Home

Rechtbank Rotterdam, 07-07-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5962, 10261762

Rechtbank Rotterdam, 07-07-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:5962, 10261762

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
7 juli 2023
Datum publicatie
1 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2023:5962
Zaaknummer
10261762

Inhoudsindicatie

Loonvordering artikel 7:628 en 7:632 BW

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 10261762 CV EXPL 22-39762

datum uitspraak: 7 juli 2023

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

[eiseres01] ,

woonplaats: [woonplaats01] (gemeente [gemeente01] ),

eiseres in conventie,

verweerster in voorwaardelijke reconventie,

gemachtigde: mr. R.J. Michielsen,

tegen

[gedaagde01] , die handelt onder de naam [handelsnaam01]

vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] (gemeente [gemeente01] ),

gedaagde in conventie,

eiser in voorwaardelijke reconventie,

gemachtigde: mr. P.A. Kerkhof.

De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

de dagvaarding van 23 december 2023, met producties;

-

de conclusie van antwoord met eis in voorwaardelijke reconventie (tegeneis), met producties;

-

de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met productie;

-

de spreekaantekeningen van mr. Kerkhof.

1.2.

Op 17 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2 De feiten

2.1.

[eiseres01] is op 26 april 2021 in dienst getreden van [gedaagde01] , die een supermarkt exploiteert, op basis van een nul-urencontract. Met ingang van 1 februari 2022 zijn partijen een wekelijkse arbeidsduur overeengekomen van 32 uur. Per die datum heeft ook een eindafrekening plaatsgevonden van opgebouwde verlofuren, ADV-uren en vakantiegeld.

2.2.

Het loon van [eiseres01] wordt elke vier weken uitbetaald en bedroeg laatstelijk € 1.129,91 bruto exclusief vakantiegeld op basis van een 32-urige werkweek.

2.3.

In mei 2022 is de moeder van [eiseres01] ernstig ziek geworden.

2.4.

Op 26 augustus 2022 heeft [eiseres01] haar arbeidsovereenkomst met [gedaagde01] opgezegd. Vanaf 5 september 2022 tot het einde van het dienstverband op 26 september 2022 heeft [eiseres01] vanwege ziekte niet gewerkt.

2.5.

[gedaagde01] heeft diverse bedragen met het loon van [eiseres01] verrekend. In loonperiode 8-2022 is een brutobedrag van € 273,73 (31 uur x € 8,83) aan “onbetaald verlof 100%” in mindering gebracht op het loon. In loonperiode 9-2022 is een brutobedrag van € 451,12 (51,09 uur x € 8,83) aan “onbetaald verlof 100%” en een nettobedrag van € 673,17 aan “inhouding voorschot” in mindering gebracht op het loon.

2.6.

In loonperiode 10-2022 (de eindafrekening) is een brutobedrag van € 612,10 (69,32 uur x € 8,83) aan “ingehouden vakantieuren (BT)” in mindering gebracht op het opgebouwde vakantiegeld van € 245,60 bruto. De eindafrekening bedraagt een negatief bedrag van € 325,08.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiseres01] eist samengevat:

-

[gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 1.746,53 bruto met de wettelijke verhoging en rente;

-

[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;

-

het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

[eiseres01] baseert haar eis op het volgende. [gedaagde01] heeft ten onrechte bedragen met het loon van [eiseres01] verrekend. In week 19 tot en met 21 van 2022 was [eiseres01] ziek en had zij dus recht op loon. Daarnaast werd [eiseres01] stelselmatig voor minder dan 32 uur per week ingeroosterd, terwijl zij wel voor 32 uur beschikbaar was. [eiseres01] heeft daarom ook recht op loon over de uren die ze niet heeft gewerkt. Het bedrag van € 1.746,53 is als volgt opgebouwd:

-

achterstallig salaris periode 8-2022 € 273,73 bruto

-

achterstallig salaris periode 9-2022 € 1.129,91 bruto

-

saldo vakantiegeld € 245,60 bruto

-

saldo niet-genoten vakantie-uren € 93,60 bruto

De vertraging in de betaling is in overwegende mate te wijten aan [gedaagde01] . Daarom maakt [eiseres01] aanspraak op de maximale wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente.

3.3.

[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Als gevolg van de ziekte van de moeder van [eiseres01] , was [eiseres01] (kennelijk) genoodzaakt om regelmatig naar het ziekenhuis te gaan. Om die reden, die voor rekening van [eiseres01] komt, heeft zij zeer regelmatig minder dan 32 uur per week gewerkt. [eiseres01] heeft zich in die periode nooit ziekgemeld. Wel is afgesproken dat [eiseres01] voor de uren dat zij niet zou worden ingeroosterd, verlofuren zou opnemen. Het verlofsaldo werd al snel negatief, maar met [eiseres01] is ook afgesproken dat zij op enig moment meer uren zou gaan werken dan 32 uur per week. [eiseres01] heeft de arbeidsovereenkomst echter vroegtijdig opgezegd, waardoor er nog steeds sprake was van een groot negatief verlofsaldo. Daarom heeft [gedaagde01] een gedeelte van de negatieve verlofuren (151,41 uur) al tijdens het dienstverband verrekend met het salaris van [eiseres01] . De eis van [eiseres01] moet dan ook worden afgewezen, waaronder begrepen de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Bij toewijzing van de eis, moet de wettelijke verhoging worden afgewezen dan wel gematigd, omdat [gedaagde01] op goede gronden mocht menen dat hij tot verrekening mocht overgaan.

in voorwaardelijke reconventie

3.4.

Onder de voorwaarde dat in conventie wordt geoordeeld dat [eiser01] niet tot verrekening van het negatieve aantal verlofuren had mogen overgaan staande de arbeidsovereenkomst c.q. ter gelegenheid van de eindafrekening en [eiser01] in conventie wordt veroordeeld tot het nabetalen van enig bedrag aan loon aan [verweerster01] , eist [eiser01] samengevat:

-

[verweerster01] te veroordelen aan hem te betalen € 2.793,21 met rente;

-

[verweerster01] te veroordelen in de proceskosten;

-

het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.5.

[eiser01] baseert zijn eis op het volgende. [verweerster01] heeft salaris ontvangen over uren die zij niet heeft gewerkt. De reden van het niet werken komt niet voor rekening voor [gedaagde01] , maar voor [verweerster01] . Daarom heeft [verweerster01] op grond van artikel 7:628 BW geen recht op loon over die uren. Het gaat in totaal om 292,9 uren die primair onverschuldigd zijn uitbetaald. Subsidiair stelt [eiser01] zich op het standpunt dat [verweerster01] ongerechtvaardigd is verrijkt. Daarom moet [verweerster01] € 2.793,21 (292,9 uur x € 8.83 x 1,08) aan [eiser01] betalen.

3.6.

[verweerster01] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de tegeneis.

3.7.

Op de overige stellingen van partijen die van belang zijn voor de uitkomst van de procedure gaat de kantonrechter hierna in.

4 De beoordeling

5 De beslissing