Rechtbank Rotterdam, 16-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13175, 8401955 CV EXPL 2-0-9384
Rechtbank Rotterdam, 16-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13175, 8401955 CV EXPL 2-0-9384
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 16 juli 2021
- Datum publicatie
- 13 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2021:13175
- Zaaknummer
- 8401955 CV EXPL 2-0-9384
Inhoudsindicatie
Opzegging arbeidsovereenkomst, handelen in strijd met het concurrentiebeding, boete
Uitspraak
zaaknummer: 8401955 / CV EXPL 20-9384
uitspraak: 16 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[bedrijf A] ,
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie en voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. B.E.H. Zwezerijnen,
tegen
[persoon B] ,
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie en in voorwaardelijke reconventie
gemachtigde: mr. P.P. Bergers.
Partijen worden hierna aangeduid als [bedrijf A] en [persoon B] .
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 1 mei 2020 en de daarin genoemde stukken;
-
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie en in voorwaardelijke reconventie;
-
de conclusie van antwoord in reconventie;
-
het tussenvonnis van 9 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
-
de spreekaantekeningen van [bedrijf A] ;
-
de spreekaantekeningen van [persoon B] ;
-
de aantekeningen van de griffier van de zitting van 5 oktober 2020;
-
de overgelegde producties.
2. De vaststaande feiten
[bedrijf A] is een bedrijf dat IT-professionals detacheert. [persoon B] is op 1 april 2018 voor onbepaalde tijd bij [bedrijf A] in dienst getreden in de functie van Medewerker ICT. [persoon B] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2020.
In de arbeidsovereenkomst is het volgende beding opgenomen (productie 1 bij dagvaarding):
“Artikel 11 Relatiebeding en concurrentiebeding
I. Het is werknemer na beëindiging van het dienstverband gedurende een periode van één jaar in Nederland, zonder voorafgaande toestemming van werkgever niet toegestaan - hetzij voor zichzelf, hetzij samen met of ten behoeve van een ander, direct of indirect al dan niet tegen betaling van een vergoeding - werkzaamheden te (laten) verrichten voor opdrachtgevers van werkgever en/of aan werkgever gelieerde ondernemingen. De reikwijdte van dit relatiebeding beperkt zich tot die opdrachtgevers van werkgever met wie werknemer in de laatste twaalf maanden direct contact heeft gehad of voor wie werknemer werkzaamheden heeft verricht. De administratie van werkgever is doorslaggevend voor de vraag wie er onder voornoemde opdrachtgevers moet worden verstaan.
II. Het is werknemer niet toegestaan om binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging van de dienstbetrekking zelf binnen een kring met het kantoor van werkgever als middelpunt en met een straal van 100 kilometer in enigerlei vorm een kantoor, bedrijf of beroep gelijk, gelijkwaardig of aanverwant aan dat van werkgever en/of aan haar gelieerde ondernemingen te vestigen, uit te oefenen of te doen uitoefenen, hetzij direct hetzij indirect, als ook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk kantoor, bedrijf of de uitoefening van zo'n beroep belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin enig aandeel van welke aard dan ook te hebben, tenzij de werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
III. (..)
IV. Bij overtreding van het verbod sub 1 en/of sub 2 in dit artikel hiervoor verbeurt werknemer een dadelijk en ineens, zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete groot tweeduizend Euro voor elke overtreding en voor elke dag of een gedeelte daarvan een overtreding voortduurt, onverminderd zijn gehoudenheid tot betaling aan werkgever van een volledige schadevergoeding te dezer zake, indien deze meer dan gemeld boetebedrag mocht belopen. Het bepaalde in artikel 7:650 lid 3, 4 en 5 BW wordt uitdrukkelijk uitgesloten. Betaling van boetes als hiervoor bedoeld ontheft werknemer niet van de verplichtingen als geregeld in dit artikel.’
Op 23 oktober 2019 heeft [persoon B] samen met een collega (die [bedrijf A] per 1 december 2019 verlaten heeft) [bedrijf B] (hierna: [bedrijf B] ) opgericht. Uit de akte van oprichting en de statuten blijkt dat de statutaire zetel van [bedrijf B] in Rotterdam was (productie 2 en 3 bij dagvaarding). [bedrijf B] houdt zich bezig met het detacheren van IT-professionals.
Op 6 december 2019 werd de statutaire zetel van [bedrijf B] verplaatst naar Groningen (productie 4 en 5 bij dagvaarding).
Op dit adres in Groningen is een vestiging van het bedrijf [bedrijf C] gevestigd. Namens dit bedrijf werd op 24 februari 2020 de volgende e-mail aan [bedrijf A] verzonden (productie 6 bij dagvaarding):
‘(..)
Zojuist hebben wij elkaar telefonisch gesproken.
In dit gesprek vroeg u naar het bedrijf [bedrijf B] .
Via deze mail kan ik u bevestigen dat zij bij ons een Virtueel kantoor hebben.
Zij zijn dus niet fysiek aanwezig op locatie.
(..)”.
[persoon B] verricht gedurende 36 uur per week werkzaamheden bij de Nationale Politie, via zijn vennootschap [bedrijf B] . Hij voert werkzaamheden uit in Rotterdam en incidenteel op de locatie in Driebergen. De Nationale Politie is ook een opdrachtgever van [bedrijf A] . Gedurende zijn dienstverband met [bedrijf A] heeft [persoon B] geen werkzaamheden verricht voor de Nationale Politie.
3. De vordering en het verweer in conventie
[bedrijf A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht verklaart dat [persoon B] door het oprichten van [bedrijf B] - een concurrerende onderneming die feitelijk gevestigd is binnen een straal van 100 kilometer rond Amstelveen, althans waarvan de werkzaamheden binnen een straal van 100 kilometer rond Amstelveen worden uitgevoerd - en zichzelf via [bedrijf B] te detacheren aan de Nationale Politie te Rotterdam en Driebergen, in strijd handelt met artikel 11 lid 2 van de arbeidsovereenkomst, zodat de contractuele boete per 1 januari 2020 is verbeurd. Het exacte bedrag aan verbeurde boetes zal naderhand worden opgemaakt bij staat;
-
[persoon B] veroordeelt alle concurrerende activiteiten te staken en gedurende een periode van 2 jaar gestaakt te houden;
-
[persoon B] veroordeelt in de proceskosten.
Aan deze vordering legt [bedrijf A] het volgende ten grondslag. [persoon B] heeft [bedrijf B] opgericht met het oogmerk om naast zichzelf ook derden te gaan detacheren. [bedrijf B] is een met [bedrijf A] concurrerende onderneming, omdat deze zich ook bezighoudt met het detacheren van IT-professionals. [bedrijf B] is feitelijk gevestigd in Rotterdam. Daarmee is [bedrijf B] feitelijk gevestigd binnen een straal van 100 kilometer van het kantoor van [bedrijf A] . [persoon B] handelt dus in strijd met het concurrentiebeding (artikel 11 lid 2 van de arbeidsovereenkomst) en verbeurt de daarop gesteld boete (lid 4). [bedrijf A] heeft een groot belang bij het concurrentiebeding omdat de Nationale Politie haar belangrijkste opdrachtgever is en [persoon B] daar direct werkzaam zou zijn met door [bedrijf A] gedetacheerde collega’s.
De conclusie van [persoon B] strekt tot afwijzing van de vordering en veroordeling van [bedrijf A] in de reële proceskosten. Als verweer voert [persoon B] het volgende aan. Artikel 11 lid 2 van de arbeidsovereenkomst is nietig vanwege strijd met het belemmeringsverbod in artikel 9a lid 1 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi).