rijden. Daarbij heeft hij zodanige beperkingen qua energie, dat er geen belastbaarheid met arbeid is. Recent had ik opnieuw contact met hem en de ernst van de aandoening is eerder toegenomen dan afgenomen en daarmee ook de ernst van de beperkingen. Ik verwacht geen zodanige afname van de beperkingen meer, dat er nog een belastbaarheid voor structurele arbeid zal ontstaan.
Re-integratie in spoor 1 of spoor 2 is niet ingezet, gelet op de afwezigheid van belastbaarheid arbeid. Na het einde van de wachttijd van 104 weken heeft Connexxion met ingang van 2 december 2015 de loonbetaling gestaakt. Het UWV heeft geen aanleiding gezien om een loonsanctie op te leggen.
[partij A] heeft op 29 februari 2016 het UWV verzocht zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen. De bedrijfsarts van het UWV rapporteert op 9 juni 2016:
Belanghebbende was reeds bekend met beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Verder bestaan er nu aanmerkelijke beperkingen ten aanzien van het fysieke functioneren. Tenslotte geldt een arbeidsduurbeperking met een maximum van 5 x 4 uur per week. Daarbij dienen nachtdiensten te worden uitgesloten. [...] Belanghebbende was per 2-12-15 en is per datum onderzoek belastbaar te achten met arbeid conform hetgeen is vastgelegd in de functionele mogelijkheden lijst van heden.
Connexxion is destijds niet, maar eerst naar aanleiding van een op 26 april 2024 uitgebrachte dagvaarding, op de hoogte geraakt van dit oordeel van de bedrijfsarts van het UWV.
Naar aanleiding van de ‘Xella-beschikking’1 heeft Connexxion al haar werknemers met een slapend dienstverband (ongeveer 100, waaronder [partij A]) uitgenodigd een verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te doen onder toekenning van een transitievergoeding. [partij A] wenste hier niet op in te gaan. Bij brief van 5 maart 2020 heeft hij via zijn advocaat aan Connexxion laten weten te willen re-integreren bij Connexxion.
Connexxion heeft bij e-mail van 2 april 2020 dit verzoek afgewezen en daarbij aangegeven dat zij, gelet op de WAO-status van [partij A], na de wachttijd niet (meer) verantwoordelijk zijn voor zijn re-integratie.
Partijen correspondeerden vervolgens enige tijd, waarbij [partij A] wisselend aangeeft te willen re-integreren en de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Connexxion heeft haar standpunt gehandhaafd dat geen aanleiding bestaat uitvoering te geven aan de re-integratie van hem. Zij hebben geen overeenstemming bereikt over een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Op 1 maart 2023 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. [partij A] herhaalde zijn wens te willen re-integreren heeft daarbij aangegeven dat hij ten hoogste een uur per dag zou kunnen werken, dat hij heel voorzichtig moet zijn met stress en spanning en dat hij ‘zeg maar’ een tikkende tijdbom is. Naar aanleiding van dit gesprek is [partij A] uitgenodigd op 30 maart 2023 te verschijnen bij de bedrijfsarts van Connexxion. Vanwege ziekte is hij niet verschenen.
Partijen hebben vervolgens weer gecorrespondeerd over een vaststellingsovereenkomst en over re-integratie bij Connexxion, zonder overeenstemming te bereiken.
Op 26 april 2024 heeft [partij A] vervolgens een dagvaarding laten uitbrengen waarin hij primair wedertoelating tot het werk vordert en subsidiair vordert dat Connexxion wordt veroordeeld tot (i) het aanvragen van toestemming voor opzegging aan het UWV en vervolgens (ii) het opzeggen van de arbeidsovereenkomst.
Bij e-mail van 22 mei 2024 heeft Connexxion aangegeven dat voor zowel voor het verkrijgen van een ontslagvergunning als re-integratie beoordeling door een bedrijfsarts diende plaats te vinden.
[partij A] is uitgenodigd om op het spreekuur van 3 juni 2024 te verschijnen. Hij is daar niet verschenen, en heeft vervolgens laten weten dat hij de gehele maand juni niet aanwezig is.
Connexxion heeft op 19 juni 2024 toestemming gevraagd aan het UWV.
[partij A] is vervolgens uitgenodigd om op het spreekuur van 1 juli 2024 om 16.00 uur te verschijnen. Ook daar is hij niet verschenen. In zijn e-mail van diezelfde dag om 13.21 geeft [partij A] geen reden van verhindering. Hij bericht dat hij niet zal verschijnen, meldt dat hij in juni 2024 geen contact heeft gehad met zijn advocaat, attendeert op de aanhangig gemaakte procedure en deelt mee dat gelet daarop geen contact – anders dan via de kantonrechter – tussen partijen of hun advocaten dient plaats te vinden.
Op 2 augustus 2024 heeft het UWV de ontslagvergunning verleend.
Op 27 augustus 2024 heeft Connexxion de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 december 2024.
3 Het verzoek en het verweer
[partij A] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
-
de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen’
-
Connexxion te veroordelen de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2024 te herstellen op straffe van verbeurte van een dwangsom;
-
de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van 1 december 2024;
subsidiair:
4. Connexxion te veroordelen tot betaling van
a. een billijke vergoeding van € 100.000,- bruto,
b. een immateriële schadevergoeding van € 50.000,-
c. in alle juridische procedures tussen partijen gemaakte juridische kosten;
primair en subsidiair:
5. Connexxion te veroordelen in de proceskosten van deze procedure.
Connexxion voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen.