Home

Rechtbank Rotterdam, 14-06-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4579, C/10/526300 / KG ZA 17-476

Rechtbank Rotterdam, 14-06-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4579, C/10/526300 / KG ZA 17-476

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
14 juni 2017
Datum publicatie
10 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:4579
Zaaknummer
C/10/526300 / KG ZA 17-476

Inhoudsindicatie

Familierechtelijk executiegeschil, beslag, convenant opgenomen in beschikking

Uitspraak

vonnis

Team Handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/526300 / KG ZA 17-476

Vonnis in kort geding van 14 juni 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

verweerder in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. L.P. Quist te Zwijndrecht,

tegen

1 [gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [gedaagde 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde 3],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie,

eisers in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. D. Akdemir te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] c.s. genoemd worden. [gedaagden] c.s. afzonderlijk zullen hierna [gedaagden] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding d.d. 22 mei 2017,

-

de akte houdende overlegging producties van [eiser] ,

-

de akte houdende overlegging producties van [gedaagden] c.s.,

-

producties 5 t/m 11 van [eiser] toegezonden bij brief van 29 mei 2017 welke tevens een vermeerdering van eis vermeldt,

-

producties 12 t/m 15 van [eiser] , toegezonden bij fax van 30 mei 2017,

-

brief van de advocaat van [gedaagden] c.s. van 30 mei 2017 welke een voorwaardelijke eis in reconventie vermeldt,

-

de mondelinge behandeling ter zitting van 31 mei 2017,

-

de pleitnota van [eiser] ,

-

de pleitnota tevens voorwaardelijke eis in reconventie van [gedaagden] c.s.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] en [gedaagden] zijn gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geboren; [gedaagde 2] op [geboortedatum] en [gedaagde 3] op [geboortedatum gedaagde 3] .

2.2.

Bij beschikking van 8 mei 2012 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen [eiser] en [gedaagden] uitgesproken. Deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

2.3.

[eiser] en [gedaagden] hebben de gevolgen van hun echtscheiding in onderling overleg geregeld in een door hen op 12 juni 2012 ondertekend echtscheidingsconvenant (verder: het convenant).

2.4.

De rechtbank Rotterdam heeft op 6 juli 2012 een beschikking tussen [eiser] en [gedaagden] gewezen (verder: de beschikking) en daarin – voor zover hier van belang – het volgende overwogen en beslist:

De beoordeling

[…]

Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt.

De rechtbank zal beslissen zoals partijen zijn overeengekomen, in die zin dat [ [gedaagde 2] ] het tussen partijen gemaakte convenant in deze beschikking zal opnemen.

De beslissing

Neemt op in deze beschikking de tussen partijen getroffen regelingen als neergelegd in het op 12 juni 2012 door partijen ondertekende convenant. Dit stuk is door de griffier gewaarmerkt en aan deze beschikking gehecht.

[…]”

2.5.

Artikel 2 van het convenant – voor zover hier van belang – luidt:

“Kosten kinderen

2.1

[eiser] zal met een bedrag van € 450,00 per maand en per kind bijdragen in de kosten

van verzorging en opvoeding ingaande 1 juni 2012.

2.2

Daarnaast zal [eiser] de reiskosten van [gedaagde 2] voldoen en wanneer deze komen te

vervallen zal [gedaagde 3] haar ziektekosten betalen.

Hetzelfde zal gelden voor [gedaagde 3] wanneer [gedaagde 3] reiskosten heeft.

2.3

Indien de studiekosten van de minderjarige kinderen een bedrag van € 300,00 per

schooljaar overstijgen, zullen deze voor rekening komen van [eiser] .

2.4

Wanneer het kind meerderjarig is en zelfstandig woont, zullen partijen in overleg met

het kind, voor zover deze in overleg met partijen een studie volgt, de bijdragen voor

hun onderhoud bespreken.

Als partijen en het kind in goed onderling overleg niet anders overeenkomen, zal dit

zijn de in artikel 2.1 bepaalde alimentatie.

2.5

[eiser] verplicht zich aan een kind van 21 jaar of ouder een (studie)bijdrage te

betalen zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met [eiser] met een

beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het kind de

25-jarige leeftijd bereikt.

2.6

Dit beding ten behoeve van ieder der kinderen van partijen is onherroepelijk, zodat de

kinderen het recht hebben om zonodig nakoming van dit beding te vorderen. De

ondertekening van dit convenant geldt tevens als aanvaarding van dit beding door de

partijen als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen.

De (jong)- meerderjarige kinderen ondertekenen een uittreksel/kopie van dit

convenant om het in dit artikel opgenomen derdenbeding te aanvaarden.”

2.6.

Bij brief aan [eiser] van 18 oktober 2016 heeft de advocaat van [gedaagden] c.s. [eiser] aangemaand tot betaling van achterstallige bijdragen uit hoofde van het convenant.

2.7.

Op 20 december 2016 heeft de deurwaarder bij drie exploten in opdracht van respectievelijk [gedaagden] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een grosse van de beschikking van 6 juli 2012 aan [eiser] doen betekenen en [eiser] onder aanzegging van executiemaatregelen bevel gedaan tot betaling van € 2.074,27 aan [gedaagden] , € 2.454,83 aan [gedaagde 2] en € 6.461,06 aan [gedaagde 3] .

2.8.

Bij e-mail aan [gedaagden] en [gedaagde 2] van 22 mei 2017 heeft [eiser] verzocht [eiser] in de betreffende week bewijsstukken omtrent de inkomsten van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] vanaf 1 januari 2012 te doen toekomen.

3 Het geschil in conventie

4 Het geschil in voorwaardelijke reconventie

5 De beoordeling in conventie

6 De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

7 De beslissing