Rechtbank Rotterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:8288, 8676881
Rechtbank Rotterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:8288, 8676881
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 22 september 2020
- Datum publicatie
- 25 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2020:8288
- Zaaknummer
- 8676881
Inhoudsindicatie
Ontbindingsverzoek op de c grond van artikel 7:669 lid 3 BW afgewezen. Doel van de deskundigenverklaring. Ontbinding op de g, h en i grond eveneens afgewezen.
Uitspraak
zaaknummer: 8676881 VZ VERZ 20-15474
uitspraak: 22 september 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gaming Casino Services B.V.,
gevestigd althans kantoorhoudende te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Moltmaker,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. G. Sarier.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘GCS’ en ‘ [verweerder] ’.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
- -
-
het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 31 juli 2020, met bijlagen;
- -
-
het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 24 augustus 2020, met bijlagen;
- -
-
de aanvullende producties van GCS van 27 augustus 2020;
- -
-
de pleitnotities van GCS;
- -
-
de pleitaantekeningen van [verweerder] .
De mondelinge behandeling van het verzoek is gehouden op 1 september 2020. Namens GCS is verschenen de heer [naam 1] (manager buitendienst), vergezeld van de gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, eveneens vergezeld van de gemachtigde.
Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
GCS is een onderneming die zich bezig houdt met het ondersteunen van onderneming in de gaming industrie. In Nederland bedient zij met name de 14 vestigingen van Holland Casino.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum verweerder] , is met ingang van 1 juni 2007 in dienst bij (een rechtsvoorganger van) GCS, laatstelijk in de functie van Field Engineering Professional voor 40 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstverdiende bruto maandsalaris van [verweerder] bedraagt € 2.544,- exclusief emolumenten.
De werkzaamheden van [verweerder] bestaan onder andere uit onderhoud en reparatiewerkzaamheden binnen de vestigingen van Holland Casino. De werkzaamheden werden verricht op locatie Holland Casino te Amsterdam. Ook is [verweerder] ingezet op de locaties van Holland Casino in Zandvoort en Scheveningen. Omstreeks 2010 is [verweerder] overgeplaatst naar de locatie Holland Casino te Rotterdam. Dat is uiteindelijk de hoofdlocatie van [verweerder] geworden.
Medio 2015 werd [verweerder] geconfronteerd met medische problemen die hem zowel in de privésfeer als in de arbeidssfeer hebben geraakt. Er werden tijdens een
kijkoperatie in het Albert Schweitzerziekenhuis in Dordrecht bij [verweerder] ernstige aandoeningen geconstateerd aan zijn plasbuis. [verweerder] werd hiervoor doorverwezen naar het Erasmus MC.
[verweerder] heeft in de periode 2015 tot en met 2019 zes medische ingrepen en (na)behandelingen ondergaan. Na elke medische ingreep heeft [verweerder] gewerkt aan zijn herstel en zich gehouden aan zijn re-integratie verplichtingen en zijn werkzaamheden hervat. Na de zesde operatie op 28 oktober 2019 is [verweerder] conform het advies van de bedrijfsarts en in overleg met GCS zijn werkzaamheden gaan opbouwen per 20 januari 2020. Het is thans nog niet bekend of er nog een nieuwe operatie moet volgen.
Als gevolg van de coronamaatregelen zijn de locaties van Holland Casino per 15 maart 2020 gesloten en heeft [verweerder] van 28 maart 2020 tot 20 april 2020 niet kunnen werken.
Er heeft op 30 maart 2020 een telefonisch consult met de bedrijfsarts plaatsgevonden. [verweerder] is vervolgens aangepast werk gaan verrichten.
Nadat [verweerder] zijn volle uren had bereikt en zijn opbouwschema had voltooid heeft [verweerder] tot 17 juni 2020 niet gewerkt. Per die datum is hij hersteld gemeld en heeft hij zijn werkzaamheden weer hervat.
Op 1 juli 2020 zijn de casino’s weer voor het publiek open gegaan.
Op 9 juli 2020 is [verweerder] tijdens werktijd uitgenodigd voor een gesprek. Aan hem is medegedeeld dat GCS afscheid van hem wilde nemen, dat hij vrijgesteld werd van het verrichten van werkzaamheden en dat hij zijn bedrijfsspullen diende in te leveren. Deze beslissing is bij brief van 9 juli 2020 aan [verweerder] bevestigd met een beëindigingsvoorstel, inhoudende beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2020 met een beëindigingsvergoeding van € 11.000,- bruto.
De gemachtigde van [verweerder] heeft bij emailbericht van 22 juli 2020 het voorstel van GCS afgewezen, waarbij [verweerder] zich bereid en beschikbaar heeft verklaard voor het verrichten van zijn werkzaamheden.
3. Het verzoek van GCS en de grondslag daarvan
GCS heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens het bestaan van een redelijke grond te ontbinden, met inachtneming van de regelmatige opzegtermijn minus de tijd van deze procedure, onder toekenning van de door GCS reeds aangeboden transitievergoeding, kosten rechtens.
Aan het verzoek heeft GCS naast de bovenstaande vaststaande feiten - kort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag.
De primaire grondslag voor het verzoek is dat [verweerder] als gevolg van ziekte of gebreken bij regelmaat de bedongen arbeid niet kan verrichten met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. Ook is niet te verwachten dat er structureel herstel zal optreden (de c-grond).
Al sinds 2015 bestaat er een buitensporig ziekteverzuim van [verweerder] en dit heeft inmiddels voor de bedrijfsvoering van GCS onaanvaardbare gevolgen. [verweerder] is gemiddeld 35,03% afwezig geweest wegens ziekte gedurende de afgelopen 5,5 jaar van zijn dienstverband, terwijl het gemiddelde ziekteverzuim van zijn afdeling 3,54% betreft (inclusief [verweerder] ).
Vanwege de bijna structurele afwezigheid van [verweerder] en het onvoorspelbare verloop van zijn verzuim, kon er geen structurele oplossing gevonden worden voor opvang van de bezetting. De re-integratie verliep ook niet soepel en duurde elke keer erg lang met aangepast werk.
De werkzaamheden die [verweerder] uitvoert vereisen een behoorlijke kennis en deze is bij tijdelijke of nieuwe krachten niet aanwezig. De afwezigheid van [verweerder] heeft voor veel bezettingsproblemen in de vestigingen van Holland Casino gezorgd. Voor GCS was in juli 2020 de maat vol, hetgeen voor haar aanleiding was om aan [verweerder] het hiervoor bedoelde beëindigingsvoorstel te doen.
[verweerder] is momenteel volledig hersteld, zodat de vraag of er herstel binnen 26 weken zal plaatsvinden niet relevant is. [verweerder] verwacht dat er nog een operatie moet volgen en GCS moet dus rekening houden met wederom kostbare afwezigheid in de tijd dat de economische vooruitzichten buitengewoon duister zijn.
GCS heeft geen deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, omdat zij vindt dat een dergelijk oordeel niet nuttig en onnodig is. Het overleggen daarvan kan in redelijkheid niet van GCS worden verlangd. [verweerder] kan immers zijn eigen functie nu volledig vervullen. De uitzondering genoemd in artikel 7:671 b lid 4 BW is volgens GCS hier van toepassing. Het is alleen de vraag – die ook niet door het UWV kan worden beantwoord – wanneer er weer een operatie komt en hoe significant de impact daarvan zal zijn. Feit is dat – zeker in tijden van corona – de belasting van de afwezigheid van [verweerder] onevenredig zwaar zal zijn, hetgeen voor de bedrijfsvoering voor onaanvaardbare problemen heeft geleid in het verleden en zal leiden in de toekomst.
Er is wel degelijk met [verweerder] gesproken over zijn ziekteverzuim en de gevolgen voor de bedrijfsvoering, maar dit werd kennelijk met argwaan en verontwaardiging door [verweerder] ervaren. Gezien de toonzetting van het verweerschrift, is er inmiddels ook sprake van een verstoring van de verstandhouding, zodanig dat deze dient te leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond.
Voor zover geen sprake is van een c-grond, is er volgens GCS sprake van andere dan de hiervoor genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren ex artikel 7:669 lid 3 sub h BW. [verweerder] heeft al sinds 2018 aangegeven bij GCS weg te willen en wilde graag een beëindigingsvoorstel. Tijdens een gesprek heeft [verweerder] te kennen gegeven dat hij ontevreden was over het lage salaris en dat hij wel bij familie in de schoonmaakbranche kan werken. In ieder geval is wat GCS betreft de muziek uit de relatie en zij is ervan overtuigd dat dit voor [verweerder] ook geldt. Hiermee is de arbeidsrelatie een lege huls geworden en heeft zij om die reden aan [verweerder] een passend beëindigingsvoorstel gedaan.
Voor zover de individuele gronden niet voldragen zijn, verzoekt GCS de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de i-grond.
Ten aanzien van de ontbindingsdatum en transitievergoeding, dient vastgehouden te worden aan hetgeen in de beëindigingsovereenkomst staat.
GCS refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van de nevenverzoeken van [verweerder] .
Op de verdere stellingen van GCS wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.