Rechtbank Rotterdam, 18-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4983, 7469991 VV EXPL 19-25
Rechtbank Rotterdam, 18-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4983, 7469991 VV EXPL 19-25
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 18 februari 2019
- Datum publicatie
- 27 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2019:4983
- Zaaknummer
- 7469991 VV EXPL 19-25
Inhoudsindicatie
Mocht de werknemer de vaststellingsovereenkomst waarbij de arbeidsovereenkomst werd beëindigd binnen 14 dagen na ondertekening ervan ontbinden? Mochten partijen afwijken van artikel 7:670b lid 2 BW?
Uitspraak
zaaknummer: 7469991 VV EXPL 19-25
uitspraak: 18 februari 2019
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Tümkaya-Canimoglu.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 31 januari 2019, met producties;
-
het (voorwaardelijk) verzoekschrift van [gedaagde] ;
-
de pleitnota van de gemachtigde van [eiser] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2019.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
[eiser] is sinds 11 januari 2016 in dienst van [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het overeengekomen loon bedroeg laatstelijk € 2.247,46 bruto per maand.
[eiser] en [gedaagde] hebben in november 2018 gesproken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 20 december 2018 heeft [gedaagde] een concept van een vaststellingsovereenkomst per e-mail verzonden aan [eiser] . Daarin staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“Na ondertekening kan de werknemer binnen 14 dagen en zonder opgave van redenen alsnog afzien van de overeenkomst (de overeenkomst ontbinden).”
Diezelfde dag hebben partijen via whatsapp het volgende geschreven:
“ [gedaagde] aan [eiser] :
“Hoi will, heb de vaststellingsovereenkomst nogmaals aangepast. Controleer jij alle data even? Dan stuur ik de ondergetekende vandaag per post. Ik zal dan het contract uiteraard eindigen op 27 december. Dus 26 december laatste dag.
[eiser] aan [gedaagde] :
Ja zo klopt het
[gedaagde] aan [eiser] :
Ok dan stuur ik het vandaag getekend op. Stuur jij ons dan ook ene getekende terug. Doe er een envelop en postzegels bij.
[eiser] aan [gedaagde] :
Jawel doe ik
[gedaagde] aan [eiser] :
Ok, alvast bedankt.”
[gedaagde] heeft twee exemplaren van de vaststellingsovereenkomst, welke door een medewerker van [gedaagde] waren ondertekend, per post verzonden aan [eiser] . [eiser] heeft één exemplaar ondertekend en aan [gedaagde] geretourneerd. [gedaagde] heeft de ondertekende vaststellingsovereenkomst op 27 december 2018 ontvangen.
[eiser] heeft bij brief van 7 januari 2019 aan [gedaagde] geschreven de vaststellingsovereenkomst te willen ontbinden.
3 De vordering en het verweer
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld:
-
om binnen twee dagen na betekening aan [eiser] te betalen een bedrag van € 443,13 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW;
-
om haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst na te komen, waaronder betaling van loon en nakoming van haar Arbo- en re-integratieverplichtingen jegens [eiser] op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke zou zijn;
-
in de proceskosten.
[eiser] heeft nakoming van de arbeidsovereenkomst aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Hij stelt zich op het standpunt dat hij de vaststellingsovereenkomst die partijen zijn aangegaan met de brief van 7 januari 2019 tijdig heeft ontbonden.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.