Home

Rechtbank Rotterdam, 21-06-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4925, ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721

Rechtbank Rotterdam, 21-06-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4925, ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
21 juni 2019
Datum publicatie
21 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2019:4925
Formele relaties
Zaaknummer
ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721

Inhoudsindicatie

De NVWA heeft verschillende partijen kippenvlees afkomstig uit Brazilië voor de invoer in de EU geweigerd, omdat daarin salmonella is aangetroffen. Hierdoor voldeed het kippenvlees niet meer aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten, wat betekent dat de producten niet aan de invoervoorwaarden voldeden. Dit is door officiële dierenartsen in de grensinspectiepost vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de dierenartsen een materiële controle in de zin van artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG uitgevoerd. Voor zover sprake is van een controle op grond van deze Richtlijn 97/78/EG gelden de in deze richtlijn neergelegde specifieke communautaire bepalingen betreffende invoerprocedures en officiële controles. In artikel 17, tweede lid, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat de bevoegde autoriteit, in het geval een product niet voldoet aan de invoervoorwaarden, in overleg met de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger het product terugstuurt of vernietigt. De mogelijkheid om producten te onderwerpen aan een speciale behandeling, zoals genoemd in de artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) 882/2004, is niet opgenomen in dit artikel en dus niet mogelijk. Dit geldt ook voor het bepaalde in artikel 8, vierde lid, derde gedachtestreepje, van de richtlijn.

Uitspraak

Bestuursrecht 1

zaaknummers: ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721

[eiseres 1] , te [vestigingsplaats eiseres 1] , eiseres 1

[eiseres 2] , te [vestigingsplaats eiseres 2] , eiseres 2,

gemachtigde: mr. B.J.B. Boersma,

en

gemachtigde: mr. E.M. Scheffer.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2017 (primair besluit 1) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 1] voor de invoer in de Europese Unie (EU) geweigerd.

Bij besluiten van 24 januari 2018 (primaire besluiten 2 tot en met 5) heeft verweerster de partijen kippenvlees met GDB-nummers [GDB-nummer 2] , [GDB-nummer 3] , [GDB-nummer 4] en [GDB-nummer 5] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluit van 5 maart 2018 (primair besluit 6) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 6] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluit van 12 maart 2018 (primair besluit 7) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 7] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluiten van 8 mei 2018 en 2 oktober 2018 (de bestreden besluiten I en II) heeft verweerster de bezwaren van eiseres 1 tegen de primaire besluiten 1 tot en met 5 respectievelijk de primaire besluiten 6 en 7 ongegrond verklaard.

Eiseres 1 heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld. Deze beroepen hebben de zaaknummers ROT 18/2746 en ROT 18/5379,

Bij besluit van 10 oktober 2018 (primair besluit 8) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 8] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluit van 6 december 2018 (primair besluit 9) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 9] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluit van 8 januari 2019 (primair besluit 10) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 10] voor de invoer in de EU geweigerd.

Bij besluit van 5 februari 2019 (primair besluit 11) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 11] voor de invoer in de EU geweigerd.

Eiseres 1 en 2 hebben tegen de primaire besluiten 8 tot en met 11 bezwaar gemaakt. De bezwaren tegen deze besluiten zijn, na een verzoek daartoe van eiseres 1 en 2, door verweerster doorgezonden naar de rechtbank om deze als rechtstreeks beroep af te doen. Deze beroepen hebben de zaaknummers ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2019. Eiseres 1 en 2 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door dr. [naam arts 1] en dr. [naam arts 2] , officiële dierenartsen bij de NVWA.

Overwegingen

1. Bij de primaire besluiten heeft verweerster de partijen kippenvlees afkomstig uit Brazilië voor de invoer in de EU geweigerd, omdat daarin salmonella is aangetroffen. Tevens heeft verweerster eiseres 1 en eiseres 2 meerdere malen bericht dat niet kan worden voldaan aan het verzoek om de partijen kippenvlees een speciale hittebehandeling te laten ondergaan.

2. Aan verweersters besluitvorming ligt ten grondslag dat de partijen kippenvlees niet voldoen aan de voedselveiligheidscriteria, zoals genoemd in Bijlage I, onder 1.5, van de Verordening (EG) 2073/2005. Bij een veterinaire controle is vastgesteld dat de partijen kippenvlees zijn verontreinigd met salmonella, zodat het product niet beantwoordt aan de bestemming die is aangegeven op het veterinair certificaat. Volgens verweerster is het niet mogelijk om – zoals door eiseres 1 en 2 is verzocht – het kippenvlees een hittebehandeling te laten ondergaan, omdat Richtlijn 97/78/EG van toepassing is en niet Verordening (EG) 882/2004. Nu het kippenvlees niet aan de invoervoorwaarden voldoet, zijn enkel de maatregelen beschikbaar waarin is voorzien in deze richtlijn. Dit betekent dat het kippenvlees kan worden vernietigd of kan worden teruggestuurd, aldus verweerster. Wat in de mailwisseling van eind 2017 tussen een medewerker van de Europese Commissie en een medewerker van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is gezegd over Verordening (EG) 882/2004 geeft verweerster geen aanleiding een ander standpunt in te nemen.

3. Eiseres 1 en 2 stellen dat op grond van artikel 19 van de Verordening (EG) 882/2004 een speciale behandeling van het kippenvlees mogelijk is. Volgens hen heeft verweerster op grond van sanitaire bepalingen geconcludeerd dat sprake is van onregelmatigheden en niet op grond van veterinaire bepalingen, zodat Verordening (EG) 882/2004 kan worden toegepast. Dit volgt ook uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 15 september 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:339) in de zaak Bayshore SA (Bayshore-uitspraak), voor zover deze uitspraak al juist is. Daarnaast stellen eiseres 1 en 2 dat het op grond van artikel 8, vierde lid, vierde (lees: derde) gedachtestreepje, van Richtlijn 97/78/EG ook mogelijk is om producten een in de toepasselijke communautaire wetgeving voorgeschreven behandeling te laten ondergaan. In artikel 7, tweede lid, van de Verordening (EG) 2073/2005 is voor de verontreiniging van producten een behandeling voorgeschreven. Dat verweerster de speciale behandeling niet toestaat, is dus in strijd met de geldende wetgeving. Verder zijn eiseres 1 en 2 van mening dat uit de correspondentie tussen de Europese Commissie en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit blijkt dat een speciale behandeling mogelijk is.

4. Het wettelijk kader, zoals dat van toepassing was ten tijde van de besluitvorming door verweerster, is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

5. Ter beoordeling staat of de partijen kippenvlees hadden kunnen worden onderworpen aan een speciale behandeling als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de Verordening (EG) 882/2004.

6.1.

De beroepsgrond dat verweerster op grond van sanitaire bepalingen en niet op grond van veterinaire bepalingen heeft geconcludeerd dat sprake is van onregelmatigheden, zodat Verordening (EG) 882/2004 kan worden toegepast, slaagt niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

6.2.

In artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat de officiële dierenarts een materiële controle verricht om zich ervan te vergewissen dat de producten voldoen aan de eisen van de communautaire wetgeving en geschikt zijn om te worden gebruikt voor de in het begeleidend certificaat aangegeven doeleinden. In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat een materiële controle een controle van het product zelf is, die onder meer bemonstering en laboratoriumonderzoek kan omvatten. Deze controles moeten overeenkomstig de criteria van bijlage III van Richtlijn 97/78/EG worden verricht. Uit deze bijlage volgt dat een materiële controle van dierlijke producten tot doel heeft te garanderen dat de producten nog steeds beantwoorden aan de bestemming die is aangegeven in het veterinair certificaat. Daarom moeten de garanties worden gecontroleerd die door het derde land van oorsprong zijn gegeven en moet ook met zekerheid kunnen worden geconstateerd dat daarin geen wijzigingen zijn gekomen tijdens en ten gevolge van het transport, door laboratoriumtests voor de opsporing van pathogenen, zoals salmonella.

6.3.

Op de veterinaire certificaten van de partijen kippenvlees stond dat de producten waren gecertificeerd voor menselijke consumptie. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat de officiële dierenartsen in de grensinspectiepost hebben gecontroleerd of de partijen kippenvlees voldeden aan deze bestemming.

6.4.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hier aan de orde zijnde controles, materiële controles in de zin van artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG. De officiële dierenartsen hebben immers door middel van laboratoriumtests geverifieerd of het kippenvlees nog steeds voldeed aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten. In de considerans van Verordening (EG) 882/2004, zoals opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, staat dat de in Richtlijn 97/78/EG bedoelde controles op diervoeders en levensmiddelen uit derde landen zich beperken tot de veterinaire aspecten. Daarnaast staat in de considerans dat de Verordening (EG) 882/2004 geen verandering brengt in de reeds bestaande geharmoniseerde invoerprocedures voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong die vallen onder Richtlijn 97/78/EG. Dit uitgangspunt is ook neergelegd in de artikelen 1, derde lid, en 14, eerste lid, van Verordening 882/2004. Voor zover dus sprake is van een controle op grond van Richtlijn 97/78/EG gelden de in deze richtlijn neergelegde specifieke communautaire bepalingen betreffende invoerprocedures en officiële controles. Dit volgt ook uit de Bayshore-uitspraak en heeft het College nogmaals bevestigd in zijn uitspraak van 11 september 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:491). De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om anders te oordelen.

7. Tussen partijen is niet in geschil dat de partijen kippenvlees waren verontreinigd met salmonella. Hierdoor voldeed het kippenvlees niet meer aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten, wat betekent dat de producten niet aan de invoervoorwaarden voldeden. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 97/78/EG besluit de bevoegde autoriteit in dat geval in overleg met de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger om het product met hetzelfde vervoermiddel terug te sturen of het product te vernietigen. De mogelijkheid om producten die niet voldoen aan de invoervoorwaarden te onderwerpen aan een speciale behandeling, zoals genoemd in de artikelen 19 en 20 van Verordening 882/2004, is niet opgenomen in artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG en is dus niet mogelijk. Dit geldt eveneens voor het bepaalde in artikel 8, vierde lid, derde gedachtestreepje, van Richtlijn 97/78/EG. Ook die mogelijkheid wordt niet in artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG genoemd.

8. Ten aanzien van het betoog dat uit de mailwisseling tussen een medewerker van de Europese Commissie en een medewerker van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit volgt dat een speciale behandeling van het kippenvlees mogelijk is, overweegt de rechtbank dat blijkens de mailwisseling een medewerker van het ministerie bij een medewerker van de Europese Commissie heeft geïnformeerd of het correct is dat artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG de mogelijkheid van een speciale behandeling uitsluit. Daarop heeft de medewerker van de Europese Commissie een algemene uitleg gegeven van de verschillende opties genoemd in Verordening (EG) 882/2004 en toegelicht onder welke voorwaarden de speciale behandeling dient plaats te vinden. Daargelaten de betekenis die aan deze mailwisseling toegekend kan worden, kan hieruit niet worden afgeleid dat Verordening (EG) 882/2004 van toepassing is naast Richtlijn 97/78/EG. Dit betoog slaagt daarom niet.

9. De beroepen zijn ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. M.V. van Baaren en mr. S.A. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 juni 2019.

griffier voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bijlage