Rechtbank Rotterdam, 28-11-2012, BY5298, 384833 / HA ZA 11-1801
Rechtbank Rotterdam, 28-11-2012, BY5298, 384833 / HA ZA 11-1801
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 28 november 2012
- Datum publicatie
- 6 december 2012
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2012:BY5298
- Zaaknummer
- 384833 / HA ZA 11-1801
Inhoudsindicatie
Internationale handelskoop. Weens Koopverdrag (CISG). Begrip 'vestiging' in art. 10 CISG en art. 19 Rome I-Vo. Non-conformiteit. Klachtplicht. Art. 39 CISG. Schadevergoeding. Gederfde winst. Art. 78 CISG.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 384833 / HA ZA 11-1801
Vonnis van 28 november 2012
in de zaak van
de vennootschap naar Italiaans recht
POWERGEN S.R.L.,
gevestigd te Chiusi della Verna (AR), Italië,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat avv. R. de Falco,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. van Gelder.
Partijen zullen hierna Powergen en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- het tussenvonnis van 25 januari 2012 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie, houdende onbevoegdheidsexceptie, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen, gehouden op 16 april 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Powergen produceert en verkoopt -onder andere- laders. Powergen heeft haar hoofdkantoor te Arezzo in Italië.
2.2. [gedaagde] levert -onder andere- laders aan haar klanten, waaronder Crepa B.V. (hierna: Crepa.
2.3. [gedaagde] heeft het eerste zakelijke contact met het hoofdkantoor van Powergen in Italië gehad, waarna zij werd verwezen naar de heer [A], zaakdoende te Epe. [gedaagde] heeft de producten van Powergen steeds besteld bij de heer [A], die offertes en andere e-mails aan [gedaagde] heeft ondertekend als “Sales Director Powergen Benelux” met het logo van Powergen. Het versturen van de orderbevestigingen en facturen alsook het produceren en leveren van de bestelde producten werd door het hoofdkantoor in Italië gedaan.
2.4. Onderaan voornoemde orderbevestigingen is bij “general sales condition” -onder meer- vermeld dat: “For any further dispute the only competent Court is the Court of Arezzo.”
2.5. Powergen heeft aan [gedaagde] producten verkocht en geleverd en zij heeft daarvoor aan [gedaagde] -onder meer- een factuur d.d. 27 januari 2011 ad € 2.888,55 en een factuur d.d. 25 februari 2011 ad € 3.784,25 verzonden. De vervaldatum van de facturen was 30 dagen na de factuurdatum. [gedaagde] heeft deze facturen, ondanks aanmaning, niet betaald.
2.6. Powergen heeft aan [gedaagde] ook een C.R. CHOPPER 96V/140A 3F lader (hierna: de Chopper Sirius lader) verkocht, die zij op 8 december 2010 aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft de lader getest en op 9 december 2010 doorgeleverd aan haar klant Crepa. Bij het eerste gebruik door Crepa ontplofte de lader. Powergen heeft de lader teruggenomen en de hiervoor gefactureerde kosten gecrediteerd, alsook de retourkosten voor haar rekening genomen.
2.7. Powergen heeft aan [gedaagde] tevens verkocht en geleverd zestien C.B. 36V/30A CEMB 3000 1F (hierna: de Cemb 36V laders). [gedaagde] heeft meerdere Cemb 36V laders van haar opdrachtgevers retour ontvangen.
3. De vordering in conventie
3.1. Powergen heeft -na wijziging van eis- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat op de relatie tussen partijen Italiaans recht van toepassing is;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 6.672,80, vermeerderd met de Italiaanse handelsrente over dit bedrag vanaf 30 dagen na de factuurdata, althans vanaf 16 mei 2011;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Powergen heeft aan haar vorderingen -samengevat- het volgende ten grondslag gelegd.
Op de koopovereenkomsten is in de eerste plaats de CISG van toepassing, en op onderwerpen die in dit verdrag niet zijn geregeld het recht van Italië, zijnde het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Powergen heeft de gefactureerde producten aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft deze facturen ontvangen en zonder protest behouden en is aldus gehouden tot betaling van de facturen.
4. Het verweer in conventie
4.1. Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering van Powergen, met veroordeling van Powergen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
4.2. [gedaagde] heeft -samengevat- ter onderbouwing van haar verweer aangevoerd dat zij er vanuit mocht gaan dat op de koopovereenkomsten Nederlands recht van toepassing is. Er is niets overeengekomen over de toepasselijkheid van de CISG of Italiaans recht en de overeenkomst is nauw verbonden met Nederland, omdat [gedaagde] de producten van Powergen in Nederland heeft afgenomen en de contacten tussen partijen in Nederland verliepen. De producten die door Powergen zijn geleverd, zijn niet allemaal deugdelijk. Vooralsnog is [gedaagde] niet bekend of de overige producten deugdelijk zijn. [gedaagde] bestrijdt de verschuldigdheid van de rente, omdat tussen partijen niets omtrent rente is overeengekomen. Aangezien [gedaagde] meer te vorderen heeft van Powergen dan andersom en Powergen in gebreke blijft met de voldoening van haar betalingsverplichtingen, heeft [gedaagde] de betalingsverplichtingen van haar zijde opgeschort en beroept zij zich voor zover nodig op verrekening van haar vordering in reconventie met het verschuldigde in conventie.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair Powergen te veroordelen tot vergoeding aan [gedaagde] van de door [gedaagde] geleden en te lijden schade, vooralsnog begroot op ten minste € 36.411,24 + P.M., te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 9 december 2010, althans 11 januari 2012, en voor zover nodig deze schade nader op te maken bij staat;
- subsidiair in goede justitie een passende voorziening te treffen;
- Powergen te veroordelen in de proceskosten met inbegrip van de nakosten en met bepaling dat bij niet voldoening van de toe te wijzen proceskosten binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
5.2. [gedaagde] heeft -samengevat- het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
Powergen is -primair- toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomsten en heeft -subsidiair- onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld door het leveren van de ondeugdelijke Chopper Sirius lader, Cemb 36V laders en negen andere laders, en is derhalve aansprakelijk voor de schade die [gedaagde] daardoor heeft geleden.
De schade bestaat uit:
ten aanzien van de Chopper Sirius lader;
€ 1.000,- aan extra arbeidsuren,
€ 52,44 aan extra vervoerskosten, en
€ 5.187,- aan kosten vanwege het onder de kostprijs verkopen van de batterijen die zij voor haar klant Crepa op voorraad had,
€ 100.000,- minimaal aan gederfde omzet/winst per jaar als gevolg van het verlies van Crepa als klant,
ten aanzien van de Cemb 36V laders;
€ 516,- aan vervangingskosten,
€ 700,- aan extra arbeidsuren, en
€ 28,50 aan extra vervoerskosten,
ten aanzien van de negen andere laders:
€ 900,- aan extra arbeidsuren,
€ 85,50 aan extra vervoerskosten,
€ 4.500,50 + € 23.441,30 terzake een onverkoopbare voorraad.
6. Het verweer in reconventie
6.1. Het verweer van Powergen strekt primair tot onbevoegdverklaring en subsidiair tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
6.2. Powergen heeft -samengevat- het volgende ter onderbouwing van haar verweer aangevoerd.
Tussen partijen geldt een jurisdictieclausule op basis waarvan de Italiaanse rechtbank te Arezzo als enig gerecht bevoegd is om kennis te nemen van geschillen over de koopovereenkomsten. De ontploffing van de Chopper Sirius lader is veroorzaakt door een verkeerde aansluiting bij de klant of door het losraken van de shunt tijdens het vervoer van [gedaagde] naar haar klant Crepa, waardoor de schade in de risicosfeer van [gedaagde] valt. Desondanks heeft Powergen uit coulance [gedaagde] de prijs voor deze producten gecrediteerd. Enig bewijs van de onverkoopbare voorraad en het verlies van een grote klant als gevolg van de ontplofte Chopper Sirius lader ontbreekt. Bovendien kan aan Powergen ingevolge artikel 74 CISG niet worden gevraagd om schade te vergoeden die zij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet kon voorzien. Wellicht is een fout gemaakt bij het etiketteren van de Cemb 36V laders. Op deze laders is ten onrechte het etiket 48V geplaatst. Powergen is bereid de kosten voor deze laders op zich te nemen. De vorderingen met betrekking tot negen andere ondeugdelijke laders missen iedere onderbouwing. Daarnaast heeft [gedaagde] eventuele klachten hierover niet binnen de redelijke termijn van artikel 39 CISG aan Powergen gemeld.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Niet in geschil is dat de rechtbank op grond van artikel 2 lid 1 Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) in verbinding met artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht heeft en bevoegd is om van de vorderingen van Powergen kennis te nemen.
7.2. Powergen heeft bij akte na verwijzing, houdende conclusie van eis met wijziging van eis, haar eis gewijzigd zoals haar in beginsel vrijstond op grond van artikel 130 Rv. Nu [gedaagde] hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt en de rechtbank de eiswijziging niet in strijd met de goede procesorde acht, zal bij de verdere beoordeling worden uitgegaan van de gewijzigde eis.
7.3. Tussen partijen is in geschil welk recht van toepassing is op de koopovereenkomsten waarop Powergen zich beroept. De vorderingen van Powergen zijn gegrond op de koopovereenkomsten tussen partijen betreffende de levering van laders, zijnde roerende zaken in de zin van artikel 1 lid 1 van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980 (hierna: CISG). Dit verdrag is op grond van artikel 1 lid 1 sub a CISG op de onderhavige koopovereenkomsten van toepassing, omdat partijen in verschillende landen zijn gevestigd die beide zijn aangesloten bij het CISG en niet is gesteld of gebleken dat in de koopovereenkomst of daarop toepasselijke voorwaarden gebruik is gemaakt van de mogelijkheid de toepasselijkheid van de CISG uit te sluiten. Artikel 25 lid 1 Rome I laat overigens de toepassing van het CISG onverlet. Voor de toepassing van de CISG wordt als vestigingsplaats van Powergen haar hoofdkantoor te Arezzo in Italië aangemerkt. Op grond van artikel 10 sub a CISG moet als de plaats van vestiging, indien een partij meer dan één vestiging heeft, die plaats worden aangemerkt welke het nauwst is betrokken bij de overeenkomst en de uitvoering hiervan, gelet op de op enig tijdstip vóór, of bij het sluiten van de overeenkomst aan partijen bekende of door hen in aanmerking genomen omstandigheden. [gedaagde] stelt dat het bedrijf van de heer [A] als een vestiging van Powergen moet worden aangemerkt en dat deze vestiging het nauwst is betrokken bij de overeenkomst en de uitvoering hiervan, maar zij heeft onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht om die conclusie te kunnen rechtvaardigen, hoewel dit op haar weg had gelegen en haar daarnaar ter comparitie is gevraagd. Van een vestiging in de zin van de CISG is eerst sprake indien met een wezenlijke mate van zelfstandigheid wordt deelgenomen in de economische en commerciële activiteiten van de rechtspersoon. Naar onbetwist wordt aangenomen is de zakelijke relatie tussen partijen al vóór november 2010 ontstaan en heeft [gedaagde] het eerste zakelijke contact met het hoofdkantoor in Italië gehad, waarvan zij gedurende de handelsrelatie ook telkens orderbevestigingen en facturen ontving. De producten zijn steeds door het hoofdkantoor in Italië vervaardigd en aan [gedaagde] geleverd. Onder die omstandigheden had [gedaagde] op het moment van de totstandkoming van de onderhavige koopovereenkomsten in januari en februari 2011 erop bedacht moeten zijn dat het zwaartepunt van de overeenkomsten in Italië was gelegen en de hoofdvestiging in Italië ook de uitvoering van deze overeenkomsten zou verzorgen. De omstandigheid dat [gedaagde] de meeste producten bij de heer [A] heeft besteld en het feit dat hij zijn e-mails aan [gedaagde] doorgaans ondertekende als “Sales Director Powergen Benelux” met het logo van Powergen, is onvoldoende om zijn bedrijf een economische en commerciële zelfstandigheid toe te dichten en te kunnen aanmerken als een vestiging in de zin van de CISG.
7.4. Voor zover onderwerpen van geschil niet door de CISG worden bestreken, moet aan de hand van Rome I worden beoordeeld welk rechtsstelsel de overeenkomsten tussen partijen beheerst. Ingevolge de hoofdregel van artikel 4 lid 1 jº 19 lid 1 Rome I worden bij gebreke van een contractuele rechtskeuze de overeenkomsten waarop de vorderingen van Powergen betrekking hebben beheerst door Italiaans recht, aangezien het hoofdbestuur van Powergen zich in Arezzo in Italië bevindt. Voor een uitzondering op deze hoofdregel in de zin van artikel 19 lid 2 Rome 1 ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Zoals hiervoor onder overweging 7.3 reeds overwogen, is de hoofdvestiging in Italië het centrum van de economische en commerciële activiteiten en draagt deze vestiging zorg voor de feitelijke uitvoering van de koopovereenkomsten. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de Nederlandse rechtssfeer kennelijk nauwer is betrokken bij de (uitvoering van de) overeenkomsten. Conclusie van het voorgaande is dat het Italiaanse recht -met inbegrip van de CISG- van toepassing is, zodat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is als in het dictum vermeld.
7.5. [gedaagde] heeft de deugdelijkheid van enkele laders waarop de facturen in conventie betrekking hebben betwist, maar heeft de gestelde ondeugdelijkheid niet toegelicht, nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat zij op een eerder moment dan in haar conclusie van antwoord van 11 januari 2012 over die laders heeft geklaagd, waardoor zij ingevolge artikel 39 CISG niet binnen redelijke termijn heeft geklaagd en derhalve al haar rechten op grond van non-conformiteit heeft verloren. Anders dan [gedaagde] ter comparitie heeft gesteld, blijkt uit productie 13 bij de conclusie van antwoord niet dat [gedaagde] op een eerder moment heeft geklaagd over de laders waarop het geschil in conventie betrekking heeft. [gedaagde] is het bedrag van de facturen ad € 6.672,80 derhalve in beginsel aan Powergen verschuldigd.
7.6. [gedaagde] heeft een beroep op verrekening gedaan van haar vordering in reconventie met het eventueel verschuldigde in conventie. Dit onderwerp wordt niet door de CISG bestreken en zal derhalve naar intern Italiaans recht moeten worden beoordeeld. [gedaagde] heeft in reconventie schadevergoeding gevorderd. Hoewel de verschuldigdheid van de vordering in reconventie vanwege de betwisting door Powergen niet vaststaat, kan de schuld gemakkelijk worden bepaald en is zij opeisbaar, zodat de rechtbank naar Italiaans recht voor het gedeelte van de schuld dat zij bepaald acht de verrekening zal vaststellen.
[gedaagde] heeft terzake van de Cemb 36V laders een bedrag ad € 1.244,50 aan geleden verlies gevorderd. Powergen heeft ter comparitie van partijen erkend dat deze laders waren voorzien van de verkeerde etiketten en dat dit een toerekenbare tekortkoming oplevert waarvoor zij aansprakelijk is, zodat het geleden verlies terzake van de Cemb 36V laders, ten aanzien waarvan het bestaan en de hoogte niet is weersproken, voor verrekening in aanmerking komt.
[gedaagde] heeft voorts terzake van de Chopper Sirius lader een bedrag van € 1.000,- aan extra arbeidsuren, € 52,44 aan extra vervoerskosten en € 5.187,- aan een onverkoopbare voorraad batterijen gevorderd en daarnaast minimaal een bedrag van
€ 100.000,- terzake van gederfde omzet/winst per jaar omdat zij een grote opdrachtgever zou zijn kwijtgeraakt. Vast staat dat de Chopper Sirius lader bij het eerste gebruik door de klant is ontploft, maar over de oorzaak van de ontploffing zijn partijen het niet eens. Volgens [gedaagde] is sprake van een productiefout, terwijl Powergen stelt dat uit haar onderzoek is gebleken dat een onderdeel van de lader, de shunt, niet goed was aangeschroefd en dat deze tijdens het transport van [gedaagde] naar haar klant Crepa moet zijn losgeraakt. In beide gevallen luidt de conclusie dat sprake is van non-conformiteit die aan de verkoper kan worden toegerekend, omdat de lader ten tijde van de levering niet de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Het had voor [gedaagde] mogelijk moeten zijn om de zaak door te verkopen en zij behoefde daarom in beginsel geen rekening ermee te houden dat een shunt tijdens het vervoer naar haar klant zou losraken, omdat deze ten tijde van de productie onvoldoende was vastgeschroefd. Dit zou anders zijn in het geval Powergen [gedaagde] uitdrukkelijk op dit risico zou hebben gewezen en partijen nadere afspraken zouden hebben gemaakt om dit risico te ondervangen. Dat daarvan sprake is, is de rechtbank echter niet gebleken. Uit de enkele -door [gedaagde] zelf aangehaalde- mededeling van een medewerker van Powergen bij aanvang van de handelsrelatie, dat de schroeven moeten worden aangedraaid, en de waarschuwingslabel op de lader “gelieve de stabiliteit van de componenten te testen en het geheel” blijkt ten eerste nog niet dat [gedaagde] zich ook verbonden heeft om dat te doen en is ten tweede onvoldoende duidelijk dat onder schroeven/componenten tevens shunts moeten worden verstaan. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden op basis waarvan de non-corformiteit voor rekening van [gedaagde] dient te komen, met name niet dat hier sprake was van een abnormale wijze van vervoer. De stelling van Powergen, dat [gedaagde] de lader niet op juiste wijze heeft getest, is niet relevant, aangezien de shunt volgens haar eigen onderzoek eerst na de test is losgeraakt en de non-conformiteit dan ook niet door middel van die test had kunnen worden ontdekt. De bedragen ad € 1.000,- aan extra arbeidsuren en € 52,44 aan extra vervoerskosten zijn voldoende onderbouwd en bij gebreke van een deugdelijke betwisting toewijsbaar. Het bedrag ad € 5.187,- terzake een onverkoopbare voorraad batterijen kan niet in de verrekening worden meegenomen, omdat [gedaagde] het bestaan van deze schade en het causale verband tussen de tekortkoming en deze schade niet heeft toegelicht. Schadevergoeding omvat ook, zo artikel 74 CISG expliciet bepaalt, de gederfde winst. In de CISG komt echter slechts voor vergoeding in aanmerking de schade die de tekortschietende partij voorzag of had behoren te voorzien als mogelijk gevolg van de tekortkoming. Deze voorzienbaarheid moet naar objectieve maatstaven hebben bestaan voorafgaand aan of bij het sluiten van de overeenkomst. Zonder een nadere toelichting van de zijde van [gedaagde], die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat het verlies van een grote klant uitsluitend het gevolg is van één ondeugdelijke lader en dat deze schade voor Powergen voorzienbaar was.
[gedaagde] heeft tenslotte nog schadevergoeding van € 28.927,30 gevorderd terzake negen andere ondeugdelijke laders. Ten aanzien van die negen laders heeft [gedaagde] niet aan haar stelplicht voldaan. Met name wordt niet duidelijk op welke laders [gedaagde] hier doelt en waar de ondeugdelijkheid uit bestaat. Alleen al om die reden kan dit bedrag niet worden verrekend.
7.7. Ten aanzien van de subsidiaire grondslag onrechtmatige daad geldt als uitgangspunt dat wanprestatie als zodanig geen aanleiding geeft tot aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, tenzij de gedraging die in strijd komt met de contractuele verplichting, ook los en onafhankelijk van deze verplichting als een onrechtmatige gedraging kan worden gezien. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd om die conclusie te kunnen rechtvaardigen, zodat op basis van de subsidiaire grondslag geen extra bedrag voor verrekening in aanmerking komt.
7.8. Het beroep op opschorting is naast het beroep op verrekening onvoldoende relevant en zal daarom niet worden beoordeeld.
7.9. Na verrekening van de vordering in reconventie met het verschuldigde in conventie resteert een bedrag van € 4.375,86 (€ 6.672,80 minus € 1.244,50 minus € 1.000,- minus € 52,44), welk bedrag zal worden toegewezen. Het te verrekenen bedrag van € 2.296,94 strekt, overeenkomstig de imputatiebepalingen van het toepasselijke Italiaanse recht, in mindering op de oudste schuld, te weten de factuur d.d. 27 januari 2011 ad € 2.888,55, zodat terzake deze factuur nog een bedrag van € 591,61 zal worden toegewezen en daarnaast de factuur d.d. 25 februari 2011 ad € 3.784,25 in zijn geheel zal worden toegewezen. Over het toewijsbare bedrag zal de Italiaanse wettelijke handelsrente, ten aanzien waarvan [gedaagde] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, worden toegewezen, naar onweersproken wordt aangenomen ten aanzien van de periode 27 februari tot en met 30 juni 2011 ad 8,00% per jaar en ten aanzien van de periode 1 juli 2011 tot en met 23 november 2011 ad 8,25% per jaar.
7.10. [gedaagde] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Powergen begroot op:
- griffierecht 560,00
- salaris advocaat 768,00 (2 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.328,00
in reconventie
7.11. De procedure in reconventie is een op zichzelf staande procedure ten aanzien waarvan de rechtbank afzonderlijk zal moeten onderzoeken of zij bevoegd is de vordering te behandelen en te beslissen. De Nederlandse rechter acht zich niet bevoegd om van de vordering in reconventie kennis te nemen, omdat Powergen een beroep heeft gedaan op de jurisdictieclausule die is afgedrukt op de voorzijde van de orderbevestigingen en deze een geldige forumkeuze in de zin van artikel 23 EEX-Vo behelst. Deze clausule is gesloten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn. De handelsrelatie tussen partijen is naar onweersproken worden aangenomen vóór november 2010 ontstaan, gedurende welke relatie [gedaagde] van Powergen steeds orderbevestigingen met vermelding van deze clausule heeft ontvangen en tegen die clausule nooit heeft geprotesteerd, zodat het ervoor moet worden gehouden dat [gedaagde] hiermee stilzwijgend akkoord is gegaan en de forumkeuze daardoor deel is gaan uitmaken van de lopende handelsbetrekkingen tussen partijen. De exclusief bevoegde rechter om de vordering van [gedaagde] te behandelen en te beslissen, is overeenkomstig de forumkeuze het gerecht van Arezzo in Italië. Deze exclusiviteit staat aan toepassing van artikel 6 lid 3 EEX-Vo in de weg, nog daargelaten of aan de in dat artikel gestelde voorwaarde is voldaan.
7.12. [gedaagde] dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten, waarvan het salaris voor de advocaat gelet op de verwevenheid met de conventie beperkt zal worden tot de helft van het gebruikelijke tarief, aan de zijde van Powergen begroot op:
- griffierecht 0
- salaris advocaat 579,00 [(2 punten × tarief € 579,00) : 2)]
Totaal € 579,00
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
verklaart voor recht dat op de koopovereenkomsten tussen partijen waarvoor de onder 2.5 hierboven genoemde facturen zijn verzonden Italiaans recht van toepassing is;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Powergen te betalen het bedrag van € 591,61 (zegge: vijfhonderdéénennegentig euro en éénenzestig eurocent) en € 3.784,25 (zegge: drieduizendzevenhonderdvierentachtig euro en vijfentwintig eurocent), beide bedragen vermeerderd met de Italiaanse wettelijke handelsrente daarover vanaf 30 dagen na de factuurdata tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Powergen bepaald op € 1.328,00 aan verschotten en salaris voor de advocaat;
in reconventie
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van [gedaagde] kennis te nemen;
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van Powergen gevallen proceskosten, bepaald op nihil aan verschotten en € 579,- aan salaris voor de advocaat;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2012.
2031/1885