Home

Rechtbank Rotterdam, 19-09-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:10200, 11115026 VZ VERZ 24-5097

Rechtbank Rotterdam, 19-09-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:10200, 11115026 VZ VERZ 24-5097

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
19 september 2024
Datum publicatie
17 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:10200
Zaaknummer
11115026 VZ VERZ 24-5097

Inhoudsindicatie

verzoek wg tot ontbinding op e-grond wordt toegewezen, met toekenning transitievergoeding, tegenverzoek wn wordt afgewezen

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11115026 VZ VERZ 24-5097

datum uitspraak: 19 september 2024

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

Gemeente Rotterdam,

vestigingsplaats: Rotterdam,

verzoekster,

verweerster in het tegenverzoek,

gemachtigde: mr. M.M. de Jonge,

tegen

[verweerster] ,

woonplaats: [woonplaats] ,

verweerster,

verzoekster in het tegenverzoek,

procederend in persoon.

De partijen worden hierna ‘de gemeente ’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

het verzoekschrift van de gemeente (ontvangen op 21 mei 2024), met bijlagen 1 t/m 35, alsmede een aantal nagezonden leesbare bijlagen;

-

het door [verweerster] ingediende wrakingsverzoek (ontvangen op 20 juni 2024);

-

het verweerschrift en (tegen)verzoekschrift van [verweerster] (ontvangen op 11 augustus 2024);

-

bijlage 1 ‘uitwerking verzoek billijke vergoeding’ van [verweerster] ;

-

bijlage 2 ‘aanvulling (tegen)verzoekschrift met aanvulling en aanpassing’ van [verweerster] ;

-

de producties 36 t/m 38 van de gemeente;

-

bijlage 3 ‘reactie op de producties van de gemeente’ van [verweerster] ;

-

de door [verweerster] ter zitting ingediende stukken: rapportage arbeidsdeskundig onderzoek van 24 juli 2023, arbo-artsverslagen en emailcorrespondentie met ‘yellow notes’ van de gemeente.

1.2.

Op 22 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:

-

namens de gemeente [naam 1] en [naam 2] en de gemachtigde;

-

[verweerster] .

2 De feiten

2.1.

[verweerster] is sinds 2 mei 2017 werkzaam in loondienst bij de gemeente op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van medewerker Belastingen voor 36 uur per week, tegen een brutosalaris van laatstelijk € 3.784,- per maand. De leidinggevende is [naam 3] .

2.2.

Per 1 maart 2022 is [verweerster] gedetacheerd bij de afdeling Juridische Zaken en Financiën voor de duur van 6 maanden in de functie van Juridisch Medewerker tegen een brutosalaris van € 4.100,- per maand. Haar leidinggevende is [naam 4] .

2.3.

[verweerster] meldt zich op 28 april 2022 ziek bij [naam 4] . Omdat [verweerster] niet bereikbaar is, stuurt de leidinggevende op 9 mei 2022 een emailbericht naar [verweerster] en vraagt zij haar om telefonisch contact op te nemen.

2.4.

Op 17 mei 2022 vindt het eerste consult bij de bedrijfsarts plaats. In de probleemanalyse adviseert de bedrijfsarts dat [verweerster] per 26 mei 2022 kan starten met haar re-integratie. Op 25 mei 2022 probeert [naam 4] met [verweerster] contact op te nemen. [verweerster] is niet bereikbaar. [verweerster] geeft op 29 mei 2022 bij [naam 5] , afdelingshoofd, aan dat zij nog steeds ziek is en niet in staat is om te re-integreren. [verweerster] verzoekt om [naam 2] , de HR-adviseur die betrokken is bij haar re-integratie, te vervangen. [naam 5] geeft aan dat er een zwaarwegend belang moet zijn om de HR-adviseur te vervangen. Hij wijst het verzoek van [verweerster] af. [naam 6] is per 30 mei 2022 tijdelijk als leidinggevende van [verweerster] aangesteld en zij probeert tussen juni en oktober 2022 meerdere keren tevergeefs in contact te komen met [verweerster] .

2.5.

Per 1 september 2022 is de detachering van [verweerster] beëindigd en is [verweerster] teruggeplaatst in haar oude functie bij de directie Burgerzaken. Haar leidinggevende is [naam 3] . In het advies van 13 september 2022 van de bedrijfsarts staat dat [verweerster] niet in staat is om te re-integreren.

2.6.

Bij brief van 14 september 2022 stuurt [naam 7] , directeur Burgerzaken, aan [verweerster] een formele waarschuwing omdat zij voor haar leidinggevende regelmatig onbereikbaar is. Zij verzoekt [verweerster] om contact op te nemen met haar leidinggevende om afspraken te maken over de contactmomenten en haar bereikbaarheid.

2.7.

Vanwege de herindeling van het team van [verweerster] is [naam 1] per 1 juli 2023 als leidinggevende van [verweerster] aangesteld. Op 13 september 2023 vindt er een consult bij de bedrijfsarts [naam 8] plaats. [verweerster] komt 15 minuten te laat op het spreekuur en verlaat ook het spreekuur voortijdig. [verweerster] geeft aan dat ze een andere bedrijfsarts wil.

2.8.

Op 21 september 2023 meldt [verweerster] zich volledig ziek. Zonder bericht verschijnt [verweerster] niet op de afspraak met de (nieuwe) bedrijfsarts op 27 september 2023.

2.9.

Bij brief van 9 oktober 2023 stuurt [naam 7] een tweede waarschuwing aan [verweerster] , omdat zij niet is verschenen op de afspraak met de bedrijfsarts en wordt [verweerster] gewaarschuwd voor een loonopschorting als zij weer niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschijnt.

2.10.

In de e-mail van 10 oktober 2023 reageert [verweerster] op deze waarschuwing en beklaagt zij zich over diverse medewerkers van de gemeente.

2.11.

Op 11 en 25 oktober 2023 vindt er een consult plaats bij de bedrijfsarts. De bedrijfsarts adviseert partijen in aanwezigheid van iemand die het vertrouwen van partijen geniet in gesprek te gaan over de ontstane werkgerelateerde problematiek om een oplossing te bereiken. Aan [verweerster] wordt gevraagd om een gesprek in te plannen. [verweerster] geeft aan dat zij geen contact wil.

2.12.

Bij brief van 21 november 2023 sommeert [naam 7] [verweerster] om te verschijnen op het gesprek op 27 november 2023 en wordt [verweerster] ook geïnformeerd dat een deel van haar loon wordt opgeschort totdat zij aan haar leidinggevende bevestigt dat zij op de afspraak verschijnt. [verweerster] verschijnt zonder bericht niet op het gesprek van 27 november 2023 met haar leidinggevende.

2.13.

De bedrijfsarts geeft op 29 november 2023 aan dat er voor [verweerster] geen mentale beperkingen zijn om met haar leidinggevende in gesprek te gaan en dat re-integratie zonder dat gesprek niet mogelijk is. De gemeente informeert [verweerster] dat zij een deskundigenoordeel zal aanvragen bij het UWV om de re-integratie inspanningen van [verweerster] te laten beoordelen. [verweerster] wordt opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 21 maart 2024. [verweerster] wordt ook geïnformeerd dat zij na twee jaar ziekte een WIA-aanvraag moet indienen, bij gebreke waarvan haar loon kan worden opgeschort.

2.14.

Bij brief van 25 maart 2024 wordt [verweerster] een loonstop opgelegd, omdat zij op 21 maart 2024 niet op het gesprek is verschenen, niet meewerkt aan haar re-integratie en geen WIA-aanvraag indient.

2.15.

Op 26 april 2024 heeft het UWV een deskundigenoordeel gegeven. De conclusie van dit deskundigenoordeel is dat [verweerster] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie.

2.16.

[verweerster] dient klachten in (bij de burgermeester) over diverse personen die betrokken zijn bij haar re-integratie. [verweerster] wijst de uitnodiging van 14 mei 2024 om in gesprek te gaan over onder meer de loonstop, haar re-integratie en de behandeling van de klachten af.

2.17.

Per 1 mei 2024 is de loonstop opgeheven.

3 Het geschil

3.1.

De gemeente verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] primair op grond van artikel 7:671b BW jo artikel 7:669 lid 1 en 3 sub e BW (verwijtbaar handelen) per de eerst mogelijke datum te ontbinden en subsidiair op grond van artikel 7:671b BW jo artikel 7:669 lid 1 en 3 sub g (verstoorde arbeidsverhouding), zonder toekenning van enige transitievergoeding en te bepalen dat [verweerster] over de periode vanaf de datum van ontvangst van het verzoekschrift tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen recht heeft op loon.

3.1.1.

De gemeente heeft aan deze verzoeken - samengevat - ten grondslag gelegd dat [verweerster] haar re-integratieverplichtingen structureel niet is nagekomen. Zij is herhaaldelijk zonder bericht, zonder geldige reden en tegen de adviezen van de bedrijfsarts in niet verschenen op de verzoeken van haar leidinggevenden om over haar re-integratie in gesprek te gaan. Hierdoor is ook een vertrouwensbreuk ontstaan.

3.2.

[verweerster] is het niet eens met het verzoek en verzoekt de kantonrechter – samengevat – om de arbeidsovereenkomst primair per 28 april 2026 op te zeggen en subsidiair per 28 april 2025, zodat de arbeidsovereenkomst per 28 juni 2026 c.q. per 28 juni 2025 eindigt, alsmede om toekenning van een transitievergoeding, een billijke vergoeding, nabetaling van loon, immateriële schadevergoeding en overige verzoeken.

3.2.1.

[verweerster] betwist – kort gezegd – dat zij haar re-integratieverplichtingen structureel niet is nagekomen. [verweerster] stelt zich op het standpunt – kort samengevat – dat de gemeente ernstig laakbaar en ernstig verwijtbaar handelt, een valse grond voor ontslag aanvoert, alsmede discrimineert door werknemers ongelijk te belonen en ook haar verplichtingen jegens een zieke werknemer niet nakomt.

4 De beoordeling

5 De beslissing