Rechtbank Rotterdam, 12-06-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:8171, 7688966
Rechtbank Rotterdam, 12-06-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:8171, 7688966
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 12 juni 2019
- Datum publicatie
- 21 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2019:8171
- Zaaknummer
- 7688966
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven. Werknemer berust in ontslag, geen TV want kort dienstverband. Wel billijke vergoeding, ter grootte van zes maandsalarissen.
Uitspraak
zaaknummer: 7688966 / VZ VERZ 19-7773
uitspraak: 12 juni 2019
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.C. Debije advocaat te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. J. Klein Molekamp jurist bij Ondernemersjuristen te Haarlem,
Partijen worden hierna [verzoekster] en [verweerster] genoemd.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- -
-
het verzoekschrift tot toekenning billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW met diverse nevenverzoeken, binnengekomen op 15 april 2019, met producties;
- -
-
het verweerschrift, binnengekomen op 7 mei 2019, met producties;
- -
-
de indiening nadere producties zijdens [verweerster] , met producties;
- -
-
de pleitaantekeningen zijdens [verweerster] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 mei 2019.
Ter zitting is de gemachtigde van [verzoekster] , mr. Debije, verschenen. [verzoekster] is niet verschenen, de gemachtigde heeft desgevraagd verklaard dat [verzoekster] zich heeft vergist in het tijdstip van de mondelinge behandeling. Namens [verweerster] is verschenen de heer [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde mr. J. Klein Molekamp. Beide partijen hebben hun standpunten ter zitting (nader) toegelicht. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op vandaag.
2 De feiten
In de onderhavige procedure zal - voor zover van belang - worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
Op 22 augustus 2018 is tussen [verzoekster] , geboren op 4 december 1992, als werknemer en [verweerster] als werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten.
[verzoekster] was laatstelijk werkzaam in de functie van callcentermedewerker.
Artikel 10.3 van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Indien Werknemer wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten is Werknemer verplicht dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 09.00 uur op de eerste ziektedag bij Werkgever te melden. Tevens is hij verplicht zich te houden aan de door Werkgever opgestelde verzuimvoorschriften. (....)”
Op de arbeidsovereenkomst is het huishoudelijk reglement (“reglement voor het personeel”) van toepassing. Punt 11 daarvan luidt:
“Als je ziek bent, en niet kan komen werken, dien je dit te melden. De (wettelijke) regels omtrent ziek- en betermeldingen verschillen per land. Op jouw vestiging wordt je verteld wat je in dit geval moet doen. Zorg dat je dit weet, en dat je deze instructies strikt opvolgt.”
Sinds 16 januari 2019 is [verzoekster] niet op het werk verschenen. [verweerster] heeft haar op 17 januari 2019 tevergeefs gebeld.
Op 30 januari 2019 heeft [verweerster] , in de persoon van de heer [naam 1] , manager van [verzoekster] (hierna: [naam 1] ), een aantal pogingen tot contact ondernomen:
- om 9.19 uur per WhatsApp:
“Hi [verzoekster] , ik kan je niet bereiken per telefoon waar ben je? Groeten [naam 1] ”
- om 9.21 uur per e-mail:
“Beste [verzoekster] ,
Je bent al voor de 2e week op rij ongeoorloofd afwezig en wij krijgen geen contact met je per telefoon. Telefoon gaat direct op voicemail, je reageert niet op WhatsApp berichten.
Gaat het wel goed allemaal??(...)”
[verzoekster] reageert op 30 januari 2019 per e-mail van 9.55 uur:
“Beste [naam 1] ,
Bedankt voor je bericht.
Ik zit er gewoon even helemaal doorheen. Ik lig al twee weken ziek thuis in bed met hoge koorts, hoofdpijn en stress, ik kan even helemaal niks. Mijn huisarts heeft mij doorverwezen naar een psycholoog, ik heb donderdag een afspraak staan.
Maandag ga ik wel proberen om gewoon aanwezig te zijn en 8 uur te draaien voor nu heeft het gewoon geen zin, want ik ben gewoon op. (...)”
[verzoekster] noemt in die e-mail ook een ander telefoonnummer waarop zij beter bereikbaar is.
Op 30 januari 2019 om 10.18 uur belt [naam 1] naar het bij [verweerster] bekende nummer en niet naar het door [verzoekster] in haar e-mail van die ochtend doorgegeven telefoonnummer. Een niet beantwoord telefoongesprek volgt.
Op maandag 4 februari 2019 is [verzoekster] niet op het werk verschenen.
Op dinsdag 5 februari 2019 om 9.32 uur stuurt [naam 1] de volgende e-mail aan [verzoekster] :
“(...) Ik vind het vervelend voor je dat je er doorheen zit. Echter heb je als werknemer meldingsplicht als je ziek en/of afwezig bent, dit heb je verzuimd te doen voor je afwezigheid de afgelopen weken. Tot op heden ontvangen wij als werkgever alleen een reactiefbericht, dit is niet zoals het hoort natuurlijk.
Ik verwacht een deugdelijke ziekmelding, deze ziekmelding zal ingaan vanaf het moment dat jij jezelf ziek meldt bij ons als werkgever. Wij zijn als werkgever verplicht jou aan te melden bij de Arbo-dienst, door jouw niet gemeld verzuim kunnen wij niet aan onze verplichtingen als werkgever voldoen ten aanzien van deugdelijk verzuimbeleid.
Geen bericht danwel ziek of afmelding per telefoon op [telefoonnummer] of mail naar [mailadres] zullen wij zien als weigerachtig werkattitude. (...)”
[verzoekster] is niet meer op het werk verschenen.
[verweerster] heeft [verzoekster] op 15 februari 2019 op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(...)
In onze arbeidsovereenkomst zijn wij arbeidsafspraken overeengekomen. U houdt zich aan geen van de gemaakte afspraken omtrent afmeldingen, u bent al weken ongeoorloofd afwezig en voor ons onbereikbaar, telefonisch, per WhatsApp en per e-mail geeft u geen enkel gehoor aan onze oproepen tot contact.
Wij hebben besloten niet met u verder te gaan en beëindigen het dienstverband met onmiddellijke ingang per vrijdag 15 februari 2019 .
De redenen voor dit besluit zijn:
Onverschillige/weigerachtige houding (omtrent naleving huisregels, arbeidsafspraken)
o Als wij u bellen, neemt u niet op. U hoort ons te bellen waarom u niet kan werken en u doet dit niet. hiernaast hebben wij diverse e-mails gestuurd om met u in contact te komen, hier reageert u ook niet op;
- -
-
Tegenvallende werkprestaties;
- -
-
Wisselende werkhouding.
(...)”
3 Het geschil
Het verzoek van [verzoekster]
[verzoekster] heeft - verkort en zakelijk weergegeven - verzocht, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerster] te veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW van € 6.940,08 bruto;
II. [verweerster] te veroordelen tot het betalen van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:692 lid 10 BW;
III. [verweerster] te veroordelen aan [verzoekster] te verstrekken een specificatie van het door haar opgebouwde maar niet genoten verlof, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag en [verweerster] te veroordelen aan [verzoekster] te voldoen de uit die specificatie blijkende vergoeding in geld;
IV. de onder I tot en met III bedoelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
V. [verweerster] te veroordelen tot betaling van het door de Raad voor Rechtsbijstand voor [verzoekster] vastgestelde bedrag aan eigen bijdrage, zulks binnen 14 dagen nadat een kopie van de verleende toevoeging aan [verweerster] is verstrekt;
VI. [verweerster] te veroordelen aan [verzoekster] te verstrekken de salarisspecificaties als bedoeld in artikel 7:626 BW met betrekking tot alle bedragen waarvan zij in deze uitspraak tot betaling is veroordeeld, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag;
VII. voor recht te verklaren dat [verweerster] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding;
VIII. [verweerster] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[verzoekster] voert ter onderbouwing van haar verzoek, kort gezegd, aan dat sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW. Volgens [verzoekster] is het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig aangezien er geen sprake is van een dringende reden. Zij is niet ongeoorloofd afwezig geweest, zij heeft zich op 16 januari 2019 telefonisch ziekgemeld bij [naam 1] . Het is niet juist dat [verzoekster] zich tijdens die ziekmelding onbereikbaar heeft gehouden voor [verweerster] . Zij heeft enkel de e-mail van 5 februari 2019 over het hoofd gezien, maar dat rechtvaardigt nog niet een ontslag op staande voet. De overige redenen voor het ontslag op staande voet, te weten tegenvallende werkprestaties en wisselende werkhouding zijn uit de lucht gegrepen.
Het verweer van [verweerster]
Het verweer van [verweerster] strekt tot afwijzing van hetgeen door [verzoekster] is verzocht, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
[verweerster] voert aan - kort weergegeven - dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is verleend. Voor [verweerster] was op 15 februari 2019, na een volledige maand van ongeoorloofde afwezigheid en 10 dagen nadat [verzoekster] had aangegeven weer op het werk te verschijnen, de maat vol en heeft zij [verzoekster] op staande voet ontslagen gezien de herhaalde overtreding van de verzuimvoorschriften en werkweigering.