Rechtbank Rotterdam, 14-01-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:255, 8826161 \ VZ VERZ 20-18492
Rechtbank Rotterdam, 14-01-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:255, 8826161 \ VZ VERZ 20-18492
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 14 januari 2021
- Datum publicatie
- 19 januari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2021:255
- Zaaknummer
- 8826161 \ VZ VERZ 20-18492
Inhoudsindicatie
Ontbinding ogv g-grond; transitievergoeding en billijke vergoeding toegewezen. Onterechte schorsing, waarna wg heeft aangestuurd op beëindiging aok.
Uitspraak
zaaknummer: 8826161 \ VZ VERZ 20-18492
uitspraak: 14 januari 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Rijke Continental B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
verzoekster, tevens verweerster,
gemachtigde: mr. M.A.H.M. van der Velden,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster, tevens verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Orduseven-Semerci.
Partijen worden hierna aangeduid als “De Rijke” respectievelijk “ [verweerster] ”.
1. Het verloop van de procedure
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- -
-
het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW, met producties;
- -
-
het verweerschrift tevens inhoudende een zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:671b lid 9 sub c BW alsmede voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen en verzoek om billijke vergoeding ex artikel 7:671c lid 1 en lid 2 sub c BW, met producties;
- -
-
de bij brief van 15 december 2020 in het geding gebrachte producties aan de zijde van [verweerster] ;
- -
-
de bij brief van 16 december 2020 in het geding gebrachte producties aan de zijde van De Rijke.
- -
-
de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie aan de zijde van De Rijke;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen aan de zijde van [verweerster] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 december 2020. Aan de zijde van De Rijke zijn namens haar HR business partner [naam 1] en teamleader Operational and Sales Support [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van De Rijke. [verweerster] is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar echtgenoot. Van hetgeen op de zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de datum van deze beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
[verweerster] , geboren op [geboortedatum verweerster] , is sinds 19 december 2011 bij de Rijke in dienst, laatstelijk in de functie van Operational Support Officer.
Het loon van [verweerster] bedraagt thans € 1.600,90 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, op basis van een 24-urige werkweek.
Vanwege de coronamaatregelen heeft [verweerster] vanaf medio maart tot juni 2020 uitsluitend vanuit huis gewerkt.
Op maandag 8 juni 2020 en maandag 15 juni 2020 heeft [verweerster] een halve dag op kantoor gewerkt.
Op 23 juni 2020 is het rooster voor de week daarop gemaakt en bekend gemaakt. Volgens dat rooster diende [verweerster] op 1 juli 2020 op kantoor te werken.
Bij e-mail van 26 juni 2020 heeft [verweerster] van De Rijke het volgende bericht ontvangen:
“Beste collega’s,
Zoals velen van jullie al weten heeft [naam 3] corona gehad. Hij was voor het laatst op kantoor op
5 juni, dat was 1,5 week voordat de eerste klachten zich aandienden bij hem. [naam 3] heeft even in het ziekenhuis gelegen en na de juiste medicatie, is hij helemaal hersteld. We zijn erg blij dat het zo snel zo goed gaat met [naam 3] .
De GGD heeft bevestigd dat hij ook weer gewoon op kantoor mag komen vanaf dinsdag 30 juni. Dat betekent dat [naam 3] niet meer besmettelijk is en jullie je dus geen zorgen hoeven te maken daarom.
We kunnen overigens ook constateren dat het thuiswerkbeleid en de alertheid op klachten in de situatie van [naam 3] hebben gewerkt. Er heeft geen verdere besmetting op het werk plaatsgevonden. Daarop ingaande heeft [naam 4] afgelopen dinsdag nadat zij milde verkoudheidsklachten opmerkte, apart van de afdeling gezeten in mijn kantoor. Zij heeft zich woensdag laten testen op corona. Deze test was gelukkig negatief en is vandaag weer lekker op kantoor aan de slag. Zoals je ziet, nemen we geen risico.
(…)”
Naar aanleiding van deze e-mail heeft [verweerster] op 29 juni 2020 telefonisch contact opgenomen met haar leidinggevende [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Tijdens dat telefonische contact heeft zij haar zorgen geuit om naar kantoor te komen op 1 juli, omdat de collega die corona had gehad, op die dag op kantoor zou werken. Zij heeft in verband daarmee aan [naam 2] gevraagd of de betreffende collega zich opnieuw had laten testen op corona. [naam 2] kon daar geen antwoord op geven en heeft toegezegd aan [verweerster] dat ze het zou navragen en erop terug zou komen bij [verweerster] .
Vervolgens heeft [naam 2] , nadat zij zich hierover had laten informeren bij de afdeling HR, op diezelfde dag, contact opgenomen met [verweerster] en aan haar medegedeeld dat de betreffende collega niet opnieuw getest was, maar dat het volgens de RIVM-richtlijnen veilig was hem weer op kantoor zijn werkzaamheden te laten verrichten.
Tijdens dat telefoongesprek is er een discussie ontstaan tussen [verweerster] en [naam 2] .
[naam 2] heeft aan het einde van het telefoongesprek tegen [verweerster] gezegd dat zij ( [verweerster] ) er maar over na moest denken, maar dat zij ( [naam 2] ) graag wilde dat [verweerster] op kantoor zou komen werken op woensdag 1 juli 2020.
De volgende ochtend heeft [verweerster] via WhatsApp het volgende aan [naam 2] geschreven:
“ [naam 2] , ik heb gisteren met een heel rot gevoel gezeten na het gesprek. Heel de nacht wakker gelegen met paniekaanvallen die ik al zeker 12 jaar niet meer had gehad!! Sorry ik heb er nogmaals over nagedacht maar ik kan het echt niet ik ken mezelf daar te goed in.. je zei dat ik mijn probleem jou probleem van maak maar als ik dalijk paniekaanvallen heb en overstuur geraakt thuis zit heb jij er niets aan heb ik er niets aan!! Ik snap niet waarom er van een ochtendje zo moeilijk gemaakt wordt terwijl ik er maandag en dinsdag ochtend er gewoon ook ben. Als ik ergens mee zit wordt altijd moeilijk gedaan of als ik een dagje vrij wil dan is het 9 van de 10 keer eerst niet te regelen omdat jij niemand hebt anders. Het is geven en nemen maar ik voel dat ik het meestal moet geven. (…)”
[naam 2] heeft ongeveer twee uur later als volgt daarop gereageerd:
“Hoi [verweerster] , ik heb dit even bij HR neergelegd, ik weet even niet hoe ik hier mee om moet gaan, ik ga er nu niet inhoudelijk op in, ik laat het je nog weten”
Op dezelfde dag, rond 15:00 uur ’s middags, werd [verweerster] gebeld door HR business partner [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] deelde aan [verweerster] mee dat zij met onmiddellijke ingang was geschorst.
Bij brief van 30 juni 2020 heeft [naam 1] de schorsing aan [verweerster] gevestigd. In die brief staat het volgende:
“Op maandag 29 juni jl. heeft u telefonisch contact gehad met uw leidinggevende [naam 2] . U gaf aan niet naar kantoor te zullen komen omdat ook een collega die dag aanwezig is, die corona heeft gehad. Deze collega is volgens de RIVM regels voldoende lang niet op kantoor geweest en is daarmee geen risicofactor voor zijn collega’s. Uw melding om niet naar kantoor te komen is daarom door uw leidinggevende niet geaccepteerd. Na bijna 4 maanden van volledig thuiswerken, waren we blij ook u in het kader van collegialiteit en samenwerking weer op kantoor te verwelkomen. Zoals u heeft kunnen ervaren is aan alle preventiemaatregelen voldaan om besmetting te voorkomen en een veilige werkomgeving te bieden. 1,5 meter wordt gehanteerd doordat collega’s afgewisseld thuiswerken, iedereen houdt daarmee wel zijn eigen werkplek, voldoende mogelijkheid tot desinfecteren van handen, alle hygiëne maatregelen zijn gecommuniceerd zoals niesen in de elleboog, er wordt elke dag extra schoongemaakt, de looprichting is aangegeven met pijlen en medewerkers blijven thuis bij klachten.
Ook bij de terugkeer van de genezen collega wordt voldaan aan de RIVM regels. Wij hebben de informatie over de terugkeer op kantoor dubbel gecheckt bij onze eigen arbodienst alvorens deze collega weer te verwelkomen op de afdeling. De Rijke gaat allerminst lichtzinnig om met de coronaregels en neemt juist de gezondheid van onze medewerkers uiterst serieus.
U heeft aangegeven angst te hebben dat u en/of gezinsleden besmet zullen worden met het coronavirus. Mensen die in een risicocategorie vallen als het om het coronavirus gaat, werkten alleen van huis en anderen werkten op kantoor om het werk doorgang te laten vinden wat voor de continuïteit van de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Zo heeft u bijna 4 maanden volledig thuis kunnen werken.
Qua bezetting wordt nu van u gevraagd om een aantal dagen de afdeling te bezetten en op kantoor de werkzaamheden te verrichten. U heeft echter via een whatsapp bericht vandaag op dinsdag 30 juni laten weten dat u niet naar kantoor zult komen. U vertelt dat u daar paniekaanvallen van krijgt en overstuur raakt. Daarnaast vermeldt u randzaken die ons inziens hier niet mee te maken hebben, maar wel hard aankomen na alle flexibiliteit en medewerking die wij u hebben geboden. De manier van communiceren is niet wat wij verstaan onder goed werknemerschap en accepteren wij allerminst.
Ondanks herhaaldelijk verzoek van uw leidinggevende om op woensdag 1 juli 2020 naar kantoor te komen, blijft u dit weigeren zoals u aangeeft in het whatsapp bericht. Dit houdt voor ons in dat u niet voldoet aan de afspraken uit uw arbeidsovereenkomst. Daarnaast geeft het whatsapp bericht voldoende aanleiding om te stellen dat onze verwachtingen van de invulling van uw arbeidsovereenkomst en de manier waarop wij met elkaar wensen om te gaan, ver uiteen liggen. De toon die u aanslaat en de manier waarop u de goed bedoelde woorden van uw leidinggevende tijdens het telefoongesprek van 29 juni interpreteert en naar onze mening totaal verdraaid, is voor ons aanleiding om u met onmiddellijke ingang voor al uw werkzaamheden te schorsen. Deze beslissing is mede gezien het feit dat dit niet de eerste keer is dat onze opvattingen over de invulling van onze arbeidsovereenkomst van elkaar verschillen. Ondanks alle inspanningen en getroffen maatregelen, geeft u meerdere malen aan dat De Rijke niet aan uw verwachtingen voldoet.
Gedurende deze schorsing zullen wij nader onderzoek doen naar de ontstane situatie, teneinde daarna een beslissing te nemen met betrekking tot de te nemen maatregelen, waarbij wij gevolgen ten aanzien van continuering van uw dienstverband niet uitsluiten. (…)”
Bij brief van 1 juli 2020 heeft [verweerster] als volgt hierop gereageerd:
“(…)
Op dinsdag 30 juni jl. heeft u mij meegedeeld mij met onmiddellijke ingang te schorsen. Hier ben ik het niet mee eens. Ik bestrijd dat de door u aangevoerde argumenten reden zijn om mij te schorsen.
(…)
Gezien mijn situatie met betrekking tot mijn gezond omdat ik in een risicogroep zit begrijp ik niet waarom er voor 1 ochtendje geen uitzondering gemaakt kon worden. Het RIVM adviseert ook nog steeds zoveel mogelijk thuis te werken. Ik heb dus geen werk geweigerd, maar heb ik juist geprobeerd samen tot een oplossing te komen. Daarbij heeft [naam 2] of iemand anders bij De Rijke geen passend voorstel gedaan. Ik heb alleen de melding van haar gehad denk er nog eens over na niet zoals in de brief vermeld “herhaalde verzoeken”, maar wel liever had dat ik kwam. Daarbij heeft ze mij geen waarschuwing gegeven dat dit zou leiden tot een schorsing. Van deze beslissing ben ik hevig geshockeerd dit had nooit zover hoeven komen.
(…) ik zou door een collega ingewerkt worden op 1,5 meter afstand i.v.m. werkoverdracht in vakantie tijd. Na mijn inziens is dit vanuit huis ook geen probleem ik kan bellen of bericht sturen bij vragen. De afspraak met [naam 2] was officieel ingepland dat ik maandag 6 juli en dinsdag 7 juli een halve dag zou komen werken om ingewerkt te worden en woensdag 1 juli was een extra dagje. Dit heb ik duidelijk in het gesprek gemeld dat dit geen probleem zou zijn om maandag en dinsdag weer op kantoor te komen. Ik wilde gewoon een extra aantal dagen voor mijn veiligheid en gevoel.
In de brief staat vermeld dat er voldoende aanleiding is uit mijn whatsapp bericht om te stellen dat de verwachtingen en de invulling van mijn arbeidsovereenkomst en de manier waarop wij met elkaar wensen om te gaan, en de toon die ik aansla op het goedbedoelde woorden van mij leidinggevende kan ik me totaal niet in vinden. Ik snap niet wat hiermee bedoeld wordt. Ik heb van mijn kant een normaal gesprek gevoerd en niet me stem verheft. Ik heb alleen mijn situatie uitgelegd en een normale vraag gesteld. Dus wil ik hierbij graag weten wat ik naar jullie mening verdraaid heb. Tevens is dit vanuit een kant beluisterd en er is totaal geen contact met mij geweest van zowel [naam 5] of [naam 1] om mijn kant van het verhaal te luisteren. Ik heb een gesprek met [naam 1] gehad dit was om mij te melden dat ik geschorst was vanwege de vele conflicten met mijn leidinggevenden. Hierbij heb ik gemeld dat ik tot nu toe geen aanvaring met beide heb gehad. Uw reactie daarop was “ja maar met mij wel”.
(…)
In de brief vermeld dat ik meerdere malen heb aangegeven dat De Rijke niet aan mijn verwachtingen voldoet. Dit is niet ter sprake gekomen zowel niet telefonisch als via de whatsapp. Ik weet ook niet waar dit op gebaseerd is.
Ik ben beschikbaar om bij de eerste oproep mijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten. (…)”
Op 6 juli 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van De Rijke tussen enerzijds [naam 2] , [naam 1] en [naam 5] (unit manager bij De Rijke) en anderzijds [verweerster] en haar gemachtigde. Naar aanleiding van dit gesprek heeft De Rijke een brief d.d. 6 juli 2020 geschreven, dat deels een samenvatting behelst van hoe het gesprek tussen partijen is verlopen. Bij die brief heeft De Rijke een concept vaststellingsovereenkomst aan [verweerster] gezonden. In die brief staat het volgende:
“(…) Uw advocaat betwist de grond voor de schorsing en u vraagt zich af waarom er in plaats daarvan geen gesprek heeft plaatsgevonden.
Daarover hebben wij toegelicht dat wij het whatsapp bericht van dinsdag 30 juni jl. aan uw leidinggevende [naam 2] , zagen als werkweigering. U gaf daarin aan dat u echt niet kon komen. Daarnaast is deze wijze van communiceren niet de manier waarop wij met elkaar om wensen te gaan en zien wij communicatie als onderdeel van uw functioneren. Zoals in de brief d.d. 30 juni jl. aangegeven, is dat precies waarover wij in gesprek wensen te gaan. De schorsing hebben wij gebruikt om de op dat moment ontstane situatie te onderzoeken, waarna hedenmorgen het gesprek heeft plaatsgevonden.
Zonder alle besproken zaken inhoudelijk te benoemen, verliep het gesprek op een manier waarover wij samen hebben geconcludeerd dat dit voor beide partijen niet bevredigend was. Vele zaken werden van elkaar betwist en inhoudelijk ontstond discussie. Wij hebben gezamenlijk geconstateerd dat we op een aantal aspecten dermate van gedachten verschillen dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst zonder veranderingen niet kan doorgaan. (…)
Zonder verwijtend te zijn naar een van de partijen, beseffende dat communicatie en begrip een wederzijdse wisselwerking vergt, denken wij dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst op gewenste wijze van beide kanten, niet haalbaar is. De Rijke wenst dan namelijk een zakelijke invulling te geven aan de arbeidsovereenkomst, terwijl u tijdens het gesprek meermaals heeft aangegeven uw gevoel te willen uiten en ons begrip te wensen over aspecten waar u persoonlijk mee zit. Uw advocaat stelde mediation voor met een proefperiode om te bezien in hoeverre de samenwerking kan worden hersteld.
Wij prefereren beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden middels bijgaande vaststellingsovereenkomst. (…)”
Partijen hebben vervolgens over en weer gecorrespondeerd en onderhandeld over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en de voorwaarden waaronder een eventuele beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou moeten plaatsvinden.
Op 31 augustus 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en haar gemachtigde en [naam 2] en [naam 1] in aanwezigheid van mediator [naam 6] . Voorafgaand aan dit gesprek heeft de mediator met zowel [verweerster] en haar gemachtigde als met De Rijke intakegesprekken gevoerd.
Bij brief van 8 september 2020 heeft de gemachtigde van [verweerster] het volgende aan [naam 1] geschreven:
“(…)
Cliënte geeft aan dat zij teleurgesteld is in de zeer terughoudende rol van de mediator tijdens het gesprek van 31 augustus jl. De rol en betekenis van de mediator bleek anders te zijn dan door de mediator uitgelegd aan cliënte tijdens het intakegesprek van 25 augustus. De mediator stelde amper vragen en vroeg niet door daar waar nodig was. Van een begeleiding van het gesprek tussen partijen was evenmin sprake. Ook heeft hij zich onthouden van een onafhankelijk advies. Cliënte heeft dan ook vorige week persoonlijk telefonisch contact opgenomen met de mediator. Aan cliënte werd door de mediator medegedeeld dat hij niet in staat is om een advies te geven. Ook voelde cliënte zich in een bepaalde richting gestuurd door de mediator.
Ik constateer dat de mediator na het intakegesprek met cliënte van kleur is veranderd en dat er geen zuiver proces plaatsvindt. De mediator blijkt kennelijk niet onafhankelijk te zijn en onthoudt zich van het geven van het gevraagde advies.
(…)
Het onzorgvuldig proces rondom de mediator, het gesprek van 31 augustus en het gesprek met de mediator daarna hebben er toe geleid dat cliënte het vertrouwen in de werkgever heeft verloren. U heeft hiermee het allerlaatste mogelijkheid naar herstel van de arbeidsrelatie met cliënte verstoort waardoor een nieuwe poging van mediation geen nut meer heeft.
U heeft nagelaten een zorgvuldige mediation proces te hanteren en uw handelwijze tijdens en na het gesprek van 31 augustus valt u ernstig te verwijten. Uw handelswijze heeft invloed op de gezondheid van cliënte.
Namens cliënte ben ik voornemens om verdere maatregelen te treffen. Alle gemaakte en nog te maken kosten zullen op u (De Rijke) worden verhaald.
Om een gerechtelijke procedure te voorkomen is cliënte bereid om een laatste tegenvoorstel te doen.
(…)”
Vervolgens hebben partijen nog via hun gemachtigden met elkaar gecorrespondeerd over hetgeen tussen partijen was voorgevallen en met elkaar onderhandeld over de voorwaarden waaronder een beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zou kunnen plaatsvinden, maar ze hebben geen minnelijke regeling kunnen bereiken.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
De Rijke heeft verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b jo. artikel 7:669 lid 1 en lid 3 sub g BW te ontbinden en bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking, en te bepalen dat [verweerster] recht heeft op ten hoogste een transitievergoeding van € 5.427,00 uitgaande van een uitdiensttreding per 1 februari 2021, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
Hetgeen De Rijke aan dit verzoek ten grondslag heeft gelegd komt, voor zover van belang, in de beoordeling aan de orde.