Home

Rechtbank Rotterdam, 27-08-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:8017, 11114414 VZ VERZ 24-5081

Rechtbank Rotterdam, 27-08-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:8017, 11114414 VZ VERZ 24-5081

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
27 augustus 2024
Datum publicatie
2 september 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:8017
Zaaknummer
11114414 VZ VERZ 24-5081

Inhoudsindicatie

Ontslag op staande voet. Werkneemster werkt met toestemming van werkgever langere tijd thuis vanuit Turkije. Eis werkgever om onmiddellijk terug te keren naar Nederland nadat zij heeft verteld dat zij zwanger is, is geen redelijk bevel. Het ontslag op staande voet wordt vernietigd.

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11114414 VZ VERZ 24-5081

datum uitspraak: 27 augustus 2024

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

[naam werkneemster] (hierna: ‘werkneemster’),

woonplaats: Barendrecht,

verzoeker, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,

gemachtigde: mr. ing. N. Verweij,

tegen

Flair & Quality Rotterdam B.V. (hierna: ‘werkgever’),

vestigingsplaats: Rotterdam,

verweerster, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,

gemachtigde: mr. R.C.A. Raspoort.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

het verzoekschrift van werkneemster met bijlagen;

-

het verweerschrift van werkgever, met een zelfstandig tegenverzoek en bijlagen;

-

het verweerschrift tegen het zelfstandig tegenverzoek;

-

de akte van werkneemster van 19 augustus 2024 met bijlagen.

1.2.

Op 19 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Werkneemster (met haar zus, zwager en een nicht) en haar gemachtigde mr. ing. N. Verweij waren aanwezig. Namens werkgever verschenen haar bestuurders de heer [persoon A] en de heer [persoon B] , met hun gemachtigde mr. R.C.A. Raspoort.

2 De feiten

2.1.

Werkneemster is op 1 februari 2023 voor de duur van een jaar in dienst getreden van werkgever. Het contract van werkneemster is medio december 2023 per 1 februari 2024 met een half jaar verlengd, tot 2 augustus 2024.

2.2.

Werkgever heeft werkneemster in 2023 toestemming gegeven om vanuit Turkije thuis te werken.

2.3.

Werkgever schrijft op 7 maart 2024 in een e-mail aan werkneemster:

Hopend dat alles goed met je gaat. Voordat je terugging naar Turkije heb je een gesprek gehad met [naam] over je salaris en je verblijf daar. De volgende punten zullen met ingang van het volgende salaris veranderen voor jou Je kan vanuit Turkije blijven werken maar dan kom je bij ons Turkse callcenter in dienst. Je salaris zal 900 euro netto zijn. Er gelden geen bonusregelingen Omdat je momenteel ook zwanger bent zul je 4 maanden voor je bevalling naar Nederland moeten komen, want je moet 3 maanden ervoor in Nederland zijn en ook een maand hier hebben gewerkt. Graag hoor ik z.s.m. van je, en wensen je verder een fantastische zwangerschap toe.

2.4.

Werkgever heeft werkneemster, nadat haar account op 13 maart 2024 geblokkeerd is en zij vanaf dat moment niet meer vanuit Turkije thuis kón werken, op 22 maart 2024 op staande voet ontslagen. In een brief van die datum schrijft de gemachtigde van werkgever aan werkneemster, voor zover nu van belang:

2. Aanvankelijk heeft u de overeengekomen werkzaamheden verricht. Tot u op 16 februari 2024 bij cliënte een verzoek heeft ingediend om voor zeven maanden uw werkzaamheden vanuit Turkije uit te voeren. Cliënte heeft dit verzoek geweigerd.

3. Op grond van artikel 3 lid 3 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is de standplaats Rotterdam. Dit betekent dat u de overeengekomen werkzaamheden in Rotterdam dient te verrichten. Voorts bepaalt artikel 7 van het bedrijfsreglement, u welbekend, dat u binnen een straal van 60 kilometer van de vestigingsplaats van het kantoor van cliënte woonachtig dient te zijn.

4. Desalniettemin bent u zonder toestemming naar Turkije vertrokken. U verricht thans zelfs in het geheel geen werkzaamheden meer. Cliënte heeft u op 13 maart 2024 per e-mail nogmaals bevestigd dat het u niet is toegestaan om uw werkzaamheden vanuit Turkije voort te zetten. Ondanks de voornoemde mededeling verblijft u nog steeds in Turkije. Pogingen van cliënte om een oplossing voor de situatie te vinden heeft u geweigerd.

5. U handelt daarmee in strijd met de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Daarnaast weigert u hardnekkig om te voldoen aan redelijke bevelen van cliënte. Er is sprake van werkweigering.

6. De voorgaande redenen betreffen dringende redenen in de zin van artikel 7:678 lid 2 onder j en k BW. Cliënte verleent u daarom ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:677 BW.

2.5.

Partijen zijn het erover eens dat als het ontslag op staande voet geen standhoudt, de arbeidsovereenkomst in dat geval per 2 augustus 2024 van rechtswege geëindigd is.

2.6.

De gemachtigde van werkgever schrijft op 7 augustus 2024 in een brief aan de gemachtigde van werkneemster, voor zover nu van belang:

6. Op 5 augustus 2024 is gebleken dat het initiële vertrek naar Turkije door uw cliënte in 2023 niet een hartoperatie tot doel had, maar de voltrekking van haar huwelijk. Zij is kennelijk naar Turkije vertrokken omdat zij islamitisch is getrouwd en bij haar echtgenoot in Turkije wilde wonen. Gebleken is dat uw cliënte, cliënte moedwillig op het verkeerde been heeft gezet om zo haar werkzaamheden vanuit Turkije te kunnen voortzetten, met behoud van haar Nederlandse salaris. Een verklaring waaruit het voorgaande volgt wordt als bijlage aan deze brief gehecht.

7. Het voorgaande houdt in dat uw cliënte haar werkgever bewust onjuist heeft voorgelicht. Op basis van deze onjuiste informatie is uw cliënte toestemming verleend voor het vertrek naar Turkije. [Werkneemster] heeft cliënte daarmee bedrogen waardoor zij haar vertrouwen onwaardig is geworden.

8. Dat uw cliënte een hartoperatie heeft ondergaan en om die reden naar Turkije is vertrokken wordt door cliënte betwist.

9. Deze handelwijze levert een aanvullende dringende reden op om over te gaan tot ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:678 lid 1 BW! Cliënte vult daarom de gronden voor het eerder verleende ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:677 BW aan.

3 Het geschil

3.1.

Werkneemster verzoekt, samengevat en in alle gevallen met rente en veroordeling van werkgever in de proceskosten:

voorlopige voorziening

1. wedertewerkstelling en veroordeling van werkgever tot doorbetaling van loon van € 2.407,60 bruto per maand, van 22 maart 2024 tot 2 augustus 2024;

primair

2. vernietiging van het ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en doorbetaling van loon, met wettelijke verhoging;

subsidiair

3. een billijke vergoeding, een transitievergoeding van € 1.302,47 bruto en een vergoeding voor het onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst;

meer subsidiair

4. een transitievergoeding van € 1.302,47 bruto.

3.2.

Werkgever verzoekt in haar tegenverzoek om werkneemster te veroordelen tot een schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 leden 2, 3 en 5 Burgerlijk Wetboek van € 10.318,29 bruto.

3.3.

Werkneemster en werkgever voeren verweer tegen elkaars verzoeken. Is dit voor de beoordeling van belang, dan wordt hierna ingegaan op wat zij (verder) naar voren brengen.

4 De beoordeling

5 De beslissing