Rechtbank Rotterdam, 24-06-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5512, 8298031 VZ VERZ 20-1336
Rechtbank Rotterdam, 24-06-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5512, 8298031 VZ VERZ 20-1336
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 24 juni 2020
- Datum publicatie
- 24 juni 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2020:5512
- Zaaknummer
- 8298031 VZ VERZ 20-1336
Inhoudsindicatie
Verzoek gegrond op wanprestatie werkgever moet met dagvaarding worden ingeleid, artikel 7:686 BW, spoorwissel, artikel 69 Rv
Uitspraak
Zaaknummer: 8298031 VZ VERZ 20-1336
Uitspraak: 24 juni 2020
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] , hierna: ‘ [eiser] ’,
wonende te [woonplaats eiser] ,
verzoeker, tevens verweerder ingevolge het voorwaardelijk gedaan tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem te Breda,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KPN B.V., hierna: ‘KPN’,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster, tevens verzoekster ingevolge het voorwaardelijk gedaan tegenverzoek,
in het geding verschenen bij mr. W.J. van Leeuwen.
1. Het verloop van de procedure
Het procesverloop volgt uit de volgende processtukken:
- -
-
het op 31 januari 2020 ter griffie ontvangen verzoekschrift van [eiser] , met producties;
- -
-
het verweerschrift tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek van KPN, met producties;
- -
-
de brief van 12 juni 2020 van de gemachtigde van [eiser] , met producties;
- -
-
de brief van 16 juni 2020 tevens houdende een vermeerdering van eis/het verzochte van de gemachtigde van [eiser] , met producties.
Op 17 juni 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad. Daarbij zijn [eiser] en zijn gemachtigde voornoemd verschenen. Aan de zijde van KPN zijn verschenen mevrouw [naam 1] en de heren [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door mr. C. Hilgers. Van ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden en werd op verzoek van de gemachtigde van [eiser] ook proces-verbaal opgemaakt.
De kantonrechter heeft de datum van deze beschikking op heden bepaald.
2. Het verzochte
[eiser] heeft, na vermeerdering van eis/het verzochte, verzocht:
primair:
-
te verklaren voor recht dat KPN ten opzichte van [eiser] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:686 BW, door aan [eiser] eenzijdig de werkzaamheden behorend bij de functie van Manager Productiemanagement, PAO B, respectievelijk de functie van Manager LCE, PAO B, per 1 april 2019 te ontnemen, en KPN verplicht is de (inkomens- en pensioen)schade die [eiser] dientengevolge lijdt aan hem te vergoeden;
-
te verklaren voor recht dat de door [eiser] te lijden (inkomens- en pensioen)schade dient te worden berekend uitgaande van de fictieve situatie dat [eiser] vanaf 1 december 2019 nog 10,4 jaar in dienst van KPN zou zijn gebleven, en derhalve over de periode van 1 december 2019 tot 1 april 2029,
-
KPN te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een bedrag van in totaal € 554.194,39 bruto, te vermeerderen met gederfde pensioenopbouw, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van het onderhavig verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
-
KPN te veroordelen om aan [eiser] te vergoeden alle kosten (van rechtsbijstand) die [eiser] vanaf 1 april 2019 heeft moeten maken ter zake van het vaststellen van de aansprakelijkheid van KPN en de vaststelling van de dientengevolge door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, en
-
KPN te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een bedrag van in totaal € 30.516,72 bruto ter zake va de bonus over het jaar 2019, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel
subsidiair:
de opzegging door KPN van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 te vernietigen, en voorts:
de dienstbetrekking tussen [eiser] en KPN per de eerst mogelijk datum te herstellen en daarbij te bepalen dat aan [eiser] over de periode van 1 december 2019 tot de datum van herstel van de dienstbetrekking een bruto vergoeding toekomt ter hoogte van het totale bruto salaris van € 8.626,-, te vermeerderen met emolumenten over de periode van 1 december 2019 tot de datum van herstel van de dienstbetrekking, dan wel
meer subsidiair:
KPN te veroordelen om aan [eiser] te voldoen een billijke vergoeding,
in alle gevallen met veroordeling van KPN in de kosten van de procedure.
KPN heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing dan wel (subsidiair) matiging van het door [eiser] verzochte en tot veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Voor het geval de dienstbetrekking overeenkomstig het subsidiaire verzoek van [eiser] zou worden hersteld, heeft KPN, bij wege van voorwaardelijk tegenverzoek, verzocht [eiser] te veroordelen tot terugbetaling van de door KPN uitbetaalde transitievergoeding van € 40.763,26 bruto, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
Op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, wordt, voor zover van belang voor de uitkomst, in het hiernavolgende dan wel in een later stadium teruggekomen.
3. De beoordeling
Vooropgesteld wordt dat ingevolge artikel 69 Rv de kantonrechter verplicht is, ook zonder een daartoe strekkend verweer, te onderzoeken of de procedure met het juiste procesinleidend stuk aanhangig gemaakt is. Indien hij vervolgens constateert dat de zaak op het verkeerde ‘spoor’ zit, dient hij de wissel om te zetten en ervoor zorg te dragen dat de procedure wordt doorgeleid naar het juiste spoor.
Aan het door hem primair verzochte heeft [eiser] ten grondslag heeft gelegd dat KPN ingevolge artikel 7:686 BW toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met hem door per 1 april 2019 de werkzaamheden behorend bij zijn functie van Manager Productmanagement, PAO B, respectievelijk die van Manager LCE, eenzijdig aan hem te ontnemen, zodat KPN verplicht is [eiser] de (inkomens- en pensioen)schade die hij door deze wanprestatie van KPN lijdt en zal lijden, te vergoeden.
De kantonrechter overweegt dat artikel 7:686 BW bepaalt dat de bepalingen van afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW voor geen van beide partijen de mogelijkheid uitsluit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van schadevergoeding. Daaruit volgt echter niet dat een op die grondslag ingestoken procedure met een verzoekschrift moet worden ingeleid. Uit dit artikel blijkt slechts dat partijen óók de genoemde, op Boek 6 BW gebaseerde rechtsmiddelen van ontbinding en schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst ten dienste staan, voor het inroepen waarvan een dagvaardingsprocedure is voorgeschreven.
Evenmin volgt, anders dan de gemachtigde van [eiser] heeft betoogd, uit het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 en lid 3 BW dat een verzoekschriftprocedure ten aanzien van het door hem primair verzochte aangewezen is.
In het eerstbedoelde artikellid is bepaald dat gedingen die op het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW bepaalde zijn gebaseerd, ingeleid worden met een verzoekschrift. Aan het door hem primair verzochte heeft [eiser] echter (zie hiervoor) een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) van KPN ten grondslag gelegd. Het door hem primair verzochte is derhalve gegrond op artikel 6:74 BW en niet op ‘op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde’, als bedoeld in artikel 7:686a lid 2 BW.
Het kan ook niet worden aangemerkt als een nevenvordering als bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW. Dat impliceert immers dat er (primair) een verzoek gegrond op het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW voorligt en dat is hier niet het geval. Een dergelijk verzoek heeft [eiser] slechts subsidiair (en meer subsidiair) ingesteld, zodat aan beoordeling daarvan eerst wordt toegekomen indien het primair door hem verlangde, dat ervan uitgaat dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2019 tot een definitief einde is gekomen, niet toewijsbaar zou zijn. In het verzoekschrift (pagina 29) staat ter zake ook vermeld: “ is van oordeel dat als hij volgens de EA kantonrechter geen recht zou hebben op volledige schadevergoeding als hiervoor primair gevorderd, dat hij dan in redelijkheid aanspraak moet kunnen maken op herstel van de dienstbetrekking met KPN, omdat KPN de arbeidsovereenkomst met hem heeft opgezegd in strijd met artikel 669, lid 1 of lid 3, onderdeel a”, en (ten aanzien van het meer subsidiair verzochte) (pagina 30): “Indien de EA Kantonrechter echter van oordeel zou zijn dat herstel van het dienstverband in redelijkheid niet mogelijk is vanwege ernstig verwijtbaar handelen door KPN, dan maakt [eiser] meer subsidiair aanspraak op een billijke vergoeding”.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter hierna op de voet van artikel 69 Rv zal bevelen dat de onderhavige zaak wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, een en ander als hierna gemeld.