Rechtbank Rotterdam, 29-05-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:4731, 8408116 / VZ VERZ 20-5185
Rechtbank Rotterdam, 29-05-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:4731, 8408116 / VZ VERZ 20-5185
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 29 mei 2020
- Datum publicatie
- 2 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2020:4731
- Zaaknummer
- 8408116 / VZ VERZ 20-5185
Inhoudsindicatie
WWZ. Ontbinding arbeidsovereenkomst ex 7:671b BW op de g-grond, met toekenning transitievergoeding. Verzoek werknemer tot uitbetaling onkostenvergoedingen en buiten werking stellen concurrentiebeding afgewezen, uitbetaling vakantie-uren deels toegewezen.
Uitspraak
zaaknummer: 8408116 / VZ VERZ 20-5185
uitspraak: 29 mei 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bilfinger Shared Services B.V.,
gevestigd te Brielle,
verzoekster,
tevens verweerster in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.C.V. Dornstedt, advocaat te Hellevoetsluis,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats verweerder] , gemeente [gemeente] ,
verweerder,
tevens verzoeker in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. B.J. Bongaards, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna “Bilfinger” en “ [verweerder] ” genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- -
-
het verzoekschrift, met producties 1 t/m 8, ontvangen op 23 maart 2020;
- -
-
de brief van Bilfinger van 11 mei 2020, met producties 9 t/m 12;
- -
-
het verweerschrift, met producties 1 t/m 11;
- -
-
de brieven van Bilfinger van 19 mei en 20 mei 2020, waarbij haar producties 11 en 12 zijn ingetrokken;
- -
-
het aanvullende verweerschrift tevens wijziging verwante verzoeken van [verweerder] , met productie 12;
- -
-
het verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken tevens houdende spreekaantekeningen van Bilfinger.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020. Namens Bilfinger zijn verschenen dhr. [naam persoon 1] (Finance Director) en mw. [naam persoon 2] (Senior Legal Counsel), bijgestaan door mr. M.C.V. Dornstedt. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.J. Bongaards. Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht. Van hetgeen ter mondelinge behandeling is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking vervolgens bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
Bilfinger verleent diensten op administratief en facilitair gebied en leent personeel uit c.q. detacheert personeel uitsluitend binnen de groep van bedrijven waartoe de vennootschap behoort.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 april 2018 in dienst getreden bij Bilfinger Tebodin Netherlands B.V., een zustervennootschap van Bilfinger.
Nadat [verweerder] bij die zustervennootschap boventallig was verklaard, is hij op 1 oktober 2019 bij Bilfinger in dienst getreden in de functie van Manager Control, tegen een salaris van
€ 6.700,00 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag, een 13e maand en overige emolumenten. Met ingang van 1 januari 2020 is zijn functie gewijzigd in die van Manager Finance. Zijn salaris is gelijk gebleven.
In de arbeidsovereenkomst van [verweerder] is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 2 – Salaris, 13e maand & onkostenvergoeding
(…)
7. In verband met de uitoefening van zijn functie heeft werknemer recht op onkostenvergoedingen, conform het Reglement onkostenvergoeding van Bilfinger Industrial Services. Voor werknemer zijn dit de volgende maandelijkse vergoedingen:
- Een algemene kostenvergoeding van: € 211,00
- Een autokostenvergoeding van: € 33,00
(…)
Artikel 9 – Door de werkgever ter beschikking gestelde auto
-
Aan de werknemer wordt in verband met de uitoefening van de in artikel 1.1 genoemde functie een auto ter beschikking gesteld.
-
Op het gebruik van de auto zijn de voorwaarden van toepassing zoals opgenomen in de separaat opgestelde overeenkomst met de werkgever en de bepalingen zoals deze zijn vastgesteld in de autoregeling van Bilfinger Industrial Services Nederland B.V.
(…)
Artikel 14 – Concurrentiebeding
Het is de werknemer verboden om zonder schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende
1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst direct noch indirect binnen het werkgebied van de werkgever, voor zichzelf of voor anderen, al dan niet tegen betaling, in enigerlei vorm werkzaam te zijn voor of betrokken te zijn bij, daaronder mede begrepen bemiddeling, bij een onderneming die activiteiten verricht of zal gaan verrichten, al dan niet als kernactiviteit, op een terrein gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van de werkgever en de aan haar gelieerde ondernemingen.
(…)
Artikel 17 – Boetebeding
1. Indien de werknemer in strijd handelt met de verplichtingen genoemd in de artikelen 12, 13, 14, 15 of 16 zal de werknemer aan de werkgever, zonder dat een ingebrekestelling is vereist, voor iedere overtreding een direct opeisbare boetesom gelijk aan 10% van het overeengekomen bruto jaarsalaris verbeuren, evenals een boetesom per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, van 10% van het overeengekomen salaris per loonperiode, met een minimum van
€ 225,--, zolang de overtreding voortduurt, zulks onverminderd het recht van de werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding van de werknemer te vorderen.
(…)”
Op 27 januari 2020 heeft Bilfinger aan [verweerder] medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wenst te beëindigen en dat hij met onmiddellijke ingang is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Bilfinger heeft [verweerder] een concept-vaststellingsovereenkomst overhandigd om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Partijen zijn niet tot een overeenstemming gekomen.
Bij brief van 7 april 2020 heeft de gemachtigde van Bilfinger aan de gemachtigde van [verweerder] medegedeeld dat:
- de betaling van de maandelijkse onkostenvergoeding van € 211,00 en € 33,00 wordt gestopt met ingang van april 2020;
- het gebruiksrecht van [verweerder] ter zake van de bedrijfsauto op 16 april 2020 wordt beëindigd en dat de auto op die datum zal worden opgehaald;
- alle stafmedewerkers worden geacht, met ingang van die week, per week 20% vakantie op te nemen tot 1 juni 2020, met toevoeging van de brief van 31 maart 2020 waarin de maatregel aan het personeel van Bilfinger is gecommuniceerd.
In mei 2020 heeft [verweerder] bij de afdeling Corporate Compliance een melding gedaan van creatief boekhouden binnen Bilfinger. In reactie op deze melding heeft de compliance officer van Bilfinger Salamis UK Limited (hierna: “Salamis”) bij e-mail van 19 mei 2020 het volgende aan [verweerder] medegedeeld:
“Thanks for your report. Bilfinger takes these matters very seriously.
I understand that there are currently ongoing legal proceedings concerning the matters alleged. As such, I will consider appropriate further steps in light of developments in those proceedings.
I will respond further in due course.”
3. Het verzoek van Bilfinger en de stellingen van partijen
Het verzoek strekt, na wijziging, er – kort gezegd – toe de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, in de eerste plaats op grond van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding ex artikel 7:669 lid 3 onder g BW en in de tweede plaats op grond van een combinatie van gronden ex artikel 7:669 lid 3 onder i BW, zonder toekenning van enige vergoeding, kosten rechtens.
Bilfinger stelt zich allereerst op het standpunt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder g BW. Na aanvang van het dienstverband bij Bilfinger bleek al snel dat [verweerder] ondermaats presteerde. De leidinggevende heeft wekelijks met [verweerder] gesproken over de manier waarop hij zijn functie moest vervullen en wat van hem werd verlangd. [verweerder] trok echter zijn eigen plan. Hij verdiepte zich niet in de bedrijfsprocessen en de operationele bedrijfsvoering, sloot zich op in zijn kamer, was passief, luisterde niet, wees naar anderen als zaken niet goed waren gegaan, ging contacten uit de weg en was op belangrijke momenten afwezig. Daardoor verloor [verweerder] in rap tempo draagvlak binnen zijn team. Omdat de situatie onhoudbaar werd, is [verweerder] herplaatst in de functie van Manager Finance. Met deze demotie werd [verweerder] een tweede kans gegeven om zich te bewijzen. Die kans heeft hij echter niet aangegrepen. Zijn functioneren bleef ondermaats en zijn werkhouding veranderde niet. Bovendien liet [verweerder] tijdens gesprekken daarover blijken dat hij de kritiekpunten niet serieus nam en ook geen verantwoordelijkheid nam. Bilfinger heeft er, gezien de ontkenning van het probleem door [verweerder] , geen enkel vertrouwen in dat [verweerder] zijn houding zal kunnen verbeteren.
Daarnaast heeft [verweerder] na indiening van het verzoekschrift Bilfinger beschuldigd van creatief boekhouden. Deze ernstige aantijgingen zijn niet onderbouwd en worden met klem betwist door Bilfinger. Bilfinger neemt het [verweerder] zeer kwalijk dat hij haar met deze valse beschuldigingen onder oneigenlijke pressie probeert te zetten.
Door deze omstandigheden is een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding ontstaan, zodanig dat van Bilfinger niet langer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voort te zetten.
Indien de kantonrechter meent dat er geen sprake is van een voldragen g-grond, betoogt Bilfinger dat de g-grond in combinatie met de d-grond een voldragen ontslaggrond in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder i BW oplevert.
[verweerder] betwist gemotiveerd het door Bilfinger gestelde disfunctioneren en slechte werkhouding. Desalniettemin heeft hij zijn aanvankelijke verweer tot afwijzing van het ontbindingsverzoek van Bilfinger laten vallen. [verweerder] begrijpt uit de reactie van de compliance officer van Salamis dat er geen behoefte bij Bilfinger bestaat om zelf serieus en gedegen onderzoek te doen naar de klacht over de oneigenlijke gang van zaken ten aanzien van de financiën en het ‘victimisatie-ontslag’ dat Bilfinger in dat kader wil bewerkstelligen. Om die reden ziet [verweerder] in dat een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer te verwachten valt.