Rechtbank Rotterdam, 30-09-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:8254, 10002174 VZ VERZ 22-9593
Rechtbank Rotterdam, 30-09-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:8254, 10002174 VZ VERZ 22-9593
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 30 september 2022
- Datum publicatie
- 6 oktober 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2022:8254
- Zaaknummer
- 10002174 VZ VERZ 22-9593
Inhoudsindicatie
Gedeeltelijke vernietiging beëindigingsovereenkomst (op grond van 6:248 lid 2 BW) wegens dwaling over ingangsdatum WW-uitkering. Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst g-grond. Geen ernstig verwijtbaar handelen werkgever.
Uitspraak
Zaaknummer: 10002174 VZ VERZ 22-9593
Uitspraak: 30 september 2022
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats verzoekster] ,
verzoekster, tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. N. Robijn-Meijer en mr. S.T. van Gestel, advocaten te Middelharnis,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster, tevens verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E.V.H. van Tricht, advocaat te Middelharnis.
Partijen zullen hierna ‘ [verzoekster] ’ en ‘ [verweerster] ’ worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 20 juli 2022;
- -
-
het verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijk) tegenverzoek;
- -
-
de e-mail van 1 september 2022 aan de zijde van [verzoekster] , met productie;
- -
-
de spreekaantekeningen van mr. N. Robijn-Meijer en mr. S.T. van Gestel;
- -
-
het werkplan van het UWV, dat ter zitting door mr. E.V.H. van Tricht is overgelegd.
Op 9 september 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Tijdens deze mondelinge behandeling heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd, de behandeling plaatsgevonden van de kort geding procedure tussen partijen (zaaknummer 9972625 VV EXPL 22-251). Daarbij waren aanwezig [verweerster] in persoon, tezamen met [naam 1] (tolk) en bijgestaan door de gemachtigde mr. E.V.H. van Tricht. Namens [verzoekster] zijn verschenen [naam 2] (directeur) en [naam 3] (directeur), bijgestaan door de gemachtigden mr. N. Robijn-Meijer en mr. S.T. van Gestel. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2. De feiten
[verweerster] , geboren op [geboortedatum verweerster] , is op 18 juli 2014 voor 24 uur per week in dienst getreden van [verzoekster] in de functie van medewerker inpak A. Laatstelijk is [verweerster] werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een bruto maandsalaris van € 1.574,56, exclusief 8% vakantietoeslag.
[verzoekster] is een familiebedrijf dat zich bezig houdt met de vervaardiging van beschuit, koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk.
Op 18 maart 2022 heeft [verzoekster] [verweerster] een beëindigingsovereenkomst overhandigd. In deze beëindigingsovereenkomst zijn, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“ (…)
De arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op 21-03-2022.
De werknemer wordt tot einde dienstverband vrijgesteld van werk met behoud van loon inclusief emolumenten.
De werkgever betaalt de werknemer een beëindigingsvergoeding van € 3.149,34 bruto (= 2 x maandsalaris). Hij maakt het netto-equivalent van dit bedrag (na verplichte inhoudingen en verrekening van vakantiedagen door werkgever) uiterlijk 31-03-2022 over aan de werknemer.
(…)
De werkgever en werknemer hebben na de financiële eindafrekening niets meer van elkaar te vorderen. Zij verlenen elkaar finale kwijting.
(…)
5. Ondertekening
Door de overeenkomst te ondertekenen verklaren beide partijen dat zij de arbeidsovereenkomst willen beëindigen en dat zij op de hoogte zijn van de gevolgen daarvan. Deze overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:900 BW.”
Op 20 maart 2022 heeft tussen [verweerster] en [verzoekster] de volgende Whatsapp-correspondentie plaatsgevonden:
“ [verweerster] : Goedeavond! Dit document, wat ik vrijdag kreeg, moet ik ondertekenen en een foto maken en opsturen? Of wil je het me opnieuw ondertekend per e-mail sturen? Omdat ik het niet weet. en stuur mij morgen mijn jaaropgaaf voor 2021 per e-mail. Ik heb geen toegang tot de app zoals [naam 4] wist. en ik heb het niet gedownload en ik moet rekeningen vereffenen.
[verzoekster] : Hoi [verweerster] , we zullen je morgen het document met handtekeningen per email sturen, bij akkoord zien we het dan graag getekend terug. Je jaaropgave en ook de afrekening zullen we je ook per e-mail toesturen. Dank alvast.”
Per e-mail van 21 maart 2022 schrijft [verzoekster] aan [verweerster] het volgende:
“Zoals besproken bijgaand de getekende beëindigings overeenkomst, deze zien we graag getekend terug alvorens we de eindafrekening kunnen gaan opstellen.
Tevens bijgaand je jaaropgave voor 2021.
Alvast bedankt. Mocht je nog vragen hebben, laat het ons even weten.”
Op 23 maart 2022 heeft tussen [verweerster] en [verzoekster] de volgende Whatsapp-correspondentie plaatsgevonden:
“ [verweerster] : Hoi! Ik zou graag willen weten wanneer u mij documenten stuurt om te ondertekenen? Ik heb ze nodig. Groetjes, [verweerster]
[verzoekster] : Hi [verweerster] , ik heb het je gisteren per email gestuurd naar [e-mailadres], is dat je email adres?
[verweerster] : ja dat is mijn e-mail. maar ik heb niets.
[verzoekster] : Ok vreemd, ik ga het nog eens naar je sturen.
Ik heb de email zojuist verstuurd, ik stuur je de bijlages ook even via Whatsapp.”
Op 24 maart 2022 heeft [verweerster] de beëindigingsovereenkomst ondertekend.
Per e-mail van 1 april 2022 schrijft [verweerster] aan [verzoekster] het volgende:
“Volgens de beëindiging van het contract dat ik van u kreeg, tegen 31 maart, zouden we eigenlijk de rekeningen vereffenen.
Mijn vraag is wanneer krijg ik mijn eindafrekening?
En het document voor de betaling voor maart en de jaaropgaaf voor 2022.”
Per e-mail van 1 april 2022 schrijft [verzoekster] aan [verweerster] het volgende:
“Bijgaand je laatste loonstrook inclusief beëindigingsvergoeding en verrekening onbetaald verlof, vakantiegeld en uitbetaling vakantie uren.
Mocht je hier nog vragen over hebben, laat het ons dan even weten
De jaaropgave voor 2022 kunnen we pas in januari 2023 opmaken.”
In reactie op de e-mail van [verzoekster] schrijft [verweerster] op 1 april 2022:
“ik zou mijn elke dag, elk uur willen ontknopen als ik niet aan het werk was in 2021 en 2022.
Waarom hebben jullie 97,99 vakantie uren in mindering gebracht?
Waar is het onbetaalde verlof van …..
Ik heb dit nodig voor mijn accountant om te controleren”
Op 2 april 2022 mailt [verzoekster] [verweerster] , voor zover thans van belang, het volgende:
“Zie bijlage voor de mutaties per week van de vakantie en overuren.
Je kan op dyflexis inloggen om het per dag te zien.
(…)”
Bij brief van 19 april 2022 heeft het UWV [verweerster] bericht dat zij tot en met 31 mei 2022 geen WW-uitkering ontvangt, omdat tot en met die datum een opzegtermijn in acht genomen had moeten worden.
Per e-mail van 4 mei 2022 aan [verzoekster] heeft de gemachtigde van [verweerster] een beroep gedaan op de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden en [verzoekster] gesommeerd het loon vanaf 21 maart 2022 aan [verweerster] te betalen. Tevens heeft haar gemachtigde [verweerster] ziek gemeld en wordt [verzoekster] aansprakelijk gesteld (artikel 7:658 BW) voor alle geleden en nog te lijden schade van [verweerster] vanwege grensoverschrijdend gedrag van collega’s en de onveilige werkomgeving, daaronder begrepen de door haar geleden en nog te lijden psychische schade.
Op 13 mei 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekster] gereageerd op de brief van de gemachtigde van [verweerster] . Aan de sommatie van de gemachtigde van [verweerster] heeft [verzoekster] geen gehoor gegeven.
Met ingang van 1 juni 2022 ontvangt [verweerster] alsnog een WW-uitkering.
3. Het verzoek
[verzoekster] verzoekt, voor zover vereist, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond;
II. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
III. te bepalen dat een eventueel aan [verweerster] toe te kennen transitievergoeding dient te worden berekend op basis van het salaris ad € 1.699,92 en dat daarop in minder strekt de reeds betaalde beëindigingsvergoeding ad € 3.194,34 bruto.
Voor zover in rechte vast komt te staan dat [verweerster] de beëindigingsovereenkomst terecht heeft vernietigd en de arbeidsovereenkomst dientengevolge nog bestaat, meent [verzoekster] dat van haar niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, omdat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie (artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
[verzoekster] heeft daarbij, samengevat weergegeven, het volgende naar voren gebracht. [verzoekster] heeft jarenlang begrip getoond en [verweerster] alle ruimte gegeven verlof op te nemen en later te beginnen of eerder te vertrekken. Dat haar nu wordt verweten dat zij niet is opgetreden tegen vermeend grensoverschrijdend gedrag en hierdoor psychische schade heeft veroorzaakt bij [verweerster] , terwijl [verzoekster] betwist dat sprake is van een onveilige werksituatie en de problemen van [verweerster] heel andere oorzaken hebben, heeft het vertrouwen in [verweerster] onherstelbaar beschadigd. Een verdere vruchtbare samenwerking is uitgesloten.
In geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is [verzoekster] een transitievergoeding aan [verweerster] verschuldigd. [verzoekster] verzoekt de reeds betaalde beëindigingvergoeding ter hoogte van € 3.149,34 bruto hiermee te verrekenen c.q. hierop in mindering te brengen.