Home

Rechtbank Rotterdam, 31-10-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:8915, C/10/543731 / HA ZA 18-91

Rechtbank Rotterdam, 31-10-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:8915, C/10/543731 / HA ZA 18-91

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
31 oktober 2018
Datum publicatie
31 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2018:8915
Zaaknummer
C/10/543731 / HA ZA 18-91

Inhoudsindicatie

Geschil inzake door HEMA (na sale & lease back-transactie) gehuurde panden. Uitleg van een voorkeursrecht van koop in huurovereenkomsten. Uitlegmaatstaf. Uitleg naar (relatief) objectieve maatstaven. Artikel 3:36 BW. Verhouding huurder en verhuurder. Betrokkenheid van holding en tussenholding aan de zijde van verhuurder. Aandelentransactie op niveau holding. Een aandelentransactie tussen de (uiteindelijke) aandeelhouders van de verhuurder en een derde waardoor de uiteindelijke zeggenschap in de verhuurder wijzigt, kan in de omstandigheden van dit geval niet worden begrepen als een rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of een obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt als verkoop van het gehuurde door verhuurder.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/543731 / HA ZA 18-91

Vonnis van 31 oktober 2018

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HEMA B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

advocaat mr. B.W. Brouwer te Amsterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CBRE DHC ROTTERDAM (BEURSPLEIN) B.V.,

(voorheen genaamd IEF BERLAGE ROTTERDAM (Beursplein) B.V.)

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. H. Ferment te 's-Gravenhage,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CBRE DHC HOLDING I B.V.,

(voorheen genaamd IEF CAPITAL BERLAGE ZUID B.V.),

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. N. Amiel te Amsterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

IEF CAPITAL BERLAGE NOORD B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam.

Partijen zullen hierna HEMA, CBRE Rotterdam, De Holding en IEF Noord genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als IEF c.s.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 26 september 2017, met producties;

- de conclusie van antwoord van CBRE Rotterdam, met één productie;

- de conclusie van antwoord van De Holding;

- de conclusie van antwoord van IEF Noord, met één productie;

-

de rolbeslissing van de kantonrechter van 29 december 2017;

-

de akte uitlaten na rolbeslissing van 18 januari 2018 van HEMA;

-

de akte uitlating na rolbeslissing van 18 januari 2018 van CBRE Rotterdam;

-

de akte na rolbeslissing van 18 januari 2018 van De Holding;

-

de akte houdende uitlating na rolbeslissing van 18 januari 2018 van IEF Noord;

-

het vonnis van 26 januari 2018 van de kantonrechter, waarbij de zaak is verwezen naar de meervoudige kamer voor andere zaken dan kantonzaken;

-

de akte houdende producties met producties 21 t/m 29 van HEMA;

-

de akte overleggen producties met productie 2 van CBRE Rotterdam;

-

de akte inbrengen producties met 2 producties van De Holding;

-

de akte houdende producties met producties 2 en 3 van IEF Noord;

-

de akte houdende aanvullende producties met producties 30 en 31 van HEMA;

-

de akte overleggen aanvullende productie met productie 4 van CBRE Rotterdam;

-

de akte inbrengen producties met productie 3 van De Holding;

-

de akte houdende productie met productie 4 van IEF Noord;

-

de spreekaantekeningen van HEMA;

-

de spreekaantekeningen van de CBRE Rotterdam;

-

de spreekaantekeningen van De Holding;

-

de spreekaantekeningen van IEF Noord;

-

het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 april 2018;

-

de brief van 16 mei 2018 van CBRE Rotterdam;

-

de brief van 16 mei 2018 van de Holding;

-

de brief van 16 mei 2018 van IEF Noord;

-

de brief van 18 mei 2018 van HEMA.

1.2.

De datum voor vonnis is bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.

2.1

HEMA is een Nederlandse keten van warenhuizen en heeft vooral vestigingen in Nederland, maar ook in de rest van Europa. HEMA heeft (inclusief haar franchisewinkels) wereldwijd ongeveer 18.000 werknemers en circa 700 vestigingen.

2.2

CBRE Rotterdam is eigenaar van het winkelpand aan de [adres] , (hierna: het Pand). CBRE Rotterdam verhuurt dit Pand aan HEMA. Sinds 12 april 1927 zit HEMA al in dit Pand.

2.3

De Holding is de moedermaatschappij van CBRE Rotterdam.

2.4

IEF Noord was de moedermaatschappij van De Holding. IEF Noord en IEF Capital Berlage HB I B.V. (hierna: HB I) zijn vennootschappen waarin met name institutionele partijen beleggen, waaronder een groot Nederlands pensioenfonds en een grote Nederlandse bank. Zij investeren in holdings, die op hun beurt investeren in tientallen vastgoedvennootschappen, die op hun beurt weer in diverse vastgoedprojecten investeren.

2.5

HEMA was jarenlang onderdeel van het concern Koninklijke Bijenkorf Beheer (hierna: ‘KBB’), met onder andere het warenhuis Magazijn ‘De Bijenkorf’ B.V. (hierna: ‘De Bijenkorf’). In 1999 fuseerde KBB met Vendex International, de moedermaatschappij van onder meer het warenhuis Vroom & Dreesman (hierna: de ‘V&D’) en kreeg de naam Vendex KBB Nederlands B.V. (hierna: ‘Vendex KBB’). In 2004 is Vendex KBB overgenomen door de Amerikaanse durfinvesteerder KKR en de Amerikaans-Nederlandse durfinvesteerder Alpinvest Partners. Per 15 juni 2006 is Vendex KBB hernoemd naar Maxeda Nederland B.V. In juli 2007 heeft Maxeda de dochteronderneming HEMA verkocht aan de Britse investeringsmaatschappij, Lion Capital LLP.

2.6

Tot en met 2004 waren de Nederlandse bedrijfspanden waarin HEMA haar winkels exploiteerde in eigendom van HEMA Vastgoed B.V. en behoorden dus toe aan Vendex KBB. HEMA huurde deze panden intercompany van HEMA Vastgoed. Na de overname in 2004 hebben de investeringsmaatschappijen KKR en Alpinvest Partners besloten om door middel van een sale & lease back kapitaal vrij te maken. De eigen winkelpanden van HEMA alsmede die van De Bijenkorf en V&D werden in de sale & lease back betrokken.

2.7

In het kader van deze transactie zijn de warenhuizen van HEMA ondergebracht in HEMA Vastgoed B.V. Tussen HEMA Vastgoed B.V. en HEMA werd een huurovereenkomst gesloten voor het Pand. Deze huurovereenkomst is aangegaan voor 23 jaar met vijf aansluitende optietermijnen van 10 jaar. De huurovereenkomst is dusdanig opgesteld dat HEMA verzekerd is van langdurig gebruik van het Pand.

2.8

De huurovereenkomst is op 17 oktober 2005 gesloten en bevat een voorkeursrecht van koop. Artikel 17 luidt als volgt:

17.1

Huurder heeft gedurende de looptijd van deze huurovereenkomst (verlengingen daaronder begrepen) een voorkeursrecht van koop met betrekking tot het gehuurde. Dit geldt zowel indien het gehuurde gedeeltelijk of zelfstandig wordt verkocht, als indien het gehuurde (waarmee in voorkomende gevallen steeds tevens wordt bedoeld een gedeelte van het gehuurde) wordt verkocht als onderdeel van een groter geheel of in combinatie met andere onroerende zaken.

17.2

Met verkoop wordt in dit verband steeds tevens bedoeld iedere andere rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of een obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt.

17.3

In geval van voorgenomen verkoop zoals bedoeld in dit artikel, is verhuurder verplicht huurder het gehuurde onvoorwaardelijk aan te bieden zodra verhuurder met een derde overeenstemming heeft over de prijs en alle overige voorwaarden en condities waarvoor verhuurder het gehuurde casu quo het grotere geheel wenst te verkopen aan een derde. De aanbieding van verhuurder aan huurder dient identiek te zijn aan de voorwaarden waarop verhuurder voornemens is het gehuurde aan de betreffende derde te verkopen, waarbij de termijn van levering niet langer mag zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de aanbieding aan huurder. De aanbieding dient plaats te vinden per deurwaardersexploot aan het statutaire adres van huurder zoals dat op het betreffende moment staat vermeld in het handelsregister.

Bij de aanbieding dient een afschrift te zijn gevoegd van de (voorwaardelijke) koopovereenkomst met de

derde waarin alle afspraken dienen te zijn vermeld die terzake van de (voorgenomen) verkoop met de

andere partij zijn gemaakt. De koopovereenkomst met de derde dient een opschortende voorwaarde te

bevatten in verband met het voorkeursrecht van huurder.

17.4

Na ontvangst van de aanbieding zal huurder verhuurder binnen 31 dagen informeren of de aanbieding wordt aanvaard.

17.5

In geval van afwijzing van de aanbieding door huurder alsmede bij gebreke van een tijdige reactie van de zijde van huurder, is verhuurder gerechtigd het gehuurde binnen 180 dagen na ontvangst van de afwijzing van huurder te verkopen aan een derde voor de prijs en de voorwaarden en condities conform het aanbod aan huurder. Het staat verhuurder uitdrukkelijk niet vrij om het gehuurde aan een derde te verkopen voor een lagere prijs of op andere voorwaarden en/of condities, ook niet als verhuurder van oordeel is dat die andere voorwaarden meer bezwarend voor de koper zijn. Steeds indien verhuurder voornemens is het gehuurde te verkopen aan een derde voor een lagere prijs of op andere voorwaarden en/of condities dan de aanbieding aan huurder, is verhuurder gehouden het voorkeursrecht van huurder zoals omschreven in dit artikel opnieuw te respecteren.

17.6

Indien binnen de termijn van 180 dagen zoals bedoeld in 17.5 geen onvoorwaardelijke verkoop aan een derde plaatsvindt, is de betreffende voorgenomen verkoop wederom onderhevig aan het voorkeursrecht van huurder en is verhuurder opnieuw gehouden tot het bepaalde in dit artikel.

17.7

Het voorkeursrecht van huurder eindigt niet door afwijzing van een aanbod van verhuurder, noch door overdracht van het gehuurde aan een derde. In geval van overdracht aan een derde, is de betreffende derde op zijn beurt gebonden aan het bepaalde in deze overeenkomst, waaronder dit artikel.

17.8

In geval van schending van het voorkeursrecht van huurder zoals beschreven in dit artikel, verbeurt verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van één maal de op dat moment geldende jaarhuur van het gehuurde, onverminderd het recht van huurder op vergoeding van meerdere schade en nakoming.

2.9

De sale & lease back transactie behelsde de verkoop en overdracht van de aandelen in Hema Vastgoed B.V., De Bijenkorf Vastgoed B.V., en V&D Vastgoed B.V. aan IEF Noord (hierna: De Transactie 2005). De levering van de vastgoedportefeuille vond plaats op 29 november 2005.

2.10

Twee maanden na de Transactie 2005 is op 16 januari 2006 de naam van Hema Vastgoed gewijzigd in IEF Berlage I B.V. en deze vennootschap is op 11 september 2006 gefuseerd, waarbij IEF Berlage Holding B.V. de verkrijgende rechtspersoon was. De naam van IEF Berlage Holding B.V. is nadien weer gewijzigd in IEF Capital Berlage Noord B.V.

2.11

IEF Noord bracht structuur aan in deze Transactie 2005 door elk pand over te dragen aan een aparte vennootschap. Zo is het Pand overgedragen aan CBRE Rotterdam. De aandelen van al deze aparte vennootschappen worden gehouden door De Holding. De aandelen in De Holding werden gehouden door IEF Noord.

2.12

Bij brief van 27 november 2015 hebben IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II aan HEMA medegedeeld dat zij de aandelen in de vennootschappen van wie HEMA 37 panden huurde, zou overdragen aan een consortium onder leiding van het Britse Crossroads Real Estate Partners (hierna: Crossroads). In de brief werd tevens opgemerkt dat ze van mening was dat het voorkeursrecht hier niet van toepassing was, omdat het ging om een aandelenoverdracht. Desondanks werd HEMA aangeboden om de aandelen over te nemen.

2.13

HEMA had destijds geen interesse om deze panden over te nemen. Per brief van 22 december 2015 heeft zij gereageerd dat zij instemde met de verkoop van de aandelen aan Crossroads, maar met de uitdrukkelijke opmerking dat, anders dan het gedane aanbod, op grond van het contractuele voorkeursrecht ieder van de 37 panden individueel aangeboden hadden moeten worden.

2.14

In het najaar van 2016 heeft de verkoop en levering van de 37 panden aan Crossroads plaatsgevonden voor een bedrag van € 250 miljoen (hierna: de Transactie 2016).

2.15

Na de Transactie 2016 heef IEF Capital nog zo’n 30 panden waar Hema is gevestigd (en daarnaast vijf Bijenkorf-panden en zeven voormalige V&D-panden) in eigendom, met name op toplocaties. Begin 2017 wenst IEF Capital ook deze panden van de hand te doen.

2.16

Per brief van 8 juni 2017 hebben IEF Noord en HB I (hierna: De Verkopers) HEMA op de hoogte gesteld van de verkoop van hun aandelen in het kapitaal van Company 1 en Company 2 (hierna: De Companies). Deze verkoop wordt aangeduid als de “Transactie 2017”. De Transactie 2017 houdt in dat de aandelen in de Companies worden verkocht aan Dutch Highstreet Holdco 2 B.V., PFI Rembrandt B.V., Dutch Highstreet Holdco 4 B.V. en CBRE DRET DHC B.V., (hierna: De Kopers). Bij deurwaardersexploot van 9 juni 2017 is een kopie van de Share Purchase Agreement (hierna: de SPA) betreffende de Transactie 2017 met een aantal bijlagen, gedateerd van 8 juni 2017 aan HEMA betekend.

2.17

De Verkopers bieden HEMA in de brief 8 juni 2017 aan om in de plaats van de Kopers, overeenkomstig de prijs en de voorwaarden zoals afgesproken met de Kopers in de SPA, de aandelen in De Companies van De Verkoper te kopen voor een ‘initial purchase price’ van € 416 miljoen. Ditzelfde aanbod wordt in een aparte brief ook gedaan aan de Bijenkorf.

2.18

Bij brief van 26 juni 2017 van de voormalig raadsman van HEMA aan IEF Capital maakt HEMA aanspraak op nakoming van de voorkeursrechten in de huurovereenkomst en verzoekt IEF Capital om een juist aanbod te doen.

2.19

Op 7 juli 2017 heeft de huidige raadsman van HEMA alle bij de Transactie 2017 betrokken partijen aangeschreven en daarbij verhuurders nogmaals gesommeerd tot nakoming van het voorkeursrecht en daarbij aanspraak gemaakt op de reeds verbeurde boetes en hen tevens aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade.

2.20

IEF Capital heeft per brief van 10 juli 2017 gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat het voorkeursrecht niet getriggerd wordt door de Transactie 2017 en dat het Aanbod op vrijwillige basis is gedaan.

2.21

Op 26 september 2017 is HEMA de onderhavige procedure gestart (tezamen met veertien andere procedures, bij de Rechtbanklocaties Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Den Haag, Den Bosch, Groningen, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Utrecht en Zwolle).

3 De vordering en de grondslag daarvan

3.1.

HEMA vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. CBRE Rotterdam te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht opgenomen in artikel 17 van de huurovereenkomst van 17 oktober 2005, door het gehuurde onvoorwaardelijk aan HEMA te koop aan te bieden voor een koopprijs die identiek is aan de koopprijs waarvoor het gehuurde is verkocht, althans gelijk aan dat deel van de overeengekomen koopprijs voor het geheel in de Transactie 2017 dat aan het gehuurde is gealloceerd, onder overlegging van de onderbouwing daarvan die (mede) ten grondslag ligt aan de koopprijs voor het geheel in de Transactie 2017, en onder voorwaarden die identiek zijn aan de overige voorwaarden waarop het Gehuurde is verkocht en met inachtneming van de in artikel 17 verdere opgenomen voorschriften, althans een zodanige aanbieding als door de rechtbank in goede justitie te bepalen, zulks op straffe van een onmiddellijk aan HEMA te verbeuren dwangsom van € 250.000,00 als CBRE Rotterdam niet uiterlijk binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan en een onmiddellijk aan HEMA te verbeuren dwangsom van € 25.000,00 voor elke daaropvolgende dag dat CBRE Rotterdam niet volledig aan deze veroordeling heeft voldaan;

2. De Holding te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht van artikel 17 van de huurovereenkomst zoals beschreven in het gevorderde sub 1, althans te bewerkstellingen dat CBRE Rotterdam haar verplichtingen uit hoofde van het voorkeursrecht van artikel 17 van de huurovereenkomst zoals beschreven in het gevorderde sub 1 zal nakomen, op straffe van een dwangsom van € 250.000,00 als De Holding niet uiterlijk binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling heeft voldaan en een onmiddellijk aan HEMA te verbeuren dwangsom van € 25.000,00 voor elke daaropvolgende dag dat De Holding niet volledig aan deze veroordeling heeft voldaan;

3. CBRE Rotterdam en De Holding hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van € 1.623.696,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;

4. IEF c.s., althans De Holding en IEF Noord, hoofdelijk te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

5. IEF c.s. hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.

3.2

Aan haar vordering heeft HEMA het volgende – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd.

3.2.1

De contractsluitende partijen, HEMA en HEMA Vastgoed, hebben bij het aangaan van de Huurovereenkomst beoogd een aandelentranscatie (zoals de Transactie 2017) onder de werking van het voorkeursrecht te laten vallen. Dat dit bij het sluiten van de Huurovereenkomst is beoogd blijkt uit de wijze waarop het onderhavige voorkeursrecht is geformuleerd. De achtergrond en strekking brengen een ruime uitleg van het voorkeursrecht met zich. Hierbij is van belang dat het gaat om professionele partijen, die zijn bijgestaan door juridisch specialisten.

3.2.2

In lid 1 van artikel 17 is uitdrukkelijk vastgelegd dat het voorkeursrecht ook geldt in het geval het Gehuurde ‘als onderdeel van een groter geheel’ of ‘in combinatie met andere onroerende zaken’ wordt verkocht. Het maakt dus ook niet uit of het gaat om een verkoop waarbij het Gehuurde onderdeel is van een groter geheel, zoals een aandelentransctie, of om een verkoop waarbij het Gehuurde samen met andere onroerende zaken wordt verkocht.

3.2.3

Lid 2 van artikel 17 breidt de werking van lid 1 uit door de term ‘verkoop’ waar het voorkeursrecht voor geldt, uitdrukkelijk ruim te definiëren. Met ‘verkoop’ wordt ingevolge lid 2 niet alleen een eigendomsoverdracht van het Gehuurde bedoeld, maar tevens ‘iedere andere rechtshandeling die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt’. Door toevoeging van de frase ‘met een zakenrechtelijk en/of een obligator karakter’ wordt het onderhavige voorkeursrecht een nog ruimere strekking gegeven. Het maakt zelfs niet uit of de rechtshandeling een ‘zakenrechtelijk en/of obligatoir karakter’ heeft; alle (vermogensrechtelijke) rechtshandelingen vallen eronder.

3.2.4

Uit de leden 1 en 2 blijkt duidelijk dat, in lijn met de bedoeling van HEMA en HEMA Vastgoed bij het aangaan van de Huurovereenkomst, bewust is nagedacht over een breed toepassingsbereik van het voorkeursrecht en besloten is het voorkeursrecht als zodanig vorm te geven. Indien zij het voorkeursrecht bij een aandelentransactie hadden willen uitsluiten, hadden zij daar expliciet een uitzondering voor opgenomen of überhaupt iets over die situatie bepaald.

3.2.5

Dat een aandelentransactie geldt als een ‘verkoop’ stemt voorts overeen met de ratio van het onderhavige voorkeursrecht: het waarborgen van haar positie als huurder van het Gehuurde doordat zij een mogelijkheid krijgt om het Gehuurde (terug) te kopen op het moment dat de beschikkingsmacht over het Gehuurde door een overdracht (of iedere rechtshandeling met een vergelijkbaar gevolg) zou wijzigen.

3.2.6

Illustratief bij onderhavige discussie is dat de wetgever ook een vergelijkbaar groot gewicht toekent aan de strekking van het voorkeursrecht. De wetgever acht het voorkeursrecht namelijk eveneens van toepassing in het geval van een aandelentransactie. Dit wordt bevestigd door twee wettelijke regelingen die van toepassing zijn in het geval de aandelen in een vennootschap die vastgoed bezit worden overgedragen: Wet voorkeursrecht gemeenten en Wet op belastingen van rechtsverkeer. Het gemeentelijk voorkeursrecht is ook van toepassing in geval van een aandelenoverdracht. Overdrachtsbelasting is ook verschuldigd bij een aandelentransactie van een vennootschap. Met deze beide wettelijke maatregelen heeft de wetgever uitholling van het gemeentelijk voorkeursrecht en ontduiking van belasting door middel van juridische constructies willen voorkomen.

3.2.7

De Transactie 2017 is een voorgenomen verkoop zoals bedoeld in artikel 17 van de Huurovereenkomst. In dat geval is het voorkeursrecht van toepassing, hetgeen inhoudt dat het Gehuurde moet worden aangeboden aan HEMA.

3.2.8

IEF Capital heeft een aanbod aan HEMA gedaan, maar op één essentieel punt voldoet het aanbod niet aan lid 3 van artikel 17. Het gehuurde had moeten worden aangeboden en niet de gehele Transactie 2017. De verhuurder is hiermee tekortgeschoten in de nakoming van de Huurovereenkomst.

3.2.9

HEMA vordert in deze procedure alsnog behoorlijke nakoming van het voorkeursrecht en tevens betaling van de contractuele boete van artikel 17 lid 8 van de Huurovereenkomst wegens deze schending en de betaling van de door haar geleden en te lijden meerdere schade op te maken bij staat. Deze vorderingen worden ingesteld tegen verhuurder, als ook tegen haar moedermaatschappij, De Holding, die zich vrijwillig hoofdelijk aansprakelijk heeft verklaard door deponering van een 403-verklaring.

3.2.10

HEMA wenst (alsnog) behoorlijke nakoming van het voorkeursrecht. Alleen op die manier kan zij inzicht krijgen in de prijs en alle overige voorwaarden en condities die zijn overeengekomen met Kopers voor het Gehuurde en een behoorlijke afweging maken. HEMA heeft geen inzicht in welk deel van de in de SPA opgenomen koopprijs voor het geheel in de ogen van (in ieder geval) IEF Noord toerekenbaar is aan het Gehuurde. In haar aanbod zal CBRE Rotterdam dit duidelijk moeten maken.

3.2.11

De jaarhuur van het Gehuurde bedraagt op dit moment € 1.623.696. HEMA vordert voorts in deze procedure vergoeding van meerdere schade, oftewel de schade die zij lijdt die de jaarhuur van het Gehuurde te boven gaat. Op grond van de Huurovereenkomst had het Gehuurde HEMA op 8 juni 2017, althans hooguit enkele dagen nadien, separaat en onder vermelding van alle condities en voorwaarden aangeboden moeten worden. Als dat was gebeurd, had HEMA een weloverwogen keuze kunnen maken en mogelijk gebruik willen maken van het voorkeursrecht en zo het Gehuurde in eigendom kunnen verkrijgen. HEMA had dan geen huur meer hoeven te betalen, maar zou het pand in eigendom hebben. Wat de precieze schade van HEMA ten gevolge van dit onrechtmatig handelen is, kan nog niet vastgesteld worden. Het is immers onduidelijk of en wanneer het Gehuurde behoorlijk en conform het voorkeursrecht aangeboden zal worden en wat de exacte condities van dit aanbod zullen zijn. De door HEMA geleden schade zal daarom moeten worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. Daarnaast heeft HEMA juridische kosten moeten maken om IEF c.s. meerdere malen aan te schrijven en te verzoeken aan haar verplichtingen te voldoen, hetgeen evenwel niet tot nakoming heeft geleid.

3.2.12

De Holding is op grond van de door haar op 31 januari 2008 gedeponeerde 403-verklaring “hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de uit rechtshandelingen voortvloeiende schulden” van Verhuurder. Hema vordert daarom De Holding, naast CBRE Rotterdam hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de onmiddellijk opeisbare boete, de meerdere schade en tot nakoming van het voorkeursrecht, althans (praktisch) tot het bewerkstelligen dat CBRE Rotterdam het voorkeursrecht nakomt.

3.2.13

Ook vordert HEMA betaling van De Holding en IEF Noord van door haar geleden schade op grond van onrechtmatig handelen. IEF Noord heeft daadwerklijk geprofiteerd van de wanprestatie van CBRE Rotterdam. Doordat het voorkeursrecht niet nageleefd wordt, kan IEF Noord immers alle HEMA-panden aan een koper aanbieden zonder dat deze HEMA-panden ook individueel aangeboden hoeven te worden aan de huurder. Zij krijgt hierdoor vermoedelijk een betere deal voor de portefeuille. Zowel De Holding als IEF Noord hebben beiden zelf onrechtmatig jegens HEMA gehandeld door CBRE Rotterdam te verhinderen althans niet in de gelegenheid te stellen haar contractuele verplichtingen jegens HEMA na te komen. Hiermee hebben zij in strijd gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheid van artikel 6:162 BW die zij op grond van de aanwezige hechte concernstructuur jegens de schuldeisers van CBRE Rotterdam, in acht moeten nemen. De Holding en IEF Noord is een ernstig verwijt te maken van hun handelen omdat zij hebben geïnitieerd, althans hebben bewerkstelligd dat de Transactie 2017 zal plaatsvinden zonder dat CBRE Rotterdam het voorkeursrecht respecteert en naleeft.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing