Rechtbank Rotterdam, 28-01-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:620, 9260516 CV EXPL 21-19487
Rechtbank Rotterdam, 28-01-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:620, 9260516 CV EXPL 21-19487
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 28 januari 2022
- Datum publicatie
- 1 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2022:620
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2023:1781, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 9260516 CV EXPL 21-19487
Inhoudsindicatie
Vakantiebijslag toegewezen over de ploegentoeslag, bonustoeslag en overwerkvergoeding. Toepassing van de artt. 15 en 17 WML. Beroep van de werkgever op de gelende Arbeidsvoorwaardenregeling afgewezen.
Uitspraak
zaaknummer: 9260516 CV EXPL 21-19487
uitspraak: 28 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende in [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. F.S.M. Oudijk te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] voorheen [handelsnaam],
statutair gevestigd in [vestigingsplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.H. de Joode te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het exploot van dagvaarding van 25 mei 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 9 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021. [eiser] is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. F.S.M. Oudijk. Namens [gedaagde] zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. E.H. de Joode. Partijen hebben ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. De gemachtigde van [eiser] heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter [gedaagde] de gelegenheid geboden zich nader schriftelijk uit te laten en ter uitvoering daarvan heeft zij ter rolle van 4 november 2021 een akte genomen, waarbij verdere producties in het geding zijn gebracht.
[eiser] heeft daarop gereageerd bij de akte genomen ter rolle van 2 december 2021, waarbij eveneens verdere producties zijn overgelegd.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens, na aanhouding ter rolle van 31 december 2021, nader bepaald op vandaag.
2. De vaststaande feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
[eiser], geboren op [geboortedatum eiser], is op 10 april 2007 in dienst getreden bij [gedaagde], althans haar rechtsvoorgangster. Op dit moment bekleedt [eiser] de functie van ‘Analist 3’ voor 38,75 uur per week tegen een salaris van € 2.134,76 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
Aan het slot van de door partijen getekende schriftelijke arbeidsovereenkomst is -voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“In aanvulling op deze individuele arbeidsovereenkomst zijn de “Arbeidsvoorwaarden en huisregels van ALcontrol Laboratories” van toepassing hetgeen de werknemer reeds ter hand is gesteld.
De bepalingen opgenomen in de “Arbeidsvoorwaarden en regelingen ALcontrol Labatoria” zijn van toepassing zoals deze thans luiden en in de toekomst zullen luiden”.
De invulling van de vakantietoeslag is uitgewerkt in de “Arbeidsvoorwaarden en regelingen ALcontrol Labatoria” (hierna: ‘Arbeidsvoorwaarden’). In artikel 1.3.7. van de Arbeidsvoorwaarden, versies 2015, 2016 en 2018, is - voor zover van belang - het volgende bepaald:
Versie 2015
“1.3.7 Vakantietoeslag
Iedere medewerker heeft recht op vakantietoeslag, zijnde 8% van het basis (parttime) jaarsalaris. Het percentage zal worden aangepast aan de van overheidswege opgelegde normen. (…)”.
Versie 2016 m.i.v. 1 april 2016
“1.3.7 Vakantietoeslag
Iedere medewerker heeft recht op vakantietoeslag, zijnde 8% van het basis (parttime) jaarsalaris. Het percentage zal worden aangepast aan de van overheidswege opgelegde normen. Vakantietoeslag is al verdisconteerd in de percentages en bedragen ter zake de ploegendienst, verschoven diensten en ongemakkentoeslag. De vakantietoeslag wordt over deze toeslagen dus niet nog separaat uitbetaald. (…)”.
Versie 2018
“1.3.7 Vakantietoeslag
Iedere medewerker heeft recht op vakantietoeslag, zijnde 8% van het basis (parttime) jaarsalaris). Het percentage zal worden aangepast aan de van overheidswege opgelegde normen. Vakantietoeslag is al verdisconteerd in de percentages en bedragen ter zake de ploegendienst, verschoven diensten, de ongemakkentoeslag, overwerk en eventuele overige bruto vergoedingen met uitzondering van de compensatie eigen bijdrage voor medewerkers die thans deelnemen aan één van de eindloonregelingen van SYNLAB en die niet mee zij gaan in de overgang naar een gewijzigde (collectieve) pensioenregeling per 1 april 2014. De vakantietoeslag wordt over deze toeslagen dus niet nog separaat uitbetaald. (…)”.
Op 31 maart 2016 heeft [gedaagde] per e-mail aan haar medewerkers medegedeeld dat [gedaagde] met de Ondernemingsraad overeenstemming heeft bereikt over de Arbeidsvoorwaarden met ingang van 1 april 2016. In deze e-mail zijn ook de belangrijkste wijzigingen opgenomen. In de e-mail is niet vermeld dat artikel 1.3.7 van de Arbeidsvoorwaarden is gewijzigd.
Tijdens de overlegvergadering van de Ondernemingsraad van 20 september 2016 is tijdens de rondvraag - voor zover van belang - het volgende besproken:
“(…)- In de Arbeidsvoorwaarden is niet duidelijk vernoemd of de ploegentoeslag inclusief vakantiegeld is. Dit is wel het geval. (…)”.
In het begeleidend schrijven van 16 april 2018 van [naam 1] namens [gedaagde] aan de Ondernemingsraad van [gedaagde] bij de Arbeidsvoorwaarden van 2018 is - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“(…)* In het hoofdstuk vakantietoeslag zie 1.3.7 heb ik nog even expliciet overwerk als voorbeeld opgeschreven zodat daar geen onduidelijkheid over kan ontstaan. (…)”.
[eiser] is sinds februari 2020 lid van de Ondernemingsraad van [gedaagde].
3. De vordering
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan hem te betalen:
I. de vakantietoeslag over het door [eiser] ontvangen bedrag aan ploegentoeslag, overwerkvergoeding en bonus over de afgelopen vijf jaren (opeisbare bedrag vanaf 2016 tot aan heden), zijnde een bedrag van € 3.053,82 bruto;
II. de wettelijke verhoging van 50% over het onder I. gevorderde bedrag;
III. de wettelijke rente over het onder I. en II. gevorderde vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
IV. de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 427,30;
V. de kosten van deze procedure en de nakosten.
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Hoewel de verschillende Arbeidsvoorwaarden, voor wat betreft de vakantietoeslag, grotendeels overeenkomen, zit er een verschil op kleine, maar belangrijke punten. In 2016 zijn er twee verschillende versies gepresenteerd. In de versie waarvoor de Ondernemingsraad toestemming heeft verleend, is de bepaling voor wat betreft de vakantietoeslag onveranderd gebleven ten opzichte van 2015. In de versie die is gepubliceerd (en waar de Ondernemingsraad géén toestemming voor heeft verleend), is deze bepaling echter ingrijpend aangepast. Deze wijziging houdt in dat de vakantietoeslag al is verdisconteerd in de ploegentoeslag, verschoven diensten, ongemakkentoeslag en eventuele overige bruto vergoedingen en dat deze vakantietoeslag niet separaat wordt uitbetaald. In de versie van april 2018 is deze bepaling nogmaals aangepast, in die zin dat de vakantietoeslag ook is verdisconteerd in een eventuele overwerkvergoeding.
Zowel in de arbeidsovereenkomst als in de Arbeidsvoorwaarden is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen, waardoor de werkgever op grond van artikel 7:613 BW de Arbeidsvoorwaarden niet eenzijdig mag wijzigen. Deze wijzigingen hebben plaatsgevonden zonder raadpleging of instemming van [eiser]. [eiser] stelt zich dan ook op het standpunt dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst niet op een juiste wijze heeft gewijzigd. Voor zover [gedaagde] motiveert dat zij de wijziging heeft toegepast via de weg van goed werkgever- en werknemerschap, met de daaraan gekoppelde vereisten, wordt dat door [eiser] betwist.
Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde] de Arbeidsvoorwaarden (eenzijdig) mocht wijzigen, geldt volgens [eiser] het volgende.
Op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: WML) bedraagt de wettelijke vakantietoeslag ten minste 8% van het loon. Op grond van artikel 6 WML wordt onder loon verstaan de geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking. Daaronder vallen ook de ploegentoeslag, de overwerkvergoeding en de bonus. Derhalve moet hierover ook vakantietoeslag worden betaald, maar [gedaagde] heeft dat tot op heden nooit gedaan. Dit valt immers niet af te leiden uit de salarisstroken van de afgelopen jaren. De enkele stelling van [gedaagde] dat de vakantietoeslag altijd in het betaalde bedrag verdisconteerd was, is zonder deugdelijke onderbouwing onvoldoende. Om die reden moet [gedaagde] over de afgelopen vijf jaren nog een bedrag van € 3.053,82 bruto aan vakantietoeslag betalen, aldus nog steeds het standpunt van [eiser].