Rechtbank Rotterdam, 29-08-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:7136, 7815588 VZ VERZ 19-12211
Rechtbank Rotterdam, 29-08-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:7136, 7815588 VZ VERZ 19-12211
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2019
- Datum publicatie
- 19 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2019:7136
- Zaaknummer
- 7815588 VZ VERZ 19-12211
Inhoudsindicatie
Aanzegverplichting 7:668 BW. Verzoek aanzegvergoeding te laat gedaan (vervaltermijn). Partijen niet eens over nieuw contract. Tijdstip einde arbeidsovereenkomst. Sprake van voortzetting arbeidsovereenkomst 7:668 lid 4 BW nu werkgever in het midden liet of werknemer door mocht werken, en werknemer vervolgens weer werkte bij opdrachtgever. Ontbindingsverzoek afgewezen.
Uitspraak
zaaknummer: 7815588 VZ VERZ 19-12211
uitspraak: 29 augustus 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SV Werkt B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
verzoekster, tevens verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A. Bosveld,
tegen
[naam verweerder] ,
woonplaats: [woonplaats verweerder] ,
verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. L. van Dinter.
Partijen worden hierna aangeduid als SV Werkt en [naam verweerder] .
1 Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- -
-
het verzoekschrift, ingekomen op 4 juni 2019, met producties;
- -
-
het verweerschrift d.d. 27 juni 2019, met producties;
- -
-
de pleitaantekeningen van SV Werkt.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2019. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
De datum voor de uitspraak van deze beschikking is nader bepaald op heden.
2 De feiten
SV Werkt is een uitzendonderneming. [naam verweerder] , geboren op [geboortedatum verweerder] , is op 17 september 2018 voor de duur van 7 maanden bij SV Werkt in dienst getreden in de functie van Klant Manager Werk Jongeren op basis van een detacheringsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst). [naam verweerder] is tewerkgesteld bij Werkplein [naam werkplein] (hierna: Werkplein).
Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat deze van rechtswege eindigt op 17 april 2019. De overeenkomst bevat de mogelijkheid van tussentijdse opzegging.
Artikel 15 van de arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding met een boetebepaling.
Op 16 april 2019 hebben partijen een gesprek gehad over eventuele verlenging van de arbeidsrelatie.
Op 18 april 2019 heeft [naam verweerder] zich ziekgemeld.
SV Werkt heeft [naam verweerder] op 19 april 2019 een brief gezonden met de volgende inhoud:
“(….) Jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is van rechtswege geëindigd. In het gesprek van 16 april j.l. is er aangegeven dat wij jouw arbeidsovereenkomst willen verlengen gedurende de duur het project bij gemeente Roosendaal & Etten-Leur.
Hierbij bevestigen wij, met inachtneming van de wettelijke aanzegtermijn, dat jouw arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt verlengd voor de duur van 2,5 maand en zal van rechtswege eindigen op 1 juli 2019.
De huidige voorwaarden, zoals reeds opgenomen in jouw arbeidsovereenkomst van 17 april 2019 blijven onveranderd van kracht.(….)”
[naam verweerder] heeft in een e-mail aan SV Werkt van 23 april 2019 laten weten niet akkoord te gaan met het contract voor 2,5 maand. In een volgende e-mail van dezelfde datum meldt [naam verweerder] nog –onder meer- het volgende:
“(….) Daarnaast vraag ik mij af hoe jullie de aankomende periode zien betreft het werken. Ik heb nu geen contract. We zijn eigenlijk illegaal bezig. En degene die risico loopt ben ik. (….).”.
Op 23 april 2019 heeft [naam verweerder] gewerkt bij Werkplein. SV Werkt heeft op 24 april 2019 in een gesprek aan [naam verweerder] laten weten dat hij niet voor SV Werkt mag werken zolang hij het voorgelegde contract niet geaccepteerd heeft. Op 26 april 2019 heeft [naam verweerder] (nogmaals) laten weten niet te zullen tekenen.
[naam verweerder] heeft in een e-mail aan SV Werkt van 2 mei 2019 onder meer het volgende aangegeven:
“(….) Wij hebben elkaar op 16 april gesproken, waarvan ik in de veronderstelling was het onderhandelen van het contract en tekenen van het contract. Helaas was dit niet het geval. Ik kreeg medegedeeld dat SV Werkt contact moest leggen met het Werkplein [naam werkplein] om te overleggen hoelang het opdracht nog ging duren. Dit zorgde bij mij voor nog meer twijfels. (….).
3 Het verzoek van SV Werkt en het verweer
SV Werkt verzoekt om te verklaren voor recht dat de arbeidsrelatie tussen partijen is geëindigd op 17 april 2019 en dat per of na 18 april 2019 niet opnieuw een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen is. Voorts verzoekt SV Werkt voorwaardelijk om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor het geval de arbeidsrelatie niet op 17 april 2019 is geëindigd, primair op grond van een verstoorde relatie, en subsidiair op grond van het vervallen van de bedongen werkzaamheden en het ontbreken van mogelijkheden tot herplaatsing. Ten slotte verzoekt SV Werkt om [naam verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
Het verweer van [naam verweerder] strekt tot afwijzing van het verzoek.
Op het verzoek en het verweer daartegen wordt –voor zover van belang- bij de beoordeling nader ingegaan.