Home

Rechtbank Rotterdam, 18-09-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:13181, 8341020 CV EXPL 20-5918

Rechtbank Rotterdam, 18-09-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:13181, 8341020 CV EXPL 20-5918

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
18 september 2020
Datum publicatie
7 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:13181
Zaaknummer
8341020 CV EXPL 20-5918

Inhoudsindicatie

artikel 7:629a lid 1 BW (deskundigenoordeel)

Uitspraak

zaaknummer: 8341020 CV EXPL 20-5918

uitspraak: 18 september 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[naam eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser] ( [land] ),

eiser,

gemachtigde: mr. M. Goedhart,

tegen

[naam gedaagde]

,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,

gedaagde,

gemachtigde: mr. D.J. Bosboom.

Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [naam eiser] ’ en ‘ [naam gedaagde] ’.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  1. de dagvaarding van 13 februari 2020, met producties;

  2. de conclusie van antwoord, met producties;

  3. de conclusie van repliek, met productie;

  4. de conclusie van dupliek.

Het vonnis is bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.

2.1

Op 1 mei 2018 is [naam eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [naam gedaagde] , tegen een salaris van laatstelijk € 1.625,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantiegeld en andere emolumenten.

2.2

Op 5 maart 2019 heeft [naam eiser] zich ziekgemeld.

2.3

Op 13 maart 2019 heeft [naam eiser] [naam gedaagde] telefonisch medegedeeld dat hij op 14 maart 2019 zou afreizen naar Thailand voor behandeling van verslavingsproblematiek in een kliniek. Op 14 maart 2019 is [naam eiser] naar de kliniek in Thailand afgereisd.

2.4

Bij brief van 9 april 2019 heeft [naam gedaagde] [naam eiser] , voor zover hier van belang, het volgende bericht:

“(…) We hebben jouw situatie afgelopen week met Arboned, onze arbodienst, besproken. Hier vloeide uit voort dat jouw vertrek naar het buitenland het voor hen niet mogelijk maakt om je medisch te onderzoeken. (…)

Met jouw vertrek op 14 maart 2019 ben je dan ook niet in staat om werk te verrichten voor ons vanaf 14 maart 2019 tot en met het einde van je huidige arbeidsovereenkomst die eindigt op 30 april 2019. Om deze reden zal je met je vertrek dan ook onbetaald verlof opnemen van 15 maart 2019 t/m 30 april 2019. (…)”

2.5

Per 30 april 2019 is het dienstverband van [naam eiser] geëindigd.

2.6

[naam gedaagde] heeft het loon over de periode 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019 niet aan [naam eiser] uitbetaald.

2.7

Bij e-mail van 10 mei 2019 heeft [naam gedaagde] [naam eiser] , voor zover hier van belang, het volgende bericht:

“(…) ArboNed dient (middels de bedrijfsarts) vast kunnen stellen wat de medische stand van zaken is. Op grond van artikel 7:658 BW dient door ArboNed met jou een plan van aanpak opgesteld kunnen worden betreffende jouw mogelijkheden en onmogelijkheden te functioneren. Je hebt door je vertrek naar het buitenland ArboNed (en dus ons als je werkgever) geheel buiten spel gezet. ArboNed is het zo onmogelijk gemaakt uit eerste hand (van jou) de nodige informatie te krijgen en het verplichte traject van re-integratie in gang te zetten. (…)

Dit alles zorgt ervoor dat wij niet anders kunnen concluderen dan dat jij niet aan de verplichtingen voldoet die voor werknemers zijn neergelegd in artikel 7:629 BW, specifiek lid 3 sub e. Dit betekent dan dat de loonbetalingsverplichting is opgeschort. En we betwisten bij gebrek aan door ArboNed te verifiëren gegevens dat er sprake is van een verhindering om je werkzaamheden te verrichten anders dan dat je ieder werk of re-integratie fysiek onmogelijk hebt gemaakt door je zelf gekozen vertrek naar het buitenland. (…)”

2.8

Op 16 mei 2019 heeft de behandelend arts van [naam eiser] , klinisch psychiater dr. [naam klinisch psychiater] , voor zover hier van belang, de volgende schriftelijke verklaring opgesteld:

“(…) This letter is to verify that Mr [naam eiser] has been admitted to inpatient treatment at The Cabin Chiang Mai since 15/03/19 for his presenting disorders of:

• Major Depressive Disorder (…)

• Post Traumatic Stress Disorder (…)

• Polysubstance Use Disorder (…)

Mr [naam eiser] is recommended to remain in inpatient treatment at The Cabin Chiang Mai with his projected date of discharge being 13/06/19. (…)”

3. De vordering

3.1

[naam eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [naam gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam eiser] te betalen een brutobedrag van € 3.926,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden tot aan de dag van algehele voldoening;

  2. [naam gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam eiser] te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 386,76, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van dagvaarden tot aan de dag van algehele voldoening;

  3. met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2

Het door [naam eiser] onder I) gevorderde bedrag van € 3.926,40 bestaat uit € 2.617,60 aan loon over de periode 15 maart 2019 tot en met 30 april 2019 en € 1.308,80 aan wettelijke verhoging.

3.3

[naam eiser] vordert doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte op grond van artikel 7:629 BW.

4. Het verweer

5. De beoordeling

6. De beslissing