Rechtbank Rotterdam, 11-03-2025, ECLI:NL:RBROT:2025:2692, 11437970 CV EXPL 24-10151
Rechtbank Rotterdam, 11-03-2025, ECLI:NL:RBROT:2025:2692, 11437970 CV EXPL 24-10151
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 11 maart 2025
- Datum publicatie
- 14 maart 2025
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2025:2692
- Zaaknummer
- 11437970 CV EXPL 24-10151
Inhoudsindicatie
arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht?
Uitspraak
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11437970 VZ VERZ 24-10151
datum uitspraak: 11 maart 2025
beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A] ,
woonplaats: Rotterdam,
verzoeker in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. D. Bakker,
tegen
OUTDOOR ALPINE B.V.,
vestigingsplaats: Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
verweerster in conventie,
verzoekster in reconventie,
gemachtigde: mr. G.L. Gijsberts.
Partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ respectievelijk ‘Outdoor Alpine’ genoemd.
1 De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
-
het verzoekschrift van [persoon A] , met bijlagen;
- -
-
het verweerschrift met tegenverzoeken van Outdoor Alpine, met bijlagen;
- -
-
de pleitnota van de gemachtigde van [persoon A] ;
- -
-
de pleitnota van de gemachtigde van Outdoor Alpine.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 18 februari 2025. Daarbij is [persoon A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. D. Bakker. Namens Outdoor Alpine waren aanwezig de heer [persoon B] en mevrouw [persoon C] , bijgestaan door de gemachtigde mr. G.L. Gijsberts. De aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven en vragen van de kantonrechter te beantwoorden. Van wat er (verder) ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
Ter zitting heeft de kantonrechter aan de orde gesteld dat zij, als zij tot het oordeel zou komen dat hier geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, de zaak onder toepassing van artikel 69 Rv zou moeten doorleiden naar een dagvaardingsprocedure. Daarop hebben partijen beide verklaard dat zij, ter voorkoming daarvan, deze zaak onder toepassing van artikel 96 lid 1 Rv door deze kantonrechter beslist willen zien. Daarbij hebben zij zich de mogelijkheid van hoger beroep uitdrukkelijk voorbehouden.
2 De feiten
Vanaf 1 juni 2024 tot 5 oktober 2024 heeft [persoon A] als ‘Bedrijfsleider’ voor Outdoor Alpine werkzaamheden verricht in haar restaurant ‘De Pannenkoekhut’.
In een gesprek op 5 oktober 2024 heeft Outdoor Alpine [persoon A] ervan beticht dat hij geld heeft weggenomen en hem daarbij gezegd dat hij moest ‘wegwezen en nooit meer [moest] terugkomen’. Per e-mail van 8 oktober 2024 heeft zij hem schriftelijk bevestigd dat hun samenwerking wegens ‘ernstige verdenkingen van diefstal’ per direct was beëindigd.
3 Het geschil
[persoon A] heeft (na wijziging van eis ter zitting) – in conventie – verzocht Alpine Outdoor bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
primair:
-
tot betaling aan hem van de transitievergoeding van € 598,22 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 19.266,11 bruto althans € 27.397,24 bruto, een billijke vergoeding van € 15.155,46 bruto en € 795,- bruto aan loon, dit loon met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en alle genoemde bedragen met wettelijke rente, en
-
tot afgifte aan hem van deugdelijke loonstroken voor de bedragen die zij hem heeft betaald of zal betalen, op straffe van een dwangsom, dan wel
subsidiair:
tot betaling aan hem van € 17.932,20 inclusief btw aan loon over de opzegtermijn en € 961,96 inclusief btw ter zake van de factuur van 7 oktober 2024, met wettelijke rente, en
zowel primair als subsidiair:
tot betaling aan hem van de buitengerechtelijke kosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, en
in de kosten van de procedure.
Outdoor Alpine heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van het door [persoon A] geëiste. Ook heeft zij (deels voorwaardelijke) tegenvorderingen ingesteld. Zij heeft – in reconventie – (samengevat) geëist bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-
[persoon A] te veroordelen tot betaling aan haar van € 2.613,53,
-
als geoordeeld wordt dat sprake is (geweest) van een arbeidsovereenkomst (die niet op 5 oktober 2024 rechtsgeldig is geëindigd): die arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor recht te verklaren dat [persoon A] geen recht heeft op de transitievergoeding en hem te veroordelen tot creditering van de door hem opgestelde facturen en tot terugbetaling van het daarmee gemoeide bedrag van € 24.791,11, en
-
[persoon A] te veroordelen in de kosten van de procedure.
Op wat partijen over en weer naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.