Home

Rechtbank Rotterdam, 16-04-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3537, C/10/673694 / KG ZA 24-130

Rechtbank Rotterdam, 16-04-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3537, C/10/673694 / KG ZA 24-130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
16 april 2024
Datum publicatie
23 april 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:3537
Zaaknummer
C/10/673694 / KG ZA 24-130

Inhoudsindicatie

KG. Gedaagde heeft de managementovereenkomst met eiser opgezegd. Het geschil draait om de vraag of het verrichten van werkzaamheden door eiser voor een nieuwe opdrachtgever valt onder het bereik van het concurrentie- en relatiebeding van de managementovereenkomst en, zo ja, of er omstandigheden zijn die een schorsing van dat beding rechtvaardigen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/673694 / KG ZA 24-130

Vonnis in kort geding van 16 april 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WITSAND CAF B.V.,

statutair gevestigd te Berkel en Rodenrijs,

eiseres,

advocaat mr. M.A. Molster te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CAPITOL STEEL TECHNOLOGIES B.V.,

statutair gevestigd te Sliedrecht,

gedaagde,

advocaten mr. J. Schulp en mr. R.W.G. Top te Amsterdam.

Partijen worden hierna Witsand en CST genoemd.

1 De zaak in het kort

CST heeft de managementovereenkomst met Witsand opgezegd. Witsand wenst in opdracht van Buhlmann Netherlands B.V. werkzaamheden te gaan verrichten. CST maakt daartegen bezwaar, welk bezwaar is gegrond op het in de managementovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding. Het geschil draait om de vraag of het verrichten van werkzaamheden door Witsand voor Buhlmann Netherlands B.V. valt onder het bereik van het concurrentie- en relatiebeding en, zo ja, of er omstandigheden zijn die een schorsing van dat beding rechtvaardigen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW.

2 De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 28 februari 2024, met 11 producties;

-

de conclusie van antwoord, met 22 producties;

-

de productie 12 van Witsand;

-

de mondelinge behandeling op 2 april 2024, waarbij Witsand haar vordering heeft verminderd;

-

de pleitnota van Witsand;

-

de pleitnota van CST.

3. De feiten

3.1.

In 2014 is dhr. [persoon A] (hierna: [persoon A] ) in dienst getreden bij Stainalloy Nederland B.V. (hierna: Stainalloy), een dochtervennootschap van CST.

3.2.

Met ingang van 1 januari 2021 is [persoon A] werkzaam bij Stainalloy in de functie van [functie 1] op basis van een managementovereenkomst, gesloten tussen CST en Witsand (de persoonlijke vennootschap van [persoon A] ). De managementovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding (artikel 5) en een geheimhoudingsbeding (artikel 6). Deze bedingen gelden voor zowel Witsand als [persoon A] . [persoon A] heeft de managementovereenkomst ondertekend namens Witsand en voor zichzelf (ter bevestiging van artikel 5 en 6).

3.3.

Bij brief van 30 juni 2023 aan Witsand heeft CST de managementovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2024. Sinds een op non-actiefstelling per 9 september 2023 verricht [persoon A] feitelijk geen werkzaamheden meer voor Stainalloy. Sinds 12 september 2023 is [persoon A] afgesloten van de bedrijfsaccounts en -systemen van Stainalloy.

3.4.

Medio december 2023 heeft [persoon A] aan CST meegedeeld dat hij het voornemen heeft om vanaf 2024 als [functie 2] te gaan werken in opdracht van de Buhlmann Group en dat hij in het kader van het concurrentie- en relatiebeding met CST in overleg wenst te treden over die opdracht.

3.5.

Eind december 2023 heeft CST aan [persoon A] bericht dat de Buhlmann Group een concurrent is van CST en dat het [persoon A] niet vrijstaat om voor de Buhlmann Group of een daaraan gelieerde onderneming werkzaamheden te gaan verrichten.

3.6.

Buhlmann Netherlands B.V. (hierna: Buhlmann NL), waar Witsand/ [persoon A] de in 3.4. bedoelde opdracht en meer specifiek de functie van [functie 2] , feitelijk wil gaan uitvoeren, maakt deel uit van de Buhlmann Group.

3.7.

Partijen hebben over en weer gecorrespondeerd, maar dit heeft niet tot een overeenstemming geleid.

4 Het geschil

4.1.

Witsand vordert – na eisvermindering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

primair

1. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a en c van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, te schorsen dan wel geheel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist;

subsidiair

2. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a en c van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, ten aanzien van Buhlmann NL te schorsen dan wel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist.

meer subsidiair

3. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, ten aanzien van Buhlmann NL te schorsen dan wel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist;

primair en (meer) subsidiair

4. CST te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.

4.2.

CST concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Witsand in de kosten van de procedure waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5 De beoordeling

6 De beslissing