Rechtbank Rotterdam, 09-10-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10517, 7872557
Rechtbank Rotterdam, 09-10-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10517, 7872557
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 9 oktober 2019
- Datum publicatie
- 16 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2019:10517
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2021:1638, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 7872557
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Werknemer stelt dat werkgever arbeidsovereenkomst niet heeft voortgezet omdat zij in verwachting is en vraagt om billijke vergoeding. Afgewezen.
Uitspraak
zaaknummer: 7872557 VZ VERZ 19-14027
uitspraak: 9 oktober 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. I.D.C.J. van Driel te Vlaardingen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Antes Zorg B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.V.H. van Tricht te Middelharnis (gemeente Goeree-Overflakkee).
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘Antes’ genoemd.
1 De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
• het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 juli 2019;
• het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 16 september 2019;
• de brief met een aanvullende bijlage van Antes van 18 september 2019;
• de brieven met aanvullende bijlagen van [verzoekster] van 19 en 24 september 2019.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 25 september 2019. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde mr. I.D.C.J. van Driel. Namens Antes is verschenen de heer [vertegenwoordiger Antes] met de gemachtigde van Antes mr. E.V.H. van Tricht. De gemachtigde van [verzoekster] heeft een pleitnotitie ingediend en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder besproken is.
2 De feiten
Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
[verzoekster] en Antes hebben op 8 augustus 2018 een arbeidsovereenkomst ondertekend. In die arbeidsovereenkomst staat, voor zover nu van belang:
Artikel 1 Dienstverband
De werknemer treedt met ingang van 1 september 2018 in dienst van de werkgever in de functie van GZ Agogisch Werker MBO II waarvan de voornaamste werkzaamheden zijn beschreven in de gelijknamige functiebeschrijving.
Artikel 2 Aard van de arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd tot 1 mei 2019.
(…)
Artikel 9 Opzegging / Tussentijdse opzegging
Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege met voorafgaande opzegging op 30 april 2019. Indien tussentijdse opzegging noodzakelijk blijkt, bedraagt de opzegtermijn voor de werkgever en werknemer 1 maand.
Antes schrijft op 9 oktober 2018 in een notitie aan [verzoekster] , voor zover nu van belang:
Ik zie dat je nog niet genoeg diensten hebt in november, dit komt doordat je te weinig beschikbare dienstcodes hebt opgegeven. Wellicht ben je niet op de hoogte wat wij van jou vragen qua beschikbaarheid met een contract van 24-32 uur. Vandaar dat ik het hoofdstuk planning uit het boekje werken bij Antes hebt toegevoegd.
[naam leidinggevende] , leidinggevende op een locatie waar [verzoekster] werkte, schrijft in een e-mail aan Antes van 2 oktober 2018:
Wij (trainingshuis) hebben nu naar mijn weten al 2 x w.s. meer pooler [verzoekster] . Dit is door mij en het team niet bevallen. Lijkt de gegeven info niet te begrijpen, doet het niet of niet goed. Regelmatig dezelfde vragen etc. Ook is er nog een incident geweest met collega. Deze is van de trap gevallen (door som. toestand moeite met trappen lopen). [verzoekster] durfde niet naar de slaapkamers te gaan, vond dit eng. Vandaag pas om 8.30 uur begonnen, ging al om 13.30 uur weg. We zagen haar op de dijk rijden. Haar dienst liep tot 14.00 uur. Deze dame willen we dus niet meer.
Antes schrijft in een e-mail aan [verzoekster] van 12 november 2018:
Nogmaals mijn verzoek om na te denken over het laten terugbrengen van je contract, aangezien je op deze manier nooit aan je uren gaat komen. Ik snap je beweegredenen, maar we moeten ook realistisch blijven en zoals je er nu voor staat, ga je met meer dan 60 min-uren het jaar 2019 in en dat is geen fijne start. Uiteindelijk zal je die uren op een bepaalde manier moeten compenseren, door middel van vakantie uren, lfb uren of te werken diensten.
[verzoekster] schrijft in een e-mail aan Antes van 3 december 2018 om 7:38 uur (haar dienst begon om 7:00 uur):
Ik heb me zojuist af moeten melden bij locatie Romanohof. Mijn auto hield er gister avond laat mee op en staat nu in Zwolle. Ik moet zorgen dat hij vandaag voor de deur komt te staan. Morgen ben ik aanwezig op mijn werk.
Antes schrijft in een e-mail aan [verzoekster] van december 2018 (de exacte datum is niet mee gekopieerd in de als bijlage 6 bij het verweerschrift overgelegde kopie):
Ik begreep vanuit de afdeling dat jij op 07-12 op IBW Romanohof stond ingepland en dat jij pas om 08:00 uur bent gestart zonder dit te overleggen met de afdeling. 31-12 sta jij wederom op die afdeling ingepland. Ik begrijp vanuit de afdeling dat jij geen contact hebt opgenomen om af te stemmen of je later kan beginnen. Weet dat de afdeling er dus vanuit gaat dat je om 07:00 uur start.
In een interne e-mail van Antes van 14 maart 2019 om 7:44 uur staat:
Kan een van jullie naar IBW Fideliolaan bellen over het afwezig zijn van [verzoekster] . Zij stond ingepland op de Fideliolaan voor de vroege dienst op 14 maart. Graag vernemen wij snel iets.
Antes, althans haar ‘moeder’ Parnassia Groep’, schrijft in een brief aan [verzoekster] van 25 maart 2019, voor zover nu van belang:
U bent op 1 september 2018 bij ons in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 1 mei 2019. Door middel van dit bericht bevestig ik u dat uw arbeidsovereenkomst niet verlengd wordt.
[verzoekster] heeft over het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst een klacht ingediend bij de Klachtencommissie Personeel Parnassia Groep. De commissie schrijft in haar oordeel van 24 mei 2019, voor zover nu van belang:
Naar het oordeel van de commissie komt uit de Richtlijn naar voren dat de werkgever zich actief moet inspannen om de werkzaamheden van de zwangere medewerkster zo in te richten dat optimaal rekening wordt gehouden met haar zwangerschap. De commissie heeft moeten vaststellen dat verweerder aan die zorgplicht geen invulling heeft gegeven. Er is met klaagster geen overleg gevoerd met betrekking tot de door haar uit te voeren werkzaamheden en de risico’s bij het uitvoeren van die werkzaamheden zijn niet expliciet in beeld gebracht. Ook is geen advies gevraagd aan de bedrijfsarts met betrekking tot de inzet van klaagster tijdens haar zwangerschap. Dat er, zeker in een later stadium van de zwangerschap, sprake is geweest van fysieke beperkingen bij klaagster, blijkt, naar het oordeel van de commissie, uit het hiervoor aangehaalde advies van de bedrijfsarts.
Dit betekende dat klaagster min of meer zelf heeft moeten bepalen welke werkzaamheden zij nog wel, en welke zij niet meer kon verrichten in verband met haar zwangerschap. Dit heeft geleid tot onduidelijke situaties op de werkvloer die verweerder steeds ten nadele van klaagster heeft uitgelegd. Hoewel naar het oordeel van de commissie betwijfeld kan worden of klaagster zelf wel voldoende met haar collega’s heeft gecommuniceerd over haar inzetbaarheid en er ook situaties zijn geweest die doen vermoeden dat haar afwezigheid geen verband hield met haar zwangerschap, weegt hier zwaarder dat verweerder zijn regierol in deze niet heeft opgepakt en aldus niet heeft voorkomen dat zich op de werkvloer problemen voordeden met klaagster. Aldus is naar het oordeel van de commissie de beslissing om het tijdelijke arbeidscontract van klaagster niet te verlengen een onzorgvuldige reactie op een situatie die mede door toedoen van verweerder zelf is ontstaan. De commissie is dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is.
Naar het oordeel van de commissie is hiermee niet zonder meer gezegd dat aan klaagster opnieuw een tijdelijk arbeidscontract voor de Flexpool moet worden aangeboden. De commissie stelt zich voor dat partijen op basis van dit advies met elkaar in gesprek gaan om de wensen en mogelijkheden over en weer, ook na 1 mei 2019, met elkaar te bespreken.
[naam planner Antes] van Antes schrijft in een verklaring van 13 september 2019, voor zover nu van belang:
Als planner heb ik [verzoekster] meermalen aan de telefoon gehad. Dat waren vaak geen plezierige gesprekken. Naar ik begrijp stelt zij dat zij ontslagen is vanwege haar zwangerschap. Dat is niet het geval. Voordat [verzoekster] het gesprek had gehad met [vertegenwoordiger Antes] over het niet verlengen van haar contract, heeft zij nooit aangegeven dat haar afwezigheid te maken had met haar zwangerschap. Pas na het gesprek gooide zij haar afwezigheid plotseling op haar zwangerschap.
3 Het geschil
[verzoekster] verzoekt:
primair veroordeling van Antes tot betaling van (a) een billijke vergoeding van
€ 100.000,00 op grond van artikel 7:681 BW en (b) een bedrag van € 37.635,84 aan loon over de tijd dat de arbeidsovereenkomst nog had voortgeduurd als deze regelmatig opgezegd zou zijn (artikel 7:672 lid 10 BW);
subsidiair veroordeling van Antes tot betaling van een billijke vergoeding van
€ 100.000,00 op grond van artikel 7:673 lid 9 BW;
meer subsidiair veroordeling van Antes tot betaling van € 191.134,40 aan schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).
[verzoekster] stelt kort gezegd dat Antes de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW (zonder haar instemming dan wel de toestemming van het UWV) en artikel 7:670 BW (in verband met haar zwangerschap) dan wel dat Antes de arbeidsovereenkomst niet heeft verlengd alleen omdat [verzoekster] in verwachting was.
Antes voert verweer tegen de verzoeken. Zij voert kort gezegd aan dat de arbeidsovereenkomst zonder opzegverplichting van rechtswege geëindigd is en zij bestrijdt dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst te maken heeft met de zwangerschap met [verzoekster] .
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [verzoekster] en Antes het verzoek en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.