Home

Rechtbank Rotterdam, 06-06-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:8770, 11022160 \ VZ VERZ 24-3384tussenbeschikking

Rechtbank Rotterdam, 06-06-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:8770, 11022160 \ VZ VERZ 24-3384tussenbeschikking

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
6 juni 2024
Datum publicatie
19 september 2024
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2024:8770
Zaaknummer
11022160 \ VZ VERZ 24-3384tussenbeschikking

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Tussenbeschikking. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht op de e-grond. Niet meewerken aan re-integratieverplichtingen. Artikel 7:671b lid 5 BW. Geen deskundigenoordeel overgelegd. De lange tijd die het UWV er op dit moment over doet om een deskundigenoordeel af te geven, is echter geen reden te oordelen dat in redelijkheid niet van werkgever gevergd kan worden dat zij een deskundigenoordeel overlegt. Werkgever wordt in de gelegenheid gesteld om alsnog een deskundigenoordeel over te leggen.

Uitspraak

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11022160 \ VZ VERZ 24-3384

datum uitspraak: 6 juni 2024

Beschikking van de kantonrechter

in de zaak van

Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond,

vestigingsplaats: Rotterdam,

verzoekster,

gemachtigde: mr. S. Prekpalaj,

tegen

[verweerster] ,

vestigingsplaats: [plaats] ,

verweerster,

gemachtigde: mr. M. Hofman-Kremer.

De partijen worden ‘Sipor’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

-

het verzoekschrift van Sipor (ontvangen op 4 april 2024), met bijlagen;

-

het verweerschrift van [verweerster] (ontvangen op 13 mei 2024), met bijlagen;

-

het e-mailbericht van Sipor van 15 mei 2024, met bijlagen.

1.2.

Op 16 mei 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken in het gerechtsgebouw te Dordrecht. Daarbij waren namens Sipor aanwezig [persoon A] (directrice van school [naam school] ) en [persoon B] (interim verzuimadviseur), bijgestaan door mr. S. Prekpalaj. [verweerster] was niet aanwezig. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Hofman-Kremer.

1.3.

De zaak is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen in onderling overleg tot een oplossing te komen. Mr. Prekpalaj heeft de kantonrechter op 24 mei 2024 bericht dat dat niet is gelukt.

2 De feiten

2.1.

[verweerster] is vanaf 1 augustus 2018 bij Sipor in dienst in de functie van leerkracht op de basisschool [naam school] , laatstelijk voor 24 uur per week. Op 3 november 2021 heeft [verweerster] zich ziekgemeld. Sipor stelt zich op het standpunt dat [verweerster] vanaf januari 2023 onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie. Hieronder worden daarom alleen de relevante feiten weergegeven vanaf januari 2023.

2.2.

Op 18 januari 2023 heeft de bedrijfsarts, na een intercollegiaal consult van 13 januari 2023, opnieuw de belastbaarheid van [verweerster] vastgesteld. Volgens de bedrijfsarts is [verweerster] met het doel om het arbeidsritme op te bouwen voor twee maal 1 à 2 uur per week inzetbaar in tijdelijk aangepaste werkzaamheden, met uitbreiding van de uren na twee tot drie weken. De bedrijfsarts adviseert daarnaast dat Sipor en [verweerster] samen kijken naar de taakinhoud, rekening houdend met de, op dat moment geldende, beperkingen als benoemd in het inzetbaarheidsprofiel. Ook merkt de bedrijfsarts op dat hij [verweerster] heeft gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV als zij zich niet in het re-integratieadvies kan vinden. [verweerster] gaat hier niet toe over.

2.3.

Sipor heeft [verweerster] vervolgens uitgenodigd om op 25 januari 2023 de interventie en de aangepaste werkzaamheden te bespreken. De echtgenoot van [verweerster] (de heer [persoon C] , hierna: de echtgenoot) reageert op 21 januari 2023 op de uitnodiging en meldt dat hij contactpersoon voor [verweerster] is. Sipor laat vervolgens weten dat zij een arbeidsovereenkomst heeft met [verweerster] en dat Sipor daarom [verweerster] , eventueel vergezeld van haar echtgenoot, verwacht op het gesprek op 25 januari 2023. [verweerster] verschijnt niet op 25 januari 2023. Evenmin verschijnt [verweerster] op een afspraak met de tweede spoorbegeleider op 19 januari 2023.

2.4.

De echtgenoot meldt [verweerster] vervolgens af voor een gesprek met Sipor op 1 februari 2023. Sipor wijst [verweerster] dan in een brief van 2 februari 2023 op haar reintegratieverplichtingen en roept haar op voor een gesprek op 8 februari 2023 en een gesprek met de tweede spoorbegeleider op 9 februari 2023. In deze brief wordt tevens vermeld dat een loonstop zal worden doorgevoerd als [verweerster] op deze afspraken niet verschijnt. De echtgenoot meldt [verweerster] wederom af, waarna Sipor op 10 februari 2023 het loon van [verweerster] stopzet.

2.5.

Sipor plant een nieuwe afspraak in voor [verweerster] op 15 februari 2023 met haar verzuimadviseur en op 1 maart 2023 met de tweede spoorbegeleider. [verweerster] verschijnt na afmelding door haar echtgenoot niet op deze afspraken. Sipor mailt [verweerster] vervolgens dat zij nu zelf met een nieuw datumvoorstel moet komen. Ook vraagt Sipor op 17 februari 2023 een deskundigenoordeel aan bij het UWV.

2.6.

Sipor hoort vervolgens niets van [verweerster] en besluit daarom op 22 april 2023 om [verweerster] op te roepen voor een gesprek met de verzuimadviseur op 26 april 2023 en met de tweede spoorbegeleider op 17 mei 2023. De echtgenoot meldt [verweerster] hiervoor af, omdat volgens hem de psychische problematiek erger is dan voorheen.

2.7.

Van 20 mei tot en met 8 september 2023 geniet [verweerster] zwangerschaps- en bevallingsverlof. Aan [verweerster] is een zwangerschaps- en bevallingsuitkering uitgekeerd door het UWV.

2.8.

Sipor nodigt [verweerster] voorafgaand aan het eindigen van haar verlof uit voor een (online)gesprek op 8 september 2023 met de directrice en verzuimadviseur om een plan van aanpak te maken. Een neef van [verweerster] meldt [verweerster] bij e-mailbericht van 7 september 2023 af voor dit gesprek. Sipor bericht [verweerster] vervolgens op 22 september 2023 dat de loonstop gehandhaafd blijft en nodigt [verweerster] uit voor een gesprek met de bedrijfsarts op 26 september 2023. Deze afspraak wordt door de neef van [verweerster] afgezegd.

2.9.

Op 13 oktober 2023 geeft het UWV een deskundigenoordeel af dat op 17 februari 2023 door Sipor was aangevraagd. Hierin staat dat de re-integratie inspanningen van [verweerster] tot 13 januari 2023 voldoende zijn en dat over de periode van 13 januari 2023 tot 17 februari 2023 geen uitspraak gedaan kan worden over de re-integratie inspanningen van [verweerster] , omdat de verzekeringsarts geen informatie over deze periode heeft ontvangen.

2.10.

Sipor bericht [verweerster] vervolgens op 7 november 2023 dat het deskundigenoordeel niet relevant is, omdat de periode na 13 januari 2023 niet beoordeeld is en zij een nieuw deskundigenoordeel zal aanvragen. Dit heeft Sipor op 9 november 2023 gedaan.

2.11.

In een brief van 1 december 2023 nodigt Sipor [verweerster] uit voor een consult bij de bedrijfsarts op 5 december 2023 en geeft haar een laatste waarschuwing. [verweerster] verschijnt op deze afspraak met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts besluit vervolgens dat hij eerst met de behandelaar van [verweerster] wil afstemmen om de actuele belastbaarheid van [verweerster] te kunnen beoordelen en dat er, als afstemming heeft plaatsgevonden, een intercollegiaal consult bedrijfsarts zal worden ingepland.

2.12.

Op 7 februari 2024 ontvangt de bedrijfsarts de medische informatie en wordt een online intercollegiaal consult bedrijfsarts met [verweerster] ingepland op 16 februari 2024 om met haar de informatie en belastbaarheid te bespreken. [verweerster] verschijnt niet op dit gesprek waardoor de bedrijfsarts geen belastbaarheidsadvies afgeeft. Sipor heeft vervolgens onderhavig verzoek ingediend.

3 Het geschil

3.1.

Sipor verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden per een zo spoedig mogelijke datum, primair omdat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond), subsidiair omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair omdat sprake is van een combinatie van omstandigheden die in de wet zijn genoemd waardoor het niet redelijk is dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan (i-grond). Sipor verzoekt ook om te oordelen dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding en/of enige andere vergoeding, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.

3.2.

Sipor legt aan de e-grond ten grondslag dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten doordat zij haar re integratieverplichtingen heeft geschonden door niet te verschijnen op afspraken met de verzuimadviseur en tweede spoorbegeleider, door niet te verschijnen op controle-afspraken met de bedrijfsarts en door onbereikbaar te zijn voor Sipor. Aan de g-grond legt Sipor ten grondslag dat zij een ernstige en onherstelbare vertrouwensbreuk ervaart doordat al meer dan een jaar geen contact mogelijk is met [verweerster] en doordat de echtgenoot in zijn berichten ernstige verwijten maakt aan het adres van Sipor. Sipor legt aan de i-grond ten grondslag dat de feiten en omstandigheden onder voornoemde ontslaggronden, gecombineerd en in onderling samenhang bezien, maken dat de arbeidsovereenkomst niet kan voortduren.

3.3.

[verweerster] is het niet eens met het verzoek en vindt dat het moet worden afgewezen. Zij voert daartoe aan dat zij ziek is en dat er sprake is van ernstige problematiek. Daardoor is zij niet in staat is om te werken of om aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen. Er is gelet hierop ook sprake van een opzegverbod.

3.4.

Als de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, verzoekt [verweerster] Sipor te veroordelen om een transitievergoeding van € 5.221,53 bruto te betalen. Ook verzoekt [verweerster] in dat geval om een billijke vergoeding van € 5.221,52 bruto. Volgens [verweerster] is de ontbinding namelijk het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Sipor, want de nalatigheid van de bedrijfsarts kan Sipor worden tegengeworpen.

4 De beoordeling

5 De beslissing