Rechtbank Rotterdam, 07-04-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3028, 8995222
Rechtbank Rotterdam, 07-04-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3028, 8995222
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 7 april 2021
- Datum publicatie
- 12 april 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2021:3028
- Zaaknummer
- 8995222
Inhoudsindicatie
Erfrecht. Machtiging verwerping nalatenschap naar nu blijkt destijds ten onrechte gegeven. Een en ander rechtgetrokken.
Uitspraak
zaaknummer: 8995222 VZ VERZ 21-869
uitspraak: 7 april 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
op het verzoek van:
[verzoekster] (hierna: ‘ [verzoekster] ’),
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. W.H. Benard te Dordrecht.
1. De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van [verzoekster] en van de daarbij gevoegde bijlagen.
2. De feiten
Op [overlijdensdatum] overleed in Schiedam [erflaatster] (hierna: ‘erflaatster’).
Erflaatster had samen met [echtgenoot erflaatster] (hierna: ‘vader’) drie dochters, waaronder [verzoekster] . De vader heeft namens [verzoekster] , op dat moment nog minderjarig, op 10 februari 2016 aan de kantonrechter een machtiging gevraagd de nalatenschap van erflaatster te verwerpen. De twee andere dochters van erflaatster waren bij het overlijden van erflaatster meerderjarig en hebben namens zichzelf, en namens een kleinkind van erflaatster, de nalatenschap verworpen.
De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 7 maart 2016 de gevraagde machtiging aan vader gegeven. In het boedelregister is onder nummer [nummer 1] aangetekend dat [verzoekster] de nalatenschap heeft verworpen.
Vader heeft nooit het gezag over [verzoekster] gehad. Erflaatster en vader zijn gehuwd geweest van 24 januari 1985 tot 7 mei 1990. [verzoekster] is geboren op [geboortedatum] . Erflaatster was op dat moment ongehuwd en had daarom van rechtswege alleen het gezag over [verzoekster] . Vader heeft [verzoekster] erkend, maar hij en erflaatster hebben niet geregeld dat hij ook het gezag over haar zou hebben. Dit blijkt uit het door verzoekster overgelegde uittreksel uit het gezagsregister.
3. Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter:
I 1. primair de beschikking van 7 maart 2016 te verbeteren en het verzoek van vader alsnog af te wijzen omdat vader niet-ontvankelijk
is in zijn verzoek;
2. subsidiair vast te stellen dat de beschikking van 7 maart 2016 nietig is dan wel komt te vervallen;
3. meer subsidiair dat te doen wat nodig is om de gegeven machtiging tot verwerping ongeldig te laten zijn.
II vast te stellen dat [verzoekster] de nalatenschap van erflaatster van rechtswege beneficiair heeft aanvaard en van de beneficiaire aanvaarding aantekening te houden in het boedelregister.
[verzoekster] stelt belang te hebben bij haar verzoek omdat haar gebleken is dat erflaatster niet alleen schulden had, maar ook bezittingen, namelijk, samen met vader, een woning waarvan de overwaarde toen erflaatster overleed ongeveer € 75.000,- was.