Rechtbank Rotterdam, 17-04-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3426, 11006367 CV EXPL 24-23
Rechtbank Rotterdam, 17-04-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3426, 11006367 CV EXPL 24-23
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 17 april 2024
- Datum publicatie
- 22 april 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2024:3426
- Zaaknummer
- 11006367 CV EXPL 24-23
Inhoudsindicatie
Concurrentiebeding, geslaagd beroep op artikel 7:653 BW: concurrentiebeding is zwaarder gaan drukken zodat het beding zijn geldigheid verliest en niet meer van toepassing is. In een kort geding procedure, waarin slechts een voorlopig oordeel wordt geveld, kan niet worden bepaald dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is omdat een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is. Wel kan het concurrentiebeding worden geschorst en zo luidt dan ook de beslissing.
Na diverse promoties moest het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk worden overeengekomen indien een wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is dat het beding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken, dat is niet gebeurd. Het concurrentiebeding verliest niet onder alle omstandigheden volledig zijn geldigheid, maar slechts voor zover de in de maatstaf genoemde, tezamen genomen, omstandigheden dit nodig maken met het oog op enerzijds de bescherming die (het schriftelijkheidsvereiste van) artikel 7:653 lid 1 BW de werknemer biedt tegen het niet weloverwogen aangaan van bedoeld beding en anderzijds het te beschermen belang van de werkgever bij dat beding. Daartoe dient de rechter te onderzoeken niet alleen of sprake is van een wijziging van de arbeidsverhouding van ingrijpende aard, maar ook of, en zo ja op grond waarvan, die wijziging meebrengt dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. Daarbij zal de rechter betekenis mogen hechten aan de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijze was te voorzien voor de werknemer toen deze het beding aanvaardde. Voorts is de enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, in het algemeen onvoldoende voor het aannemen van het oorzakelijk verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding. Bij de beoordeling of van dit laatste sprake is zal de rechter moeten onderzoeken - en in zijn motivering tot uitdrukking moeten brengen - of, en zo ja in hoeverre en in welke mate, die wijziging, na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer, bij handhaving van het concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om, een nieuwe, gelijkwaardige, werkkring hetzij in loondienst hetzij als zelfstandig ondernemer te vinden.
Uitspraak
locatie Dordrecht
zaaknummer: 11006367 VV EXPL 24-23
datum uitspraak: 17 april 2024
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.J. Visser,
tegen
AMF Bakery Systems Europe B.V.,
vestigingsplaats: Gorinchem,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Swinkels.
De partijen worden ‘ [eiser] ’ en ‘AMF’ genoemd.
1 De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
-
de dagvaarding binnengekomen op 22 maart 2024, met bijlagen;
- -
-
de producties namens AMF;
- -
-
de spreekaantekeningen van mr. R.M. van Hall.
Op 3 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [eiser] , vergezeld van zijn echtgenote en de heer [persoon A] , [functie] Vemag.nl B.V., en bijgestaan door genoemde gemachtigde, en namens AMF de heer [persoon B] , HR-manager, en de heer [persoon C] , technisch directeur, bijgestaan door genoemde gemachtigde en mr. R.M. van Hall.
2 Samenvatting
[eiser] en AMF zijn een concurrentiebeding overeengekomen. [eiser] heeft ontslag genomen en wil per 1 april 2024 in dienst treden bij zijn nieuwe werkgever. AMF probeert die indiensttreding tegen te houden met een beroep op het concurrentiebeding. [eiser] vraagt daarom in dit kort geding schorsing van het concurrentiebeding.
Het beroep van [eiser] op artikel 7:653 BW slaagt. Het concurrentiebeding is zwaarder gaan drukken zodat het beding zijn geldigheid verliest en niet meer van toepassing is. In een kort geding procedure, waarin slechts een voorlopig oordeel wordt geveld, kan niet worden bepaald dat het concurrentiebeding niet meer van toepassing is omdat een voorziening die de rechtstoestand tussen partijen vaststelt naar haar aard niet voorlopig is. Wel kan het concurrentiebeding worden geschorst en zo luidt dan ook de beslissing.
3. De feiten
[eiser] is op [datum] 2001 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van AMF, Tromp Engineering B.V. (hierna: Tromp) als demonstrateur/commercieel medewerker .
Artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding. Dit beding luidt:
‘Het is B verboden binnen een tijdvak van 3 jaren na beëindiging der dienstbetrekking in enigerlei vorm een zaak, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van A te vestigen, te drijven, mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, dan wel een dienstverband aangaan bij één van A ‘s directe concurrenten, welke gelijk is aan de activiteiten van A”.
[eiser] werkte van 2005 tot 2015 als (international) sales manager, van 2015 tot 2019 als (international) senior sales manager, in 2019 als application engineer en vanaf
1 augustus 2019 als executive product manager.
4 Het geschil
[eiser] eist - kort gezegd - schorsing van het concurrentiebeding en baseert zijn eis op het volgende. Primair kan [eiser] niet aan het concurrentiebeding gehouden worden omdat Vemag.nl geen (directe) concurrent is van AMF, voor het geval zij wel een concurrent is, geldt subsidiair dat het bedrijfsdebiet van AMF niet wordt aangetast bij indiensttreding van [eiser] bij Vemag.nl. Meer subsidiair geldt dat het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren en nog meer subsidiair dat een belangenafweging in het voordeel van [eiser] dient uit te vallen.
AMF heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. Op wat zij daartoe heeft aangevoerd wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.