Rechtbank Rotterdam, 25-11-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9396, 8041000
Rechtbank Rotterdam, 25-11-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9396, 8041000
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 25 november 2019
- Datum publicatie
- 2 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2019:9396
- Zaaknummer
- 8041000
Inhoudsindicatie
Werkgever in kort geding veroordeeld tot opzegging slapend dienstverband. Toekenning transitievergoeding van € 81.000,- bruto na 50-jarig dienstverband. Werkgever krijgt tot 1 juli 2020 de gelegenheid om dat bedrag te betalen.
Uitspraak
zaaknummer: 8041000 / VV EXPL 19-396
uitspraak: 25 november 2019
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M.A.F.J. Hupkes-van den Brink werkzaam bij DAS te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VT Personnel Services B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L.R.T. Peeters te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en VT genoemd.
1 Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- -
-
de dagvaarding van 14 oktober 2019, met producties;
- -
-
de conclusie van antwoord in kort geding, met producties;
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2019. Ter zitting waren aanwezig [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Hupkes-van den Brink voornoemd, alsmede namens VT dhr [naam] (adjunct directeur), bijgestaan door mr. Peeters voornoemd. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 28 juli 1969 in dienst getreden van VT. [eiser] was laatstelijk werkzaam in de functie van gezagvoerder op de scheepvaart tegen een salaris van € 4.589,63 bruto per maand exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst wordt beheerst door de cao voor het Vlootpersoneel in dienst van VT Personnel Services B.V. (hierna: “de cao”).
Ingevolge artikel 10 van de cao eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
In artikel 26 van de cao is het volgende bepaald:
“Wanneer werknemer of werkgever van mening is dat opvolging van deze cao tot onbillijke situaties of resultaten leidt, zal dit gemeld worden aan de betrokken cao partijen. Deze zullen binnen 1 kalendermaand overleg voeren.”
Vanaf 27 maart 2017 is [eiser] arbeidsongeschikt als gevolg van de bij hem gediagnosticeerde kanker.
Op 18 december 2018 heeft [eiser] een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd. Bij beslissing van 12 februari 2019 heeft het UWV aan [eiser] een IVA-uitkering toegekend met ingang van 25 maart 2019. Van enig zicht op verbetering of herstel is geen sprake.
Als de arbeidsovereenkomst niet eerder wordt beëindigd zal deze ingevolge artikel 10 van de cao van rechtswege eindigen op 9 december 2019, de datum waarop [eiser] de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub b BW zal bereiken.
[eiser] heeft VT meerdere malen verzocht tot ontslag over te gaan. VT heeft dat verzoek niet ingewilligd.
3 Het geschil
[eiser] vordert bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, VT te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis:
primair
-
de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van een opzegtermijn op te zeggen met instemming van [eiser] (op grond van artikel 7:671 lid 1 BW) onder toekenning van een transitievergoeding van € 81.000,00 bruto;
-
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 ineens en € 2.000,00 voor iedere dag dat VT na 24 uur na betekening van het vonnis nalaat aan de inhoud daarvan te voldoen tot een maximum van € 81.000,00;
subsidiair
te betalen een voorschot op de schadevergoeding van € 81.000,00 bruto aan [eiser] ;
in beide gevallen
te betalen de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
te betalen de proceskosten.
Aan de vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat VT in strijd handelt met goed werkgeverschap door de arbeidsovereenkomst slapend te houden. De arbeidsovereenkomst is niet meer dan een ‘lege huls’ geworden zonder dat er een reëel uitzicht is op het verrichten van werkzaamheden en het geven van een zinvolle invulling en/of betekenis aan de arbeidsovereenkomst. VT kan een verzoek tot compensatie van de transitievergoeding indienen vanwege de Wet compensatie transitievergoedingen (hierna: de WCT).
Het verweer van VT strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser] in zijn vorderingen, althans hem deze te ontzeggen, met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten.
Aan haar verweer heeft VT - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Primair stelt VT zich op het standpunt dat [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk is nu hij volgens artikel 26 van de cao aan de betrokken cao-partijen had moeten melden dat het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd naar zijn mening tot een onbillijke situatie of resultaat leidt. Subsidiair stelt VT zich op het standpunt dat de vordering van [eiser] niet in kort geding kan worden toegewezen omdat het leidt tot een wijziging van de rechtstoestand tussen partijen. Bovendien leidt toewijzing van de vordering tot financiële problemen bij VT, doordat zij de transitievergoeding moet voorfinancieren en de vijf andere ‘slapers’ VT op grond van het gelijkheidsbeginsel kunnen dwingen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De subsidiaire vordering van [eiser] komt niet voor toewijzing in aanmerking omdat er hoogstens sprake is van gemist voordeel en niet van schade.