Home

Rechtbank Rotterdam, 27-08-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7502, C/10/601363 / KG ZA 20-683

Rechtbank Rotterdam, 27-08-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:7502, C/10/601363 / KG ZA 20-683

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
27 augustus 2020
Datum publicatie
27 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:7502
Zaaknummer
C/10/601363 / KG ZA 20-683

Inhoudsindicatie

Vordering door vakbondsorganisaties tot nakoming van de Non-Seafarers Work Clause. Afgewezen in Kort Geding omdat niet ondenkbaar is dat in de bodemprocedure geoordeeld zal worden dat gedaagden niet aan deze bepaling onverkort gebonden zijn en het beroep op nietigheid ex. artikel 101 lid 1 VWEU nader onderzocht zal moeten worden.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/601363 / KG ZA 20-683

Vonnis in kort geding van 27 augustus 2020

in de zaak van

1. de rechtspersoon naar vreemd recht

INTERNATIONAL TRANSPORT WORKERS' FEDERATION,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

2. de vereniging

NAUTILUS INTERNATIONAL,

gevestigd te Rotterdam,

3. de rechtspersoon naar vreemd recht

VEREINTE DIENSTLEISTUNGSGEWERKSCHAFT,

gevestigd te Berlijn, Duitsland,

4. de vereniging

FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING, optredende zowel pro se als in hoedanigheid van vertegenwoordiger van tot haar achterban behorende havenwerkers,

gevestigd te Utrecht,

eiseressen in conventie,

gedaagden in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaten mrs. R.J. Wybenga en P.F. Slob te Rotterdam,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MARLOW NAVIGATION NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde ,

advocaten mrs. S.A. Tan en S. Geense te Rotterdam,

2. de rechtspersoon naar vreemd recht

MARLOW NAVIGATION COMPANY LIMITED,

gevestigd te Limassol, Cyprus,

gedaagde ,

advocaten mrs. S.A. Tan en S. Geense te Rotterdam,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EXPERT SHIPPING B.V.,

gevestigd te Harlingen,

gedaagde in conventie,

eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaten mrs. R.C.A. van 't Zelfde en D. Komen te Rotterdam

en

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BG FREIGHT LINE B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SAMSKIP B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

3. de rechtspersoon naar vreemd recht

UNIFEEDER A/S,

gevestigd te Aarhus, Denemarken,

4. de rechtspersoon naar vreemd recht

EUCON SHIPPING & TRANSPORT LTD,

gevestigd te Dublin, Ierland,

5. de rechtspersoon naar vreemd recht

X-PRESS CONTAINER LINE (UK) LTD,

gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,

gevoegde partijen,

advocaten mr. dr. G.W. van der Voet en mr. R.M.T.M. Jaspers te Rotterdam.

Eiseressen zullen hierna ITF, Nautilus, Ver.di en FNV Havens genoemd worden.

Gedaagden sub 1. en 2. zullen hierna Marlow Nederland, Marlow Cyprus en gezamenlijk Marlow genoemd worden.

Gedaagde sub 3 zal hierna de Reder genoemd worden.

Gevoegde partijen zullen hierna gezamenlijk de Charterers genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 3 augustus 2020 en producties 1 tot en met 20

-

de brief van 5 augustus 2020 van mr. Tan en 2 producties

-

de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie van de

Reder en producties 1 tot en met 11

- de incidentele conclusie tot voeging in kort geding ex artikel 217 jo artikel 254 Wetboek

van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van de Charterers

- de brief van 5 augustus 2020 van mr. Van der Voet met daarin “de feiten en het

belangrijkste deel van de argumenten” van de Charterers en producties 1 tot en met 31

-

de brief van 6 augustus 2020 van mr. Van der Voet met en producties 32 tot en met 34

-

de mondelinge behandeling

-

de pleitnotities van ITF

-

de pleitnota van Marlow

-

de spreeknotities van de Reder

-

de pleitaantekeningen van de Charterers.

1.2.

De voorzieningenrechter geeft geen gevolg aan het bezwaar van de Charterers tegen het laat indienen van de expert opinies door eiseressen. Hoewel de expert opinies onnodig laat zijn ingediend (ze dateren van februari en mei 2020), zijn ze volgens het procesreglement tijdig ingediend. Daarnaast is niet gebleken dat de Charterers in hun verdediging zijn geschaad, gelet op de gemotiveerde inhoudelijke reactie van de Charterers op de expert opinies.

1.3.

De Charterers hebben aangevoerd dat de manier waarop de zitting van 6 augustus 2020 plaatsvindt, in strijd is met de beginselen van “fair trial” artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), openbaarheid van zittingen (artikel 121 Grondwet) en hoor en wederhoor (artikel 19 Rv), omdat zij met vijf partijen zijn en slechts twee personen namens hen aanwezig mogen zijn in de zittingszaal. De niet aanwezige partijen worden volgens de Charterers zo de kans ontnomen om actief deel te nemen aan de zitting.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van schending van voornoemde beginselen geen sprake, omdat de twee aanwezige personen in de zittingszaal de advocaten zijn van de Charterers en zij zeer wel in staat zijn gebleken om de standpunten van de Charterers over het voetlicht te brengen. Bovendien is de zitting tussentijds geschorst, waardoor de advocaten in de gelegenheid zijn geweest om eventueel met de achterban te overleggen. In verband met de anderhalve meter richtlijn van het RIVM, bevond deze achterban zich in een zaal nabij de zittingszaal, om de kans op een COVID-19 (hierna: corona) besmetting van de aanwezigen in de zittingszaal te verkleinen. In die andere zaal kon de zitting via een beeldscherm worden gevolgd.

1.4.

De Charterers hebben verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van gedaagden in kort geding. Ter zitting hebben eiseressen en gedaagden verklaard daar geen bezwaar tegen te hebben. De voorzieningenrechter heeft daarop de voeging toegestaan, aangezien de Charterers aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben, terwijl niet is gebleken dat het verzoek tot voeging aan de vereiste spoed en de goede procesorde in dit kort geding in de weg staat.

1.5.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

ITF is een internationale vakbondsfederatie, die in internationale context onder meer de belangen van bij haar aangesloten (lokale) vakbonden voor zeevarenden en havenwerkers (de “ITF-affiliates”) behartigt, zoals Nautilus en Ver.di. FNV is een werknemersvereniging die opkomt voor de belangen van werknemers in een groot aantal sectoren, waaronder de haven. FNV Havens is een onderdeel van FNV en vertegenwoordigt onder meer havenwerkers die als zodanig werkzaam zijn bij bedrijven in de sjorsector.

2.2.

Marlow maakt deel uit van een internationaal actief concern dat zich (onder meer) toelegt op scheepsmanagement met inbegrip van het ter beschikking stellen van scheepsbemanningen. Marlow Cyprus is enig aandeelhouder van Marlow Nederland. Door Marlow worden wereldwijd onder meer ruim duizend (container)schepen gemanaged, waarvan een substantieel aantal actief is in Noord- en West-Europese wateren. Deze schepen doen regelmatig de Rotterdamse haven aan. De voor dit geding van belang zijnde schepen waarvoor Marlow scheepsbemanning ter beschikking stelt (hierna: de Marlow schepen), hebben een “Length Overall” van minder dan 170 meter. De zeevarenden werkzaam aan boord van de Marlow schepen zijn merendeels in dienst van Marlow. Marlow vervult tegenover deze zeevarenden de rol van werkgever.

2.3.

De Reder is eigenaar van het door Marlow Nederland bemande schip m/v “ [naam schip] ” (hierna: de “ [naam schip] ”).

2.4.

De Charterers zijn actief in de Europese short sea (vervoer van goederen over zee, waarbij oorsprong en bestemming beide in of rond Europa liggen) en feeder (een verschijningsvorm van short sea: het voor- en nastransport binnen Europa, in aansluiting op een intercontinentaal (zogenaamd deep sea) traject). Voor short sea en feeder worden binnen Europa containerschepen tot en met 170 meter ingezet.

2.5.

Sinds 1 januari 2020 is het op containerschepen die worden gereed dan wel worden

bemand door partijen die zijn aangesloten bij de International Maritime Employers’

Council (een internationale werkgeversorganisatie die opkomt voor de belangen van individuele reders (eigenaren), scheepsmanagers en werkgevers die voornamelijk bulk-, container- en tankschepen exploiteren respectievelijk doen bemannen; hierna: IMEC) in beginsel niet langer toegestaan sjorwerkzaamheden te doen verrichten door de bemanning. Dit verbod op het doen verrichten van sjorwerkzaamheden door bemanning is een gevolg van de inwerkingtreding per 1januari 2020 van de nieuwe “Non-Seafarers Work Clause”, ook wel aangeduid als de “Dockers’ Clause”, die krachtens door IMEC gemaakte afspraken deel uitmaakt van de op de arbeidsovereenkomsten van de bemanning toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

2.6.

De Non-Seafarers Work Clause luidt als volgt:

“4.1 Neither seafarers nor anyone else on board whether in permanent or temporary employment by the Company shall carry out cargo handling services in a port, at a terminal or on board of a vessel, where dock workers, who are members of an ITF affiliated union, are providing the cargo handling services. Where there are not sufficient numbers of qualified dock workers available, the ship's crew may carry out the work provided that there is prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned; and provided that the individual seafarers volunteer to carry out such duties; and those seafarers are qualified and adequately compensated for that work. For the purpose of this clause “cargo handling services” may include but is not limited to: loading, unloading, lashing, unlashing, checking and receiving.

4.2

Where a vessel is in a port where an official trade dispute involving an ITF affiliated dock workers' union is taking place, there shall not be any cargo operations undertaken which could affect the resolution of the dispute. The Company will not take any punitive measures against any seafarer who respects such dockworkers' trade dispute and any such lawful act by the seafarer shall not be treated as any breach of the seafarer's contract of employment, provided that this act is lawful within the country it is taken.

4.3

For crewmembers compensation for such work performed during the normal working week, as specified in Article 6, shall be by the payment of the overtime rate specified in Appendix 2 for each hour or part hour that such work is performed, in addition to the basic pay. Any such work performed outside the normal working week will be compensated at double the overtime rate.

4.4

In implementing the provisions of Articles 4.1 and 4.2 above, specific conditions may apply as identified in Appendix 4 to this CBA.”

De oude Non-Seafarers Work Clause, die zag op de periode van 2015 tot en met 2017, luidde - voor zover relevant - als volgt:

“Neither ships’ crews nor anyone else on board whether in permanent or temporary employment by the Company shall carry out cargo handling and other work traditionally or historically done by dock workers without the prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned and provided that the individual seafarers volunteer to carry out such duties, for which they should be adequately compensated. (…)”

De zinsnede “traditionally or historically done by dock workers” is niet overgenomen in de nieuwe Non-Seafarers Work Clause,

2.7.

The Joint Negotiating Group (hierna: JNG) is een internationaal collectief van maritieme werkgevers(organisaties), waaronder IMEC. Het gros van de reders, eigenaren en scheepsmanagers die opereren in Europese en Canadese wateren zijn aangesloten bij IMEC. Ook Marlow Cyprus is lid van IMEC.

2.8.

ITF en JNG vormen tezamen “the International Bargaining Forum” (hierna: IBF). Binnen de IBF vinden tweejaarlijks onderhandelingen plaats over de beloning van zeevarenden en hun arbeidsvoorwaarden. De resultaten van deze onderhandelingen worden vastgelegd in een “IBF Framework Agreement”, welke de basis vormt voor de bedrijfstakcao’s en/of ondernemingscao’s die lokale vakbonden met lokale werkgevers(organisaties) overeenkomen.

2.9.

Via ITF respectievelijk JNG committeren de bij ITF respectievelijk JNG - al dan niet indirect via bijvoorbeeld IMEC - aangesloten partijen (waaronder dus Nautilus, Ver.di en Marlow) zich om, waar het de tewerkstelling van zeevarenden aan boord van schepen betreft, de op hen van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden in collectieve arbeidsovereenkomsten en individuele zeearbeidsovereenkomsten te implementeren, en dusdoende uitvoering te geven aan de afspraken die op IBF-niveau tussen ITF en JNG omtrent beloning en arbeidsvoorwaarden tot stand zijn gekomen.

2.10.

De Reder wordt aan deze afspraken gebonden doordat Nautilus enerzijds

en de Reder anderzijds per individueel schip een zogeheten “Special Agreement” sluiten. De Non-Seafarers Work Clause is in de Special Agreement geïncorporeerd. De Special Agreement die ten aanzien van de “ [naam schip] ” (het schip van de Reder) is gesloten, is door Marlow Nederland op 13 januari 2020 ondertekend als: “the company/on behalf of the Company who is duly authorised by the owner of the Ship to sign on its behalf”.

2.11.

Sjorwerkzaamheden op Marlow-schepen worden niet door havenwerkers maar door zeevarenden verricht.

2.12.

Op 19 mei 2020 hebben de Charterers een klachtbrief ingediend bij de Europese Commissie tegen ITF en FNV Havens in verband met het in de ogen van de Charterers schenden van het Europese mededingingsrecht.

3. Het geschil

3.1.

ITF, Nautilus en FNV Havens vorderen Marlow Nederland en de Reder te gebieden het daarheen te leiden dat binnen twee dagen nadat te dezen vonnis is gewezen:

behoudens “prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned” als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub j van de Special Agreements zoals door Marlow Nederland en de Reder met ITF en Nautilus aangegaan (Non Seafarers Work Clause),

  1. noch in Nederlandse havens, noch - zulks uitsluitend in de relatie tot ITF en Nautilus - in havens gelegen in Noord- en West-Europa, met uitzondering van de Middellandse zee maar met inbegrip van de havens in de Oostzee/Baltische zee, en in havens gelegen in Canada, op de door Marlow Nederland van bemanning voorziene schepen, waaronder ook het door de Reder in eigendom gehouden schip, werkzaamheden door zeevarenden worden verricht in omstandigheden als omschreven in de Non-Seafarers Work Clause, alsmede

  2. de hiervoor bedoelde werkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers,

zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 24.000 voor elke overtreding van dit gebod en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt ten gunste van ITF en Nautilus gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt buiten Nederland, en ten gunste van ITF, Nautilus en FNV Havens gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt binnen Nederland;

en

ITF, Ver.di en FNV Havens vorderen Marlow Cyprus te gebieden het daarheen te leiden dat binnen twee dagen nadat te dezen vonnis is gewezen:

behoudens “prior agreement of the ITF Dockers Union or ITF Unions concerned” als bedoeld in artikel 1 aanhef en sub j van de Special Agreements zoals door Marlow Cyprus

met ITF en Ver.di aangegaan (Non-Seafarers Work Clause)

  1. noch in Nederlandse havens, noch - zulks uitsluitend in de relatie tot ITF en Ver.di - in havens gelegen in Noord- en West-Europa, met uitzondering van de Middellandse zee maar met inbegrip van de havens in de Oostzee/Baltische zee, en in havens gelegen in Canada, op de door Marlow Cyprus van bemanning voorziene schepen werkzaamheden door zeevarenden worden verricht in omstandigheden als omschreven in de Non-Seafarers Work Clause, alsmede

  2. de hiervoor bedoelde werkzaamheden in overeenstemming met de Non-Seafarers Work Clause te doen verrichten door havenwerkers,

zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van€ 24.000 voor elke overtreding van dit gebod en voor iedere dag dat de overtreding voortduurt ten gunste van ITF en Ver.di gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt buiten Nederland, en ten gunste van ITF, Ver.di en FNV Havens gezamenlijk voor zover de overtreding plaatsvindt binnen Nederland;

een en ander met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, alsmede in de wettelijke rente over de kosten, voor zover deze niet door gedaagden zijn

voldaan binnen twee dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en daarbij het nasalaris advocaat te begroten op € 157,00, te verhogen met € 82,00 indien gedaagden niet binnen twee dagen aan het vonnis voldoen en betekening daarvan plaatsvindt.

3.2.

Aan de vorderingen jegens Marlow Cyprus leggen eiseressen het volgende ten grondslag.

ITF en Ver.di vorderen uit hoofde van de Special Agreement nakoming door Marlow Cyprus van de Non-Seafarers Work Clause in de zin van artikel 3:296 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

FNV Havens vordert pro se én namens de tot haar achterban behorende sjorders uit hoofde van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) Marlow Cyprus te veroordelen tot naleving van de Non-Seafarers Work Clause.

3.3.

Aan de vorderingen jegens Marlow Nederland en de Reder leggen eiseressen het volgende ten grondslag.

ITF en Nautilus vorderen uit hoofde van de Special Agreement nakoming door Marlow Nederland en de Reder van de Non­Seafarers Work Clause in de zin van artikel 3:296 BW.

FNV Havens vordert pro se én namens de tot haar achterban behorende sjorders uit hoofde van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) Marlow Nederland en de Reder te veroordelen tot naleving van de Non-Seafarers Work Clause.

3.4.

Marlow concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van het geding.

Marlow betwist het spoedeisend belang, betwist de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te Rotterdam ten aanzien van Marlow Cyprus, betwist dat Nederlands recht van toepassing is ten aanzien van Marlow Cyprus, betwist de vorderingsgerechtigdheid van FNV Havens, betwist dat Marlow gebonden is aan de Non-Seafarers Work Clause en betwist dat eiseressen belang hebben bij nakoming van de Non-Seafarers Word Clause.

Marlow doet voorts een beroep op haar recht op ongehinderde arbeidsuitoefening.

Marlow verenigt zich verder met de conclusie van de Reder, met inbegrip van de (voorwaardelijke) reconventie.

Wanneer toch een veroordeling wordt uitgesproken, dan moet deze volgens Marlow beperkt blijven tot de “ [naam schip] ” en tot Nederlandse havens. Marlow wijst er ook op dat toewijzing leidt tot executieproblemen.

3.5.

De Reder concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van het geding.

De Reder betwist het spoedeisend belang, betwist dat de zaak geschikt is voor behandeling in kort geding en betwist de vorderingsgerechtigdheid van FNV Havens en Ver.di.

De Reder betwist niet dat zij contractueel gebonden is aan de Special Agreement met daarin de Non-Seafarers Work Clause, maar doet een beroep op de redelijkheid en billijkheid, de relatieve onmogelijkheid om na te komen en de gewijzigde omstandigheden. Verder pakt een belangenafweging volgens de Reder uit in het nadeel van eiseressen.

De Reder verwijst voorts naar de stellingen en verweren van Marlow en de Charterers en maakt die tot de hare.

Wanneer toch een veroordeling wordt uitgesproken vraagt de reder om geen dwangsom op te leggen, althans deze te matigen en de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

In reconventie vordert de Reder voorwaardelijk (als niet alle vorderingen in conventie worden afgewezen) - kort gezegd - te bepalen:

- primair, dat tijdelijk werking aan de Non-Seafarers Work Clause moet worden

ontzegd, althans dat het recht om nakoming te vorderen van de Non-Seafarers

Work Clause tijdelijk wordt geschorst, zolang het gevaar bestaat van besmetting

van de bemanning met corona;

- subsidiair, dat nakoming (hoewel nog wel mogelijk in objectieve zin) onder de huidige omstandigheden buitensporig bezwarend is voor de Reder en dat de Reder thans in redelijkheid niet meer tot nakoming kan worden gehouden;

- meer subsidiair dat de Special Agreement zo moet worden gewijzigd, dat aan deze

een clausule wordt toegevoegd inhoudende dat tijdelijk de Non-Seafarers Work

Clause niet hoeft te worden nagekomen, te weten zo lang het gevaar bestaat van

besmetting van de bemanning met corona;

- meer subsidiair, dat contractspartijen bij de Special Agreement gehouden zijn om

in te stemmen met het redelijke wijzigingsvoorstel van de zijde van de Reder, te

weten om de Non-Seafarers Work Clause zo te wijzigen dat deze niet hoeft te

worden nagekomen zolang het gevaar bestaat van besmetting van de bemanning

met corona;

- een en ander met veroordeling van de eiseressen in de kosten van de reconventie.

3.6.

De Charterers concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eiseressen in de kosten van het geding.

De Charterers betwisten het spoedeisend belang, betwisten dat de zaak geschikt is voor behandeling in kort geding en betwisten de vorderingsgerechtigdheid van FNV Havens.

Volgens de Charterers is de Non-Seafarers Work Clause in strijd met artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) en/of artikel 6 Mededingingswet (hierna: Mw) en daarmee nietig.

Volgens de Charterers geldt dat de Non-Seafarers Work Clause nietig, vernietigbaar en in redelijkheid onaanvaardbaar is wegens:

- strijd met Europees mededingingsrecht

- strijd met de Europese vrijheid van dienstverlening

- strijd met de negatieve vakbondsvrijheid

- strijd met de grondwettelijke vrijheid van arbeidskeuze

- de aanwezigheid van een wilsgebrek

- strijd met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 BW.

Wanneer toch een veroordeling wordt uitgesproken, vragen de Charterers om de termijn tot nakoming te verruimen en de dwangsom te matigen en te maximeren.

3.7.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

5. De beslissing