Home

Rechtbank Rotterdam, 16-10-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9795, ROT 21/1393

Rechtbank Rotterdam, 16-10-2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9795, ROT 21/1393

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
16 oktober 2023
Datum publicatie
23 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2023:9795
Zaaknummer
ROT 21/1393

Inhoudsindicatie

Beroep gegrond. Uitspraak van de meervoudige kamer. Verleende vergunning voor kamerbewoning op grond van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019 Rotterdam.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de enkele vaststelling dat de huurovereenkomsten een clausule over de intentie tot het verrichten van vrijwilligerswerk bevatten, zich niet op het standpunt kunnen stellen dat de vergunde kamerbewoning een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt heeft.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/1393

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam 1], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (het college),

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [plaatsnaam 2] (de vergunninghouder),

(gemachtigde: [naam 1]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college verleende vergunning voor kamerbewoning door maximaal zes personen in de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning).

1.1.

Het college heeft de vergunning op 28 april 2020 verleend op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 (hierna: de Huisvestingswet) en artikel 3.2.5. van de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2019 (hierna: de Huisvestingsverordening). Het bezwaar dat eiseres tegen de vergunning heeft gemaakt, heeft verweerder met het bestreden besluit van 2 februari 2021 ongegrond verklaard.

1.2.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.3.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Eiseres heeft nadere stukken ingediend.

1.5

De vergunninghouder heeft aangegeven als partij aan de procedure deel te willen nemen.

1.6

De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:

- eiseres, bijgestaan door [naam 2];

- de gemachtigde van het college, bijgestaan door [naam 3];

- de gemachtigde van de vergunninghouder, samen met [naam 4], bewoonster van de woning.

Feiten en totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.

Toen de vergunning werd aangevraagd woonden er al een aantal jaren zes studenten in de woning, waaronder de toenmalige eigenaar. Op 29 juni 2021 is de woning verkocht aan de huidige vergunninghouder. Die verhuurt kamers in de woning aan zes studenten.

2.2.

Eiseres woont aan de [adres 2], bijna direct naast de woning. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning omdat zij – kort gezegd – overlast heeft van de in de woning wonende studenten.

2.3.

De Algemene bezwaarschriftencommissie heeft in haar advies over het bezwaar van eiseres, kort samengevat, overwogen dat de bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Huisvestingsverordening buiten toepassing moeten worden gelaten, waardoor de grondslag voor de verleende vergunning voor kamerbewoning is komen te vervallen. De vergunning is dan ook ten onrechte verstrekt, aldus de bezwaarschriftencommissie.

De bezwaarschriftencommissie heeft er vervolgens in haar advies als overwegingen ten overvloede op gewezen dat het college bij de beoordeling van een vergunningaanvraag, bij het criterium of kamerbewoning een positieve invloed heeft op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt, een belangenafweging moet verrichten. De bezwaarschriftencommissie meent in dit verband dat het enkel opnemen van een bepaling over vrijwilligerswerk in het huurcontract onvoldoende is om te beoordelen of een impuls wordt gegeven aan de leefbaarheid van het gebied. Op voorhand moet duidelijk zijn of sprake is van een positieve invloed en waaruit deze bestaat, aldus de adviescommissie.

2.4.

Het college heeft in afwijking van dit advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het college stelt zich op het standpunt dat hoofdstuk 3 van de Huisvestingsverordening wel van toepassing is omdat voldoende onderbouwd is dat sprake is van schaarste en onevenwichtige en onrechtvaardige effecten die het noodzakelijk maken van de bevoegdheden uit artikel 21 Huisvestingswet gebruik te maken.

Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat wordt voldaan aan de criteria die gelden voor het verlenen van een vergunning voor kamerbewoning. Het college meent dat vergunningverlening een positieve invloed heeft op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt. Daarbij heeft het college van belang geacht dat sprake is van de legalisering van een bestaande situatie, er geen overlast is geconstateerd en dat de studenten vrijwilligerswerk in de buurt doen. Ook heeft het college in zijn besluit betrokken dat er drie onderwijsinstellingen in de buurt van de woning zijn.

3. Eiseres voert aan dat het college de vergunning ten onrechte heeft verleend. Zij betwist dat de kamerbewoning een positieve invloed op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt heeft. Zij voert aan dat de studenten voor (structurele) overlast zorgen, dat de studenten in de praktijk geen vrijwilligerswerk in de buurt verrichten en dat dit ook niet wordt gecontroleerd of gehandhaafd. Eiseres betwist niet dat aan de criteria onder a en c wordt voldaan.

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep

Bijlage