Rechtbank Rotterdam, 05-07-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6808, 10980808 cv expl 24-6958
Rechtbank Rotterdam, 05-07-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6808, 10980808 cv expl 24-6958
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 5 juli 2024
- Datum publicatie
- 13 augustus 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2024:6808
- Zaaknummer
- 10980808 cv expl 24-6958
Inhoudsindicatie
Partijen zijn broers van elkaar en enig erfgenaam van hun vader (hierna: erflater) overleden op 28 december 2020. Erflater had geen testament. Partijen hebben na de begrafenis van erflater afgesproken dat eiser de nalatenschap zal afwikkelen. Tot de nalatenschap van erflater behoort een woning . gedaagde huurt vanaf 1 februari 2016 de woning van erflater en woont sindsdien in de woning. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huur € 500,- per maand bedraagt. Tussen partijen is discussie ontstaan over de hoogte van de te betalen huur per maand. gedaagde mag bewijzen dat er een afwijkende afspraak is gemaakt over de te betalen huur. Vordering tot inzage ex artiikel 843a Rv wordt afgewezen.
Uitspraak
locatie Rotterdam
zaaknummer: 10980808 CV EXPL 24-6958
datum uitspraak: 5 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
woonplaats: [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. J.W. Prinsen,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. I. Correljé.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
1 De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
-
de dagvaarding van 4 maart 2024, met bijlagen;
- -
-
het antwoord met eis in reconventie, met bijlagen;
- -
-
het antwoord in reconventie, met bijlagen;
Op 4 juni 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser] met mr. Prinsen. [gedaagde] met mr. Correljé.
2 Waar gaat de zaak over?
Partijen zijn broers van elkaar en enig erfgenaam van hun vader [naam] (hierna: erflater) overleden op 28 december 2020. Erflater had geen testament. Partijen hebben na de begrafenis van erflater afgesproken dat [eiser] de nalatenschap zal afwikkelen. Tot de nalatenschap van erflater behoort de woning aan [adres] (hierna: de woning). [gedaagde] huurt vanaf 1 februari 2016 de woning van erflater en woont sindsdien in de woning. In de huurovereenkomst is bepaald dat de huur € 500,- per maand bedraagt. Tussen partijen is discussie ontstaan over de hoogte van de te betalen huur per maand. Partijen zijn het erover eens dat de woning moet worden verkocht, echter [gedaagde] wil pas tot verkoop over gaan, nadat hij andere woonruimte heeft gevonden.
[eiser] eist samengevat in conventie:
- -
-
[gedaagde] te veroordelen om ten behoeve van de erven van erflater € 4.045,- te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten;
- -
-
[gedaagde] te veroordelen om ten behoeve van de erven van erflater de huur van € 500,- per maand te betalen vanaf 1 februari 2024;
- -
-
De huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om de woning te verlaten en te ontruimen en om bij gebreke daarvan [eiser] te machtigen de ontruiming zelf te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde];
- -
-
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
[gedaagde] eist samengevat in reconventie:
- te bepalen dat [eiser] inzicht geeft in de omvang van de nalatenschap met name door inzicht te verstrekken in de bankrekeningen vanaf de dag van overlijden van erflater, binnen twee weken na het vonnis op straffe van een dwangsom.
De kantonrechter zal in conventie [gedaagde] in de gelegenheid stellen te bewijzen dat hij met erflater een lagere huurprijs is overeengekomen dan is opgenomen in de huurovereenkomst. De vordering in reconventie wordt afgewezen.
Hierna zullen deze beslissingen worden toegelicht
3 De beoordeling
In conventie
Is er sprake van een huurachterstand?
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] en [gedaagde] als erfgenaam ieder voor de helft eigenaar van de woning zijn geworden en aldus ook de positie van verhuurder hebben verkregen. In dit geval heeft [gedaagde] een bijzondere positie omdat hij naast verhuurder ook huurder is. Anderzijds heeft [eiser] ook een bijzondere positie omdat partijen hebben afgesproken dat hij zorg zal dragen voor het afwikkelen van de nalatenschap.
[eiser] dient in het kader van een goede afwikkeling van de nalatenschap op te komen voor de belangen van die nalatenschap. Op de woning, die in de nalatenschap valt, rust een hypotheek, waarvoor maandelijks een bedrag moet worden betaald. Ook dienen de jaarlijkse (belasting)aanslagen en gebruikelijke eigenaarslasten te worden betaald. [eiser] heeft er aldus belang bij dat hij de kosten van de woning (uit de nalatenschap) kan voldoen. Dat belang geldt overigens ook voor [gedaagde].
De huur die voor de woning wordt betaald valt in de nalatenschap. Indien een te lage huur wordt betaald, wordt de nalatenschap hierdoor benadeeld. [eiser] moet in dat geval maatregelen nemen en de huurder op deze tekortkoming aanspreken.
Volgens [eiser] moet [gedaagde] een huur van € 500,- per maand betalen, zoals bepaald in de huurovereenkomst. Omdat [gedaagde] een lager bedrag betaalt, is er volgens [eiser] over de periode januari 2021 tot en met januari 2024 sprake van een huurachterstand van € 4.045,- [gedaagde] heeft erkend dat hij aanvankelijk met erflater een huur van € 500,- per maand is overeengekomen, maar dat later een andere afspraak is gemaakt met erflater voor een lagere huur en zodoende ten tijde van het overlijden van erflater de huur € 385,- per maand was. De afwijkende afspraak is volgens [gedaagde] gemaakt omdat de hoogte van de huur ongunstig uitkwam voor de inkomstenbelasting van erflater. [eiser] heeft deze afwijkende afspraak betwist.
Bewijsopdracht voor [gedaagde]
Op [gedaagde] rust de bewijslast van zijn stelling omdat hij zich op de rechtsgevolgen van die stelling beroept. Volgens [gedaagde] is er geen sprake van een huurachterstand omdat hij een lagere huur met erflater heeft afgesproken. Vooralsnog heeft [gedaagde] dat bewijs niet geleverd. Weliswaar heeft [eiser] tijdens de zitting verklaard dat hij via zijn moeder wist dat er te weinig huur werd betaald, echter kan deze verklaring niet als een bevestiging van de door [gedaagde] gestelde afwijkende afspraak worden gezien. [eiser] heeft het immers over te ‘weinig huur’ en niet over bekendheid met een afwijkende afspraak. [gedaagde] krijgt daarom een bewijsopdracht.
Indien [gedaagde] het bewijs levert, heeft dat tot gevolg dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Indien [gedaagde] het bewijs niet levert, zal vervolgens beoordeeld worden of de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden.1
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat los van de vraag wie het gelijk aan zijn zijde heeft ten aanzien van de overeengekomen huur, in het geval de huur niet afdoende is om de kosten van de woning te dekken, het aan partijen is om in goed overleg te komen tot een huur die de kosten dekt en/of tot een andere oplossing te komen, zoals ook beoogd het verkopen van de woning. Partijen zijn beide verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat de kosten van de woning kunnen worden voldaan.
In reconventie
Inzage in de nalatenschap
De kantonrechter begrijpt de vordering van [gedaagde] aldus, dat hij graag inzage wil in de nalatenschap en met name in de bankrekeningen en niet heeft verzocht om de omvang van de nalatenschap vast te stellen. De kantonrechter is bevoegd om van die vordering, die op artikel 843a Rv is gebaseerd, kennis te nemen. De kantonrechter wijst de vordering af.
Een partij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft kan inzage, afschrift of uittreksel vorderen van (ii) bepaalde bescheiden, waaronder begrepen op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, aangaande een (iii) rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij is, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (artikel 843a Rv).
Eén van de vereisten is dat van bepaalde bescheiden inzage wordt gevorderd. Dit betekent dat een algemene vordering om inzicht te verstrekken in de bankrekeningen vanaf de dag van overlijden van erflater niet voldoet aan de eis van bepaaldheid, omdat hieruit niet nauwkeurig blijkt om welke bankrekeningen het gaat. Daarbij komt dat [eiser] uitdrukkelijk heeft verklaard dat erflater slechts één bankrekening had en voorts heeft verwezen naar een overzicht van de omvang van de nalatenschap in een eerder tussen partijen gevoerde kortgeding procedure. [gedaagde] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld, op grond waarvan moet worden vermoed dat de nalatenschap meer omvat dan door [eiser] is verklaard. De vordering wordt daarom afgewezen.
De proceskosten worden gecompenseerd
Omdat partijen familie zijn worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.