Home

Rechtbank Rotterdam, 15-03-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2532, 10857273 VZ VERZ 23-10644

Rechtbank Rotterdam, 15-03-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2532, 10857273 VZ VERZ 23-10644

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
15 maart 2024
Datum publicatie
29 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:2532
Zaaknummer
10857273 VZ VERZ 23-10644

Inhoudsindicatie

Procedure o.g.v. artikel 96 Rv. Reikwijdte 'onderkruipersverbod' van artikel 10 Waadi. Het door de uitlener ter beschikking stellen van vervangende uitzendkrachten om werk over te nemen van uitzendkrachten die het werk bij de inlener hebben neergelegd, is in strijd met het 'onderkruipersverbod'.

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 10857273 VZ VERZ 23-10644

datum uitspraak: 15 maart 2024

Beschikking van de kantonrechter op grond van artikel 96 Rv

in de zaak van

Albert Heijn B.V .

vestigingsplaats: Zaandam ,

verzoekster,

gemachtigden: mrs. J.M. Van Slooten en M. Fabels,

en

OTTO Workforce B.V. ,

vestigingsplaats: Venray ,

verzoekster,

gemachtigden: mrs. P.E.F. Domevscek en R.H. van Muijen.

De partijen worden hierna ‘ Albert Heijn ’ en ‘ OTTO ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

het verzoek van Albert Heijn , met bijlagen;

-

het verzoek van Otto , met bijlagen.

1.2.

Op 29 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken.

Daarbij waren aanwezig:

-

namens OTTO : [persoon A] , [persoon B] en de gemachtigden (en toehoorder [persoon C] ).

-

namens Albert Heijn : [persoon D] , [persoon E] en de gemachtigden.

2 De beoordeling

Wat is de kern?

2.1.

Albert Heijn en OTTO hebben een overeenkomst op basis waarvan Otto uitzendkrachten ter beschikking stelt voor het werken in de distributiecentra van Albert Heijn . In de distributiecentra hebben in 2023 stakingen plaatsgevonden. Naast werknemers van Albert Heijn hebben toen ook uitzendkrachten van OTTO het werk neergelegd. Albert Heijn vindt dat OTTO vervangende uitzendkrachten had moeten leveren in de plaats van de stakende uitzendkrachten. Volgens OTTO was dat niet toegestaan vanwege het onderkruipersverbod van artikel 10 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (‘Waadi’). Albert Heijn en OTTO hebben zich op grond van artikel 96 Rv samen tot de kantonrechter gewend met het verzoek om een oordeel te geven over de volgende vraag:

Was het in strijd geweest met het onderkruipersverbod ex artikel 10 Waadi, indien OTTO tijdens de staking in de distributiecentra van Albert Heijn in het voorjaar van 2023 haar uitzendkrachten die het werk neerlegden, had vervangen door werkwillige uitzendkrachten?

OTTO mocht stakende uitzendkrachten bij Albert Heijn niet vervangen

2.2.

De kantonrechter oordeelt dat OTTO geen vervangende uitzendkrachten ter beschikking mocht stellen om het werk over te nemen van stakende uitzendkrachten van OTTO in de distributiecentra van Albert Heijn . Hierna wordt dit uitgelegd.

Het collectief actierecht van de werkgever wordt beperkt door het onderkruipersverbod

2.3.

De kantonrechter stelt voorop dat Albert Heijn en OTTO op grond van artikel 6 lid 4 Europees Sociaal Handvest een collectief actierecht hebben op grond waarvan zij bij een staking bepaalde tegenmaatregelen mogen nemen. Dat recht wordt echter beperkt door het in artikel 10 Waadi neergelegde onderkruipersverbod.

Het onderkruipersverbod geldt voor al het neergelegde werk in de bestaakte onderneming

2.4.

Het onderkruipersverbod van artikel 10 Waadi bepaalt dat degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt, geen arbeidskrachten ter beschikking mag stellen voor het verrichten van werkzaamheden in het bedrijf of de onderneming of wel dat gedeelte daarvan, waar een werkstaking heerst. Uit de bewoordingen van het artikel blijkt niet dat het onderkruipersverbod alleen verbiedt om arbeidskrachten ter beschikking te stellen om het werk over te nemen van eigen werknemers van de bestaakte onderneming, zoals Albert Heijn heeft bepleit. Het artikel verbiedt in algemene zin het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor het overnemen van werk in een onderneming of een gedeelte daarvan waar een werkstaking heerst, ongeacht door wie het werk is neergelegd. Het maakt volgens de bewoordingen van artikel 10 Waadi dus niet uit of het gaat om overnemen van werk van eigen personeel van Albert Heijn of werk van door Albert Heijn ingeleende uitzendkrachten.

2.5.

Uit de wetsgeschiedenis blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat het niet de bedoeling is dat uitzendkrachten werk van stakers overnemen. Het uitgangspunt van de regering was dat de arbeidskrachten niet mogen worden aangetrokken of worden ingezet met het oog op het arbeidsconflict en voor de werkzaamheden, die door de stakers normaliter worden verricht. In de parlementaire geschiedenis wordt geen onderscheid gemaakt tussen stakende eigen werknemers van de inlener en stakende uitzendkrachten bij de inlener.

De volgende passages uit de wetsgeschiedenis zijn naar het oordeel van de kantonrechter voor de beoordeling van de onderhavige zaak van belang: “Het schaadt de arbeidsverhoudingen wanneer een onderneming waarin gestaakt wordt, de aan zijn bedrijf toegebrachte schade en daardoor de kracht van de staking tracht te beperken door het inlenen van ter beschikking gestelde arbeidskrachten. Het sluitstuk daarvan is dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in dergelijke situaties verboden moet zijn. Daarom wordt in dit wetsvoorstel het verbod gehandhaafd.”1

En: “De achtergrond is, dat voorkomen moet worden, dat met het ter beschikking stellen van de arbeidskrachten de effectiviteit van het stakingsmiddel en daarmee de arbeidsverhoudingen worden verstoord. Er kan met ter beschikking stellen van arbeidskrachten niet getreden worden in een in een onderneming bestaand arbeidsconflict. Uitgangspunt is, dat de arbeidskrachten niet worden aangetrokken of worden ingezet met het oog op het arbeidsconflict en voor de werkzaamheden, die door de stakers normaliter worden verricht. De bepaling ziet er zowel op toe, dat ‘zittende’ uitzendkrachten het verloop van de staking niet beïnvloeden door neergelegd werk van stakers over te nemen als dat gedurende de staking geen nieuwe uitzendkrachten worden aangetrokken.”2

En: “De ervaring leert evenwel dat door de inzet van uitzendkrachten het effect van de staking wordt afgebroken en dat daarmee de arbeidsverhoudingen als regel ernstige schade oplopen. Dat heeft zowel de SER, als de Stichting van de Arbeid ertoe gebracht om – onder volledige erkenning van het primaat van de onderhandelende partijen in het conflict – unaniem handhaving van het onderkruipersverbod te bepleiten. Het, hogere, belang van instandhouding van goede collectieve arbeidsverhoudingen rechtvaardigt de continuering van deze bepaling die al sedert haar instelling – voor wat betreft arbeidsbemiddeling sinds 1930, voor wat betreft het ter beschikking stellen van arbeidskrachten sinds 1970 – haar nut heeft bewezen.”3.

2.6.

De kantonrechter vindt dat het onderkruipersverbod, gelet op de ruime formulering van artikel 10 Waadi en de bedoeling van de wetgever, zo moet worden uitgelegd dat het niet is toegestaan voor OTTO om uitzendkrachten die bij de inlener staken te vervangen door werkwillige uitzendkrachten. De wetsgeschiedenis waarop Albert Heijn zich heeft beroepen biedt onvoldoende steun voor een andersluidend oordeel. Tijdens de parlementaire behandeling van de Waadi heeft de regering gezegd dat uitzendkrachten die al ter beschikking zijn gesteld, mogen blijven werken en dat ook een contractverlenging van een uitzendkracht is toegestaan, als zij maar niet worden ingezet om het werk van stakers over te nemen4. Met het inzetten van uitzendkrachten van OTTO om het werk van bij Albert Heijn stakende uitzendkrachten over te nemen, is nu juist wel sprake van uitzendkrachten die worden ingezet om het werk van stakers over te nemen. In dit verband overweegt de kantonrechter nog het volgende.

2.7.

Als OTTO vervangende uitzendkrachten zou mogen leveren in de plaats van stakende uitzendkrachten, dan doet dit afbreuk aan het doel van onderkruipersverbod, het voorkomen dat met het ter beschikking stellen van uitzendkrachten de effectiviteit van het stakingsmiddel en daarmee de arbeidsverhoudingen bij Albert Heijn worden verstoord. Het is duidelijk dat het ter beschikking stellen van vervangende uitzendkrachten door OTTO zou worden gedaan met het oog op het arbeidsconflict bij Albert Heijn . De uitzendkrachten zouden namelijk moeten worden ingezet om het werk over te nemen van uitzendkrachten, die tijdens de staking in de distributiecentra van Albert Heijn naast de vaste werknemers ook het werk hadden neergelegd. Door het leveren van vervangende uitzendkrachten aan Albert Heijn zou de effectiviteit van het stakingsmiddel worden beïnvloed. Een groot deel van het personeel in de distributiecentra van Albert Heijn bestaat uit uitzendkrachten, namelijk 45 tot 50 procent. Partijen zijn het erover eens dat de stakende uitzendkrachten bij Albert Heijn het werk (mede) hebben neergelegd uit solidariteit met de stakende werknemers in dienst van Albert Heijn . Als stakende uitzendkrachten steeds kunnen worden vervangen doordat nieuwe uitzendkrachten ter beschikking mogen worden gesteld, maakt dat de kracht van de staking veel minder effectief en wordt op deze manier geïntervenieerd in een bij Albert Heijn bestaand conflict. Overigens hadden de uitzendkrachten ook een eigen belang bij een effectieve staking bij Albert Heijn . De uitkomst van de cao-onderhandelingen tussen Albert Heijn en FNV heeft namelijk ook gevolgen voor hen. Zij hebben op grond van de Waadi recht op de inlenersbeloning, dezelfde beloning als waar werknemers van Albert Heijn recht op hebben.

Geen beroep op het EasyJet-arrest

2.8.

Albert Heijn heeft een beroep gedaan op het EasyJet-arrest5 van de Hoge Raad en stelt dat uit dit arrest moet worden afgeleid dat het toegestaan is om het werk van de stakende uitzendkrachten te laten overnemen door werkwillige uitzendkrachten. In het EasyJet-arrest oordeelde de Hoge Raad dat EasyJet piloten van haar buitenlandse vestigingen mocht inzetten (intra-concern ter beschikkingstelling) om het werk van stakende piloten in Nederland over te nemen. Volgens de Hoge Raad was in dat geval geen sprake van ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 10 Waadi. De Hoge Raad overwoog dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het onderkruipersverbod bewust een beperkte reikwijdte heeft en dat de wetgever uitsluitend het oog heeft gehad op het aantrekken en inzetten van ‘externe uitzendkrachten’ en niet op het inzetten van vervangend eigen personeel.

2.9.

De kantonrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een wezenlijk andere situatie dan in het EasyJet-arrest. Albert Heijn en OTTO maken geen deel uit van hetzelfde concern. De redenering van Albert Heijn dat OTTO is aan te merken als de bestaakte onderneming, waardoor zij net als EasyJet eigen personeel (werkwillige uitzendkrachten) mag inzetten om stakende uitzendkrachten te vervangen, wordt niet gevolgd. Dit zou wellicht wel het geval kunnen zijn als sprake zou zijn van een staking van (uitsluitend) uitzendkrachten van OTTO , die uitbreekt onder uitzendkrachten die bij verschillende inleners tewerk zijn gesteld, als het zou gaan om een staking die zich (uitsluitend) richt tegen OTTO . Dan zou OTTO de bestaakte onderneming zijn en zou op grond van het EasyJet-arrest verdedigbaar kunnen zijn dat OTTO vervangende uitzendkrachten kan inzetten om de stakende uitzendkrachten te vervangen. Maar in de gegeven casus is OTTO niet aan te merken als de bestaakte onderneming. De staking vond uitsluitend plaats in de distributiecentra van Albert Heijn en niet (ook) bij OTTO . Uit de toelichting van OTTO en uit de nieuwsartikelen die zij heeft overgelegd, blijkt dat de uitzendkrachten het werk bij Albert Heijn vooral hebben neergelegd uit solidariteit met de stakende collega’s in dienst van Albert Heijn en nadat zij door de betrokken vakbonden zijn opgeroepen om mee te staken. Albert Heijn heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat er tussen OTTO en de uitzendkrachten ook een conflict bestond. De betrokken vakbonden hebben ook geen staking aangekondigd bij OTTO , alleen bij Albert Heijn . Ook als moet worden aangenomen dat de staking van de uitzendkrachten zich deels richtte tegen OTTO (naar de kantonrechter begrijpt, vanwege onvrede over onder meer de roosters, die door OTTO worden opgesteld), betrof het hier een staking die was uitgebroken in de distributiecentra van Albert Heijn . Albert Heijn is in deze situatie als de bestaakte onderneming aan te merken. OTTO stond buiten dit conflict en kan niet worden aangemerkt als de bestaakte onderneming. Door vervangende uitzendkrachten te leveren aan Albert Heijn zou OTTO arbeidskrachten ter beschikking stellen aan de onderneming waar gestaakt wordt en wordt het effect van de staking door de inzet van die uitzendkrachten afgebroken, waardoor de arbeidsverhoudingen ernstige schade kunnen oplopen. Dat is wat het onderkruipersverbod wil voorkomen en daarom mocht OTTO dat niet doen.

2.10.

Dat OTTO bedrijfsschade lijdt doordat zij geen uitzendkrachten aan Albert Heijn ter beschikking kan stellen ter vervanging van stakende uitzendkrachten, kan niet leiden tot een ander oordeel. Dit is haar bedrijfsrisico, aangezien zij als uitzendorganisatie gebonden is aan artikel 10 Waadi.

Proceskosten

2.11.

De kantonrechter bepaalt conform de tussen partijen gemaakte afspraken dat partijen de eigen proceskosten dragen.

Hoger beroep en cassatie

2.12.

Partijen hebben de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie voorbehouden.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1.

verklaart voor recht dat het in strijd was geweest met het onderkruipersverbod van artikel 10 Waadi indien OTTO tijdens de staking in de distributiecentra van Albert Heijn in het voorjaar van 2023 haar uitzendkrachten die het werk neerlegden, had vervangen door werkwillige uitzendkrachten;

3.2.

bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.

34650