Rechtbank Roermond, 15-01-2010, BK9763, AWB 09/1807
Rechtbank Roermond, 15-01-2010, BK9763, AWB 09/1807
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Roermond
- Datum uitspraak
- 15 januari 2010
- Datum publicatie
- 19 januari 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBROE:2010:BK9763
- Zaaknummer
- AWB 09/1807
Inhoudsindicatie
De voorzieningenrechter acht verweerders beleid, voor zover dat beleid de enkele aanwezigheid van een hennepkwekerij aanmerkt als een gedraging die de openbare orde rond de woning verstoort, zonder dat daadwerkelijk enige concrete verstoring van de openbare orde is veroorzaakt door de betreffende hennepkwekerij, in strijd met het bepaalde in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. In zoverre acht de rechter verweerders beleid onverbindend. Nu in de onderhavige situatie niet is gebleken van concrete verstoring van de openbare orde, ook niet in de vorm van daadwerkelijke gebleken gevaarzetting door het illegaal aftappen van stroom, was verweerder naar voorlopig oordeel van de rechter niet bevoegd een bevel tot sluiting van de woning als bedoeld in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet te geven.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09 / 1807
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[verzoeker], verzoeker en [verzoekster], verzoekster
gezamenlijk verzoekers,
gemachtigde mr. H. van der Ende,
tegen
de Burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 2 december 2009 heeft verweerder verzoekers gelast, op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, de door hen bewoonde woning op het adres [adres1] te Venlo uiterlijk 14 december 2009 om 11.00 uur voor een periode van drie maanden te sluiten. Indien verzoekers de begunstigingstermijn niet gebruiken om het bevel tot sluiting zelf ten uitvoer te brengen zal verweerder de sluiting van gemeentewege laten effectueren, op kosten van verzoekers.
1.2. Tegen dit besluit is namens verzoekers bij schrijven van 8 december 2009 een bezwaarschrift op grond van de Awb ingediend bij verweerder. Tevens hebben verzoekers zich tot de rechtbank gewend met het verzoek ter zake een voorlopige voorziening te treffen ex artikel 8:81 van de Awb.
1.3. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn in afschrift aan de gemachtigde van verzoekers gezonden.
1.4. Het verzoek is behandeld ter zitting van 8 januari 2010, waar verzoekers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.M.G. Vincken.
2. Overwegingen
2.1. In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2. De rechter ziet geen beletselen verzoekers in hun verzoeken om voorlopige voorziening te ontvangen. Ook acht de rechter de onverwijlde spoed gegeven. Daarbij is in aanmerking genomen dat verweerder de uitspraak in deze procedure afwacht.
2.3. Nu de rechter aan de zijde van verzoekers een bepaald spoedeisend belang aanwezig acht, dient de vraag te worden beantwoord of het belang van verzoekers bij de gevraagde voorziening zodanig is dat het zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij afwijzing van die voorziening.
2.3.1. Voor zover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium mee brengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
2.4. Verzoekers zijn bij brief van 24 mei 2007 door verweerder gewaarschuwd in verband met het feit dat in het door verzoekers gehuurde perceel [adres2] te Venlo een professionele hennepkwekerij was ingericht. In 2007 zijn verzoekers eigenaar en bewoner geworden van de woning [adres1] te Venlo.
2.5. Verweerder heeft op 16 november 2009 het voornemen bekendgemaakt de woning [adres1] te Venlo te sluiten. Dit voornemen heeft verweerder gebaseerd op een rapport van de politie Limburg-Noord van 19 oktober 2009. Uit dat rapport is verweerder gebleken dat op 1 oktober 2009 een illegale hennepkwekerij is aangetroffen in de schuur behorende bij het door verzoekers bewoonde pand [adres1] te Venlo. Daarbij zijn 48 hennepplanten alsmede diverse attributen voor het in stand houden van de kwekerij in beslag genomen. Volgens het politierapport werd tevens illegaal stroom afgetapt ten behoeve van de kwekerij.
2.6. Verzoekers hebben op 23 november 2009 mondeling hun zienswijze naar voren gebracht ten aanzien van het voornemen.
2.7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers gelast, op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, de woning voor de duur van drie maanden te sluiten in verband met het feit dat in de woning hennep wordt geteeld waardoor het woon- en leefklimaat in de omgeving wordt bedreigd en de openbare orde in ernstige mate wordt verstoord. Als verzoekers niet voldoen aan de last zal verweerder tot effectuering van de sluiting op kosten van verzoekers overgaan.
2.8. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het bevel tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden als volgt.
2.9. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde desgevraagd aangevoerd dat de bij de uitvoering van de sluiting bevolen ontruiming van de woning zich beperkt tot goederen die aan bederf onderhevig zijn.
2.10. Niet in geschil is dat in de schuur van de woning van verzoekers een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Dat verzoekster geen weet heeft gehad van de hennepkwekerij in verband met haar verblijf in het buitenland kan aan dat oordeel niet afdoen. De rechter heeft in dit oordeel meegewogen dat de onderhavige woning aan verzoekers gezamenlijk in eigendom toebehoort en zij beiden bewoner en gebruiker van de woning zijn.
2.11. Reeds geruime tijd past verweerder inzake drugsoverlast een stringent beleid toe, vastgelegd in de “Beleidsregels ter voorkoming en ter bestrijding van drugsoverlast”. Dit beleid is begin 2009 geactualiseerd en opnieuw vastgesteld op
31 maart 2009 en gepubliceerd op 22 april 2009. Ten aanzien van hennepteelt is in dat beleid aangegeven dat de illegale teelt van hennep vanuit woningen voor overlast, verloedering en gevaarzetting in woonwijken zorgt en dat tegen die teelt streng zal worden opgetreden. Gebruikers/bewoners en de eigenaar van de woning worden na de eerste constatering dat er sprake is van een hennepkwekerij gewaarschuwd dat het voortzetten van die gedragingen (of het onvoldoende tegengaan daarvan) zal leiden tot sluiting van het pand. Indien blijkt dat ondanks de waarschuwing de hennepteelt voortduurt, zal de woning waarin hennepteelt plaatsvindt op basis van artikel 174a van de Gemeentewet worden gesloten. Dit betekent dat bewoners dan moeten verhuizen en dat ook de eigenaar niet over zijn eigendom kan beschikken aangezien de woning wordt dichtgetimmerd. Tevens is opgenomen dat eerdere waarschuwingen ten aanzien van dezelfde persoon en eerdere waarschuwingen ten aanzien van het pand hun gelding blijven houden. Als overgangsbepaling is in het beleid opgenomen dat voor hennepkwekerijen geldt dat de waarschuwingen die in de drie jaren voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de beleidsregels opgelegd zijn, hun gelding behouden en in het nieuwe beleid ook beschouwd worden als een waarschuwing.
2.11.1. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd nog aangevoerd dat het beleid concreet betekent dat het enkele feit dat een hennepkwekerij in de woning aanwezig is voldoende is voor toepassing van artikel 174a van de Gemeentewet. Het is een feit van algemene bekendheid dat de illegale teelt van hennep zorgt voor overlast, verloedering en gevaarzetting in woonwijken. Het aanwezig zijn van een hennepkwekerij levert uit de aard der zaak gevaar en verloedering op voor de woonomgeving en maakt dientengevolge inbreuk op de openbare orde. Van concrete overlast behoeft geen sprake te zijn, aldus verweerders gemachtigde.
2.12. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder voorts bevestigd dat ten aanzien van verzoekers woning/schuur geen sprake is van concrete overlast in verband met de aanwezige hennepkwekerij.
2.13. Artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot sluiting van woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.
2.13.1. Dienaangaande overweegt de rechter dat toepassing van de in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid vereist dat er gedragingen zijn die de openbare orde verstoren.
2.13.2. In verweerders beleid als hiervoor aangehaald, wordt aangegeven dat de aanwezigheid van een hennepkwekerij voor overlast, verloedering en gevaarzetting in woonwijken zorgt en dat daartegen opgetreden zal worden op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De vraag die beantwoord moet worden is of de enkele aanwezigheid van een hennepkwekerij voldoende is om van verstoring van de openbare orde te spreken, ook als van concrete overlast niet is gebleken.
2.13.3. De rechter beantwoordt die vraag ontkennend. Immers, wanneer een hennepkwekerij gepaard gaat met overlast, verloedering en gevaarzetting in woonwijken, wordt de openbare orde daadwerkelijk verstoord. In geval dat er echter van concrete overlast, verloedering en gevaarzetting gerelateerd aan een hennepkwekerij niet is gebleken, vermag de rechter niet in te zien waaruit de verstoring van de openbare orde bestaat. Hooguit is er dan sprake van de vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde.
2.13.4. De rechter is van oordeel dat er voor de uitoefening van de bevelsbevoegdheid op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet, vereist is dat er sprake is van een situatie waarin de openbare orde daadwerkelijk wordt verstoord en wel in zodanige mate dat een sluiting van de desbetreffende woning te rechtvaardigen is. Daarbij neemt de rechter in aanmerking dat aan sanctiemaatregelen zware eisen van proportionaliteit en subsidiariteit mogen worden gesteld. Dit geldt te meer, als deze een beperking van grondrechten met zich brengen, zoals in de onderhavige zaak, die een beperking inhoudt van het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Elk besluit tot sluiting zal deugdelijk moeten worden gemotiveerd. Deze motivering zal gegrond moeten zijn op bewijsstukken waaruit duidelijk en overtuigend blijkt dat er van een verstoring van de openbare orde sprake is.
2.13.5. Met inachtneming van het voorgaande acht de rechter verweerders beleid, voor zover dat beleid de enkele aanwezigheid van een hennepkwekerij aanmerkt als een gedraging die de openbare orde rond de woning verstoort, zonder dat daadwerkelijk enige concrete verstoring van de openbare orde is veroorzaakt door de betreffende hennepkwekerij, in strijd met het bepaalde in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. In zoverre acht de rechter verweerders beleid onverbindend. Nu in de onderhavige situatie niet is gebleken van concrete verstoring van de openbare orde, ook niet in de vorm van daadwerkelijke gebleken gevaarzetting door het illegaal aftappen van stroom, was verweerder naar voorlopig oordeel van de rechter niet bevoegd een bevel tot sluiting van de woning als bedoeld in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet te geven.
2.14. In het voorgaande ziet de rechter termen tot het treffen van een voorlopige voorziening in die zin dat het besluit van 2 december 2009 wordt geschorst tot dat verweerder het besluit op het door verzoekers ingediende bezwaar op de voorgeschreven wijze aan verzoeker heeft kenbaar gemaakt.
2.15. De rechter acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in de artikelen 8:84, vierde lid en 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die verzoekers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van dit verzoek, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt\en twee punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
2.16. Beslist wordt zoals aangegeven in rubriek 3.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
bepaalt dat het besluit van 2 december 2009 wordt geschorst tot dat verweerder het besluit op het door verzoekers ingediende bezwaar op de voorgeschreven wijze aan verzoeker heeft kenbaar gemaakt;
veroordeelt verweerder in de kosten van onderhavige procedure, aan de zijde van verzoekers begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan verzoekers;
bepaalt dat verweerder aan verzoekers het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. C.M.W. Nobis in tegenwoordigheid van L.M.W. Ottenheim als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2010
w.g. L.M.W. Ottenheim,
griffier w.g. mr. C.M.W. Nobis,
voorzieningenrechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op:15 januari 2010
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.