Rechtbank Rotterdam, 20-05-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4303, 9698143 CV EXPL 22-5434
Rechtbank Rotterdam, 20-05-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4303, 9698143 CV EXPL 22-5434
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 20 mei 2022
- Datum publicatie
- 7 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2022:4303
- Zaaknummer
- 9698143 CV EXPL 22-5434
Inhoudsindicatie
Eenzijdige wijziging functie en loon: werkgever heeft geen redelijk voorstel gedaan met betrekking tot de wijziging van het loon. Van werknemer kon in de gegeven omstandigheden niet verwacht worden de functiewijziging te accepteren.
Uitspraak
locatie Rotterdam
zaaknummer: 9698143 CV EXPL 22-5434
datum uitspraak: 20 mei 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. R. Daatzelaar (Legal Office), te Arnhem,
tegen
[gedaagde] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.E. Missaar (Scales Legal B.V.) te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
1. De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
-
de dagvaarding van 8 februari 2022, met bijlagen;
- -
-
de conclusie van antwoord, met bijlagen;
- -
-
de brief van 24 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2022. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, vergezeld van dhr. [persoon A] (tolk) en bijgestaan door mr. R. Daatzelaar als gemachtigde. Namens [gedaagde] zijn mevr. [persoon B] (Assistent General Manager) en dhr. [persoon C] (General Manager) verschenen, vergezeld van mevr. [persoon D] (tolk) en bijgestaan door mr. J.E. Missaar en mr. S.C. Boswinkel als gemachtigden van [gedaagde] .
Naast de dagvaarding die door [eiser] aan [gedaagde] is betekend en bij de rechtbank Rotterdam is aangebracht, heeft [gedaagde] op 21 februari 2022 een verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de rechtbank Rotterdam, sectie kanton, ingediend. Deze zaak is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 9704399 / VZ VERZ 22-1540. Beide procedures zijn gelijktijdig mondeling behandeld.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten in beide procedures nader toegelicht, waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen zijn aan het procesdossier toegevoegd. Met die pleitaantekeningen en hetgeen partijen overigens hebben toegelicht wordt in beide procedures rekening gehouden. Van hetgeen verder ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
[gedaagde] is een onderneming die diensten verleent op het gebied van inspectie, certificering, controle en onderzoek van (handels)grondstoffen, een en ander ter uitbreiding en bevordering van de handelsbetrekkingen met betrekking tot de Volksrepubliek China.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 januari 2009 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van [gedaagde] en is sinds 1 september 2017 in dienst bij [gedaagde] . De functie van [eiser] bij indiensttreding bij [gedaagde] tot in ieder geval 1 juli 2021 is ‘Inspector’ tegen een salaris van € 4.108,00 bruto op basis van 40 uur per week, te vermeerderen met de fiscale bijtelling voor het privégebruik van de leaseauto van € 563,35 bruto en 8% vakantiebijslag.
In de arbeidsovereenkomst is – voor zover in deze procedure van belang – het volgende bepaald:
“(…)
The Employee agrees to do any work connected with the Employer’s business that may reasonably be assigned to him by or on behalf of the Employer to the best of his ability and to act according to the instructions given to him by or on behalf of the Employer, even if such work is not or is not entirely covered by the job description.
The Employee shall carry out his job at the Rotterdam location. As the case arises, the Employee commits to carrying out work at a location other than said location, unless such cannot be required of him dure to special circumstances.
(…)
The Employee is obliged to comply with any overtime request by the Employer if the Employer’s reasonable interest so requires. Compensation for overtime shall be paid based on the actual hours worked.
(…)”
Op 16 februari 2021 heeft [gedaagde] een ontslagaanvraag voor [eiser] bij het UWV ingediend wegens bedrijfseconomische redenen, te weten werkvermindering en organisatorische of technologische veranderingen.
Bij besluit van 27 mei 2021 heeft het UWV de toestemming om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen geweigerd. Het UWV heeft in haar besluit – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“ Vervallen van arbeidsplaatsen
(…)
Wij vinden dat werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor het noodzakelijk is dat de arbeidsplaats van werknemer structureel komt te vervallen.
Werkgever heeft voldoende toegelicht dat door gewijzigde Chinese regelgeving een deel van zijn werkzaamheden geheel is weggevallen en dat hij zijn monopolie positie voor de inspecties van gebruikte machines is kwijtgeraakt.(…)
Voor ons is duidelijk geworden dat het verleggen van de werkzaamheden naar lokale partijen voor werkgever een kostenbesparing met zich meebrengt en dat werkgever hierdoor competitievere prijzen kan hanteren in de veranderende markt (het verliezen van de monopolie positie). Door het wegvallen van de reistijd van eigen werknemers is werkgever in staat gebleken om het aantal inspecties op peil te houden. Dat dit anders was geweest, ook gelet op de reisbeperkingen door de Corona-crisis, indien eigen inspecteurs af zouden reizen, komt ons aannemelijk voor.
(…)
Wij vinden daarom dat werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bedrijfseconomische redenen waardoor het noodzakelijk is dat een of meer arbeidsplaatsen structureel komen te vervallen.
Ontslagvolgorde
(…)
Afspiegelingsbeginsel
Afspiegeling is niet aan de orde als alle arbeidsplaatsen in een categorie uitwisselbare functies vervallen. Uit de toelichting en de onderbouwende stukken van werkgever is het voor ons aannemelijk geworden dat de functie van inspecteur, de functie van werknemer, geheel komt te vervallen. Door werknemer wordt dit ook niet tegengesproken.
Omdat werknemer werkzaam is in een uitwisselbare functie die volledig komt te vervallen, kan werkgever werknemer voor ontslag voordragen.
Herplaatsing
(…)
Tussen partijen staat ter discussie of herplaatsingsinspanningen hebben plaatsgevonden en of er herplaatsingsmogelijkheden zijn. Enige onderbouwing dat een adequaat herplaatsingsgesprek is gevoerd ontbreekt. Wij zijn ook van mening dat werkgever niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat werknemer een herplaatsingsmogelijkheid heeft afgewezen.
Werkgever heeft daarnaast ook onvoldoende duidelijk gemaakt of werknemer alsnog herplaatst kan worden op de functie van business development specialist op de marketingafdeling. Ons is duidelijk geworden dat tussen partijen verschil van mening bestaat of deze functie al dan niet aan werknemer is aangeboden.
Werkgever heeft reeds gesteld dat de functie van business development specialist een passende functie is. Dit volgt uit het feit dat volgens werkgever deze functie al is aangeboden. Bovendien is uit de stukken gebleken dat de heer [persoon E] , werkzaam in de functie van Business development specialist, zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. In deze procedure heeft werknemer kenbaar gemaakt herplaatst te willen worden op deze functie. Ons is niet gebleken dat werkgever alsnog/nogmaals de mogelijkheden voor herplaatsing op deze functie heeft onderzocht.
Het blijft naar ons onderdeel onduidelijk of werkgever zich voldoende heeft ingespannen voor zijn herplaatsingsverplichting. Gezien het voorgaande is ons ook niet voldoende aannemelijk geworden dat werknemer niet in een passende functie kan worden herplaatst.
Eindoordeel
Wij vinden dat er geen redelijke grond voor het ontslag van werknemer is en dat het mogelijk is om werknemer te herplaatsen.(…)”
Op 3 en 16 juni 2021 hebben gesprekken tussen [gedaagde] en [eiser] plaatsgevonden. Tijdens deze gesprekken heeft [gedaagde] [eiser] drie functies aangeboden, waarvan twee volgens [gedaagde] niet passend waren, en als derde de functie van Business development specialist.
[gedaagde] heeft [eiser] op 29 juni 2021 een nieuwe arbeidsovereenkomst (ingaande op 2 juli 2021) aangeboden voor de functie van Business development specialist, tegen een salaris van € 2.878,00 bruto per maand op basis van 40 uur per week. Bij e-mail van 8 juli 2021 heeft [eiser] [gedaagde] het volgende bericht:
“Ik ga niet akkoord met de nieuwe arbeidsovereenkomst met het lagere salaris die u op 29 juni naar mij hebt verzonden. De ontslagaanvraag bij het UWV is afgewezen en om die reden maak ik nog steeds aanspraak op mijn contractueel overeengekomen werkzaamheden en functie. Overigens ben ik het ook niet eens met de bedrijfseconomische afweging die het UWV heeft gemaakt, gebaseerd op foutieve informatie. Ik houd derhalve vast aan de afspraken gemaakt in de arbeidsovereenkomst en ga er vanuit dat u dit ook zult doen. Hieronder valt uitbetaling van het correcte volledige salaris en alle overige rechten.”
Vanaf juli 2021 is [eiser] gestart met de werkzaamheden van Business development specialist.
Bij e-mail van 21 juli 2021 heeft [eiser] [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Inderdaad heb ik mij bereid getoond om in te stemmen met een andere functie, maar met de insteek van behoud salaris. Het, volgens u, bijbehorende lagere salaris, heb ik op geen moment geaccepteerd. (…)”
Op 30 juli 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagde] voor het eerst gesommeerd tot betaling van het salaris van € 4.108,00 bruto aan [eiser] , waarbij nogmaals is vermeld dat [eiser] zich wel bereid heeft getoond in te stemmen met een andere functie, doch wel met de insteek van behoud van zijn oude salaris en emolumenten.
Vervolgens heeft tussen de gemachtigden van partijen diverse e-mailwisseling plaatsgevonden. Bij e-mail van 18 augustus 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…)
Mijn cliënt is nimmer akkoord gegaan met een verlaging van zijn oorspronkelijke salaris.
(…)
Tijdens de ontmoeting met de werkgever op 2 juli 2021 (…), vroeg de werkgever hem om de nieuwe arbeidsovereenkomst te ondertekenen, doch mijn cliënt weigerde dat. De werkgever wees mijn cliënt toe om business development specialist te zijn. Mijn cliënt verklaarde dat hij de opgedragen werkzaamheden kan doen, maar was het er niet mee eens om zijn salaris te verlagen. Hij stelde voor om te onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst en zijn werkgever ging daarmee akkoord.
(…)
De functie van mijn cliënt, oude machine-inspecteur, is niet verloren gegaan.
(…)
Namens mijn cliënt verzoek ik en voor zover nodig sommer ik uw cliënt het oorspronkelijke salaris ten bedrage van € 4.671,35 bruto aan hem te betalen onder overlegging van een correcte bruto/netto specificatie.
Het betreft de navolgende hoofdsommen:
A.
Over het tijdvak januari 2021 tot en met juni 2021: 6 x € 563,35 bruto = € 3.380,10 bruto, te vermeerderen met 8% vakantiegeld;
B.
Over het tijdvak juli 2021: 1 x € 1.793,35 bruto = € 1.793,35 bruto, te vermeerderen met 8% vakantiegeld;
C.
Vanaf augustus 2021 € 4.671,35 bruto per maand tot dat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met 8% vakantiegeld;
D.
De werkgever voorziet de werknemers van een pensioenregeling en betaalt de pensioenpremie per werknemer. Het pensioenpremiebedrag moet worden hersteld tot het niveau van vóór januari 2021.
(…)
Bij brief van 2 september 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] te kennen gegeven geen gehoor te zullen geven aan de sommatie.
Uiteindelijk heeft [gedaagde] bij e-mail van 30 september 2021 – voor zover van belang – het volgende aan [eiser] bericht:
“(…)
Daarnaast vordert uw cliënt plotseling – ten onrechte – een overwerkvergoeding over zijn afgelopen dienstjaren. Dat heeft cliënte onaangenaam verrast. Temeer omdat uw cliënt in 2020 meermaals zonder geldige reden te laat op zijn werk verscheen of te vroeg weer naar huis vertrok. Uw cliënt bleef een aantal keren zelfs helemaal weg van zijn werk. Daarover wordt door uw cliënt nu met geen woord gerept. Dat uw cliënt in de weekenden – terwijl uw cliënt daar niets te zoeken heeft – loopt rond te neuzen op het kantoor van [gedaagde] in Rotterdam maakt de arbeidsrelatie er niet beter op. Uw cliënt heeft klaarblijkelijk vertrouwelijke informatie in de kantoorbestanden van cliënte bekeken/weggenomen hetgeen ook blijkt uit de door uw cliënt ingebrachte informatie over het outsourcen van inspecties aan buitenlandse partijen. Cliënte waarschuwt uw cliënt dat zij dit handelen niet accepteert en bij een herhaling daarvan rechtsmaatregelen zullen worden getroffen.
Ter voorkoming van een verdere verstoring van de arbeidsverhouding en in de hoop tot een oplossing voor het salarisprobleem van uw cliënt te komen is cliënte in deze kwestie bereid nog een voorstel aan uw cliënt te doen.
Cliënte stelt een afbouwregeling van het oude salaris naar het nieuwe salaris van uw cliënt voor. Het voorstel luidt:
Uw cliënt ontvangt over de maanden juli, augustus en september 2021 een salaris van € 3.700,- bruto per maand. In oktober, november en december 2021 ontvangt uw cliënt een salaris van € 3.300,- bruto per maand. Vanaf januari 2022 bedraagt het salaris van uw cliënt € 2.878,- bruto per maand. Het verschil tussen het reeds betaalde salaris (€ 2.878,- bruto) en het thans voorgestelde salaris (€ 3.700,- bruto) over de maanden juli, augustus en september zal in de komende maand in een keer aan uw cliënt worden uitbetaald.(…)”
[eiser] is niet akkoord gegaan met het door [gedaagde] in de hierboven genoemde e-mail gedane voorstel.
3. Het geschil
[eiser] vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
“Voor recht te verklaren dat het bruto salaris per maand van [eiser] vanaf 1 januari 2021 is € 4.671,35 (€ 4.108,00 salaris en € 563,35 bijtelling wegens privé gebruik lease-auto), een en ander tot dat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig is geëindigd.
Hieraan is onlosmakelijk gekoppeld de pensioenbijdrage door [gedaagde] , 8% vakantiegeld en alle andere aan het basissalaris verwante (loon)componenten, derhalve voor recht te verklaren:
- -
-
herstel van de maandelijkse pensioenbijdrage op het niveau van december 2020 vanaf januari 2021;
- -
-
de maandelijkse vakantietoeslag te berekenen en te betalen door [gedaagde] aan [eiser] volgens het juiste, gecorrigeerde salarisniveau van december 2020 (€ 4.671,35) vanaf januari 2021;
- -
-
herstel van alle overige rechten van [eiser] ten gevolge van de salarisvermindering (twee keer) vanaf januari 2021, deze te herberekenen en te betalen door [gedaagde] aan [eiser] .
II.
Voor recht te verklaren dat [eiser] recht heeft op de overeengekomen overwerkvergoeding ex artikel 3.3 van de door partijen wel ondertekende arbeidsovereenkomst, een en ander tot dat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig is geëindigd;
III.
[gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het voornoemde bedrag van € 10.553,50 bruto ten titel van achterstallig loon (€ 4.108 -€ 2.878) *4 maanden + € 563,35 bijtelling wegens privé gebruik leaseauto = € 10.553,50 bruto en € 47.617,40 bruto ten titel van achterstallige overwerkvergoeding;
IV.
De maximale wettelijke verhoging groot 50% ex artikel 7:625 BW over € 10.553,50 bruto achterstallig loon en € 47.617,40 bruto verschuldigde overwerkvergoeding;
V.
De buitengerechtelijke incassokosten (BIK) ten bedrage van € 1.356,71;
VI.
Te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over al deze bedragen vanaf de dag van opeisbaarheid althans de dag van de dagvaarding tot aan de dag van voldoening daarvan door [gedaagde] ;
VII.
De kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiser] daaronder begrepen;
VIII.
Tot afgifte van een bruto/netto specificatie inzake voornoemde vorderingen van [eiser] op [gedaagde] , zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 ten laste van [gedaagde] ”.
[eiser] baseert de vorderingen op het volgende.
[gedaagde] heeft valse/onjuiste informatie ingediend bij het UWV over de oorspronkelijke functie van [eiser] . De functie van [eiser] , oude machine-inspecteur, is niet vervallen. Bovendien heeft [eiser] de functie van Business development specialist nooit geaccepteerd. Dit betekent dat de oorspronkelijk door partijen getekende arbeidsovereenkomst nog altijd geldig is en de functie van [eiser] nog altijd Inspector is. [eiser] heeft zich op grond van artikel 2.1. van de arbeidsovereenkomst bereid verklaard de werkzaamheden van Business development specialist te verrichten, maar is nooit akkoord gegaan met een verlaging van het salaris. Hierdoor heeft [eiser] nog altijd recht op het salaris van € 4.108,00 bruto per maand. Voorts dienen ook de pensioenbijdrage, 8% vakantiegeld en alle andere aan het basissalaris verwante (loon)componenten per 1 januari 2021 op het niveau het ‘oude’ salaris te worden hersteld.
Daarnaast heeft [gedaagde] besloten te stoppen met het gebruik van leaseauto’s vanaf 1 januari 2021 als gevolg waarvan [eiser] zijn leaseauto heeft moeten inleveren. [eiser] ontving maandelijks een bedrag van € 563,35 aan bijtelling vanwege het privé-gebruik van de auto. Dit bedrag moet worden beschouwd als onderdeel van het salaris. [gedaagde] heeft geen enkele compensatie aan [eiser] betaald wegens de beëindiging van de leaseauto.
Gelet op het hierboven genoemde is [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van in totaal € 10.553,50 aan salaris en fiscale bijtelling verschuldigd.
Voorts maakt [eiser] conform artikel 3.3 van de arbeidsovereenkomst aanspraak op een overwerkvergoeding van € 47.617,40. Dit is een vergoeding voor de reisuren die [eiser] per vliegtuig/per auto heeft gemaakt om inspecties - een aantal keren overzees - uit te kunnen voeren.
Doordat [gedaagde] het loon niet, althans niet volledig, op tijd heeft betaald is zij de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW verschuldigd over € 10.553,50 bruto aan achterstallig loon en € 47.617,40 bruto aan verschuldigde overwerkvergoeding. Ook maakt [eiser] aanspraak op een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.356,71 en de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiser] en voert het volgende aan.
Uit het besluit van het UWV volgt onomstotelijk dat de functie van [eiser] van Inspector is komen te vervallen. Tijdens de UWV procedure heeft [eiser] al te kennen gegeven dat hij de functie van Business development specialist zal aanvaarden. Krachtens aanbod en aanvaarding kwam op het moment dat [gedaagde] deze functie aan [eiser] aanbood de arbeidsovereenkomst tot stand. [eiser] wist dat het salarisniveau behorende bij de functie van Business development specialist lager was dan dat van Inspector. Op 2 juli 2021 is [eiser] in die nieuwe functie gestart en is hij de werkzaamheden behorende bij die functie gaan vervullen. Vanaf begin 2021 heeft [eiser] geen werkzaamheden als Inspector meer uitgevoerd.
[gedaagde] betwist dat [eiser] recht heeft op overwerkvergoeding. Op grond van de arbeidsovereenkomst en het Employee Handbook van [gedaagde] komt [eiser] niet in aanmerking voor een vergoeding van reistijd voor zijn reizen van huis naar de eerste klant en van de laatste klant terug naar huis. [gedaagde] betwist bovendien het aantal uren aan overwerk dat door [eiser] wordt gevorderd. Voorts is van belang dat [eiser] vanaf de start van zijn dienstverband [gedaagde] nooit heeft aangesproken op uitbetaling of compensatie voor de volgens hem gemaakte reisuren.
Eind december 2020 hebben alle werknemers de leaseauto ingeleverd en is aan werknemers een ‘pool auto’ ter beschikking gesteld. [eiser] heeft hiermee ook ingestemd. De fiscale bijtelling van € 563,33 bruto per maand is bedoeld om het fiscaal privé-voordeel van de auto op de juiste wijze te belasten. Dit bedrag is geen onderdeel van het salaris.