Rechtbank 's-Gravenhage, 07-09-2005, AU2091, HA ZA 03/3396
Rechtbank 's-Gravenhage, 07-09-2005, AU2091, HA ZA 03/3396
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 7 september 2005
- Datum publicatie
- 7 september 2005
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2005:AU2091
- Zaaknummer
- HA ZA 03/3396
Inhoudsindicatie
[...] 2. Vordering, grondslag en verweer
2.1 Eiseressen vorderen, na vermeerdering van eis, primair dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht verklaart dat de SGP handelt in strijd met:
* artikel 7 Vrouwenverdrag en/of
* artikel 25 IVBPR en/of
* artikel 26 IVBPR en/of
* artikel 3 Eerste Protocol EVRM juncto artikel 14 EVRM en/of
* artikel 1 Twaalfde Protocol EVRM en/of
* artikel 1 Grondwet en/of
* artikel 4 Grondwet en/of
* een andere regel van geschreven en/of ongeschreven recht
en daarom onrechtmatig jegens eiseressen en/of de personen voor wiens belangen zij in rechte opkomen; [...]
3.10 Eiseressen hebben zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zij opkomen voor hun eigen belang. De bevoegdheid van een belangenorganisatie om in rechte op te treden tegen een onrechtmatige gedraging van een derde die in strijd is met haar doelstelling, kan onder omstandigheden gegrond worden op de onrechtmatigheid van deze gedraging tegenover de organisatie zelf. Er moet dan sprake zijn van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) jegens die belangenorganisatie (artikel 6:163 BW). Het (enkele) feit dat een handeling in strijd is met de doelstelling van een belangenorganisatie, leidt nog niet tot de conclusie dat daarmee onrechtmatig jegens de belangenorganisatie is gehandeld. Er bestaat geen (ongeschreven) norm op grond waarvan een gedraging die strijdig is met de doelstelling van een belangenorganisatie onrechtmatig is.
Gezien het hiervoor weergegeven kader oordeelt de rechtbank dat eiseressen onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld en ook anderszins niet is gebleken dat er sprake is van onrechtmatig handelen door de SGP jegens eiseressen.
Slotsom en proceskosten
3.11 Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in rechte tot de conclusie moet komen dat eiseressen in hun vordering niet-ontvankelijk zijn. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank aan een inhoudelijk oordeel over de vordering niet toekomt en dat de stellingen en weren daartoe niet zullen worden besproken. [...]
Uitspraak
RW/II
zaaknummer: 210931
rolnummer: HA ZA 03/3396
datum vonnis: 7 september 2005
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer
Vonnis in de zaak met zaak- en rolnummer 210931 / HA ZA 03/3396 van:
1. de stichting STICHTING PROEFPROCESSENFONDS CLARA WICHMANN,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging NEDERLANDS JURISTENCOMITÉ VOOR DE MENSENRECHTEN,
gevestigd te Leiden,
3. de vereniging FNV VROUWENBOND,
gevestigd te Amsterdam,
4. de stichting STICHTING VROUWEN ALLIANTIE VOOR ECONOMISCHE ZELFSTANDIGHEID EN HERVERDELING VAN ARBEID,
gevestigd te Utrecht,
5. de stichting STICHTING TIYE INTERNATIONAL PLATFORM VAN DE LANDELIJKE ORGANISATIE VAN ZWARTE-, MIGRANTEN- EN VLUCHTELINGENVROUWEN,
gevestigd te Utrecht,
6. de stichting STICHTING HUMANISTISCH OVERLEG MENSENRECHTEN,
gevestigd te Utrecht,
7. de vereniging NEDERLANDSE VERENIGING VOOR VROUWENBELANGEN,
VROUWENARBEID EN GELIJK STAATSBURGERSCHAP,
gevestigd te Amsterdam,
8. de vereniging VERENIGING VROUWENNETWERK NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
9. de stichting STICHTING DE BUNDELING,
gevestigd te 's-Gravenhage,
10. de vereniging VERENIGING NEDERLANDSE VROUWENRAAD,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseressen,
procureur: mr. E. Grabandt,
advocaten: mrs. T. Barkhuysen, P.S. van Gelein Vitringa, M.J. van Pomeren en M.H.J. van Maanen,
tegen
de vereniging STAATKUNDIG GEREFORMEERDE PARTIJ,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur: mr. W. Taekema,
advocaat: mr. drs. S.O. Voogt.
Eiseressen worden hierna afzonderlijk aangeduid als 'Clara Wichmann', 'het Nederlands Juristencomité, 'de FNV Vrouwenbond', 'de Vrouwen Alliantie', 'TIYE', 'het Humanistisch Overleg', 'de Vereniging voor Vrouwenbelangen', 'Vrouwennetwerk Nederland, 'De Bundeling' en 'de Nederlandse Vrouwenraad' en gezamenlijk als 'eiseressen'. Gedaagde wordt hierna aangeduid als 'de SGP'.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die zich in het griffiedossier bevinden, waaronder het proces-verbaal van het pleidooi van 7 juni 2005, waarvan onderdeel uitmaken de pleitaantekeningen van de zijde van eiseressen en de pleitaantekeningen van de zijde van gedaagde alsmede van de akte "uitlating status procespartij" van de zijde van eiseressen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1 De Staatkundig Gereformeerde Partij (hierna de SGP te noemen) is een Nederlandse politieke partij, opgericht in 1918. De partij baseert zich op 'het Woord van God' bij het onderscheid dat gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen, hetgeen tot uitdrukking is gebracht in de artikelen 7 en 10 van haar Program van Beginselen:
"Artikel 7
Gods Woord leert dat man en vrouw krachtens de scheppingsorde een eigen, specifieke, van elkaar onderscheiden roeping en plaats hebben ontvangen. In deze orde is de man het hoofd van de vrouw. Maatregelen ter erkenning van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen worden positief beoordeeld. Elk emancipatiestreven dat de van God gegeven roeping en plaats van mannen en vrouwen miskent, is revolutionair en moet krachtig worden bestreden.
Artikel 10
De opvatting van het vrouwenkiesrecht voortkomend uit een revolutionair emancipatiestreven, strijdt met de roeping van de vrouw. Dit laatste geldt ook voor het zitting nemen van de vrouw in politieke organen, zowel vertegenwoordigende als bestuurlijke. De vrouw zij in haar eigen consciëntie overtuigd of zij haar stem kan uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats.".
1.2 Sinds 1997 bepalen de statuten van de SGP dat het (gewoon) partijlidmaatschap van de SGP alleen openstaat voor mannen. In artikel 4, eerste lid, van de statuten, is dit als volgt bepaald:
"Leden van de partij zijn mannen die de grondslag en de doelstelling van de partij onderschrijven, de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en zich bij een plaatselijk kiesvereniging in hun woonplaats of gemeente als zodanig hebben aangemeld en toegelaten.".
1.3 Het buitengewoon partijlidmaatschap van de SGP staat open voor zowel mannen als vrouwen. In artikel 5, eerste lid, van de statuten is over het buitengewoon partijlidmaatschap onder meer het volgende bepaald:
"Buitengewone leden van de partij zijn mannen en vrouwen die de grondslag en de doelstelling van de partij onderschrijven, de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en zich bij een plaatselijke kiesvereniging in hun woonplaats of gemeente als zodanig hebben aangemeld en zijn toegelaten.".
1.4 Buitengewone leden van de SGP hebben geen toegang tot bestuursfuncties of stemrecht binnen de partij en zijn uitgesloten van het passief kiesrecht. In artikel 5, derde lid, van de statuten is daartoe als volgt bepaald:
"Buitengewone leden van de partij delen in alle rechten die bij of krachtens deze Statuten aan partijleden worden toegekend, met uitzondering van het bekleden van bestuursfuncties, het deelnemen aan stemmingen binnen de partij, de afvaardiging naar de provinciale vereniging, de statenkring en de algemene vergaderingen, alsmede de kandidatuur voor algemeen vertegenwoordigde organen.".
1.5 Eiseressen zijn stichtingen of verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid. Hun doelstellingen zijn neergelegd in ieders statuten. Eiseressen verrichten activiteiten met betrekking tot hun doelstellingen.
1.6 De doelomschrijving van Clara Wichmann is vermeld in artikel 2, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"a. het bevorderen van emancipatie van vrouwen en het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder door het bevorderen van grensverleggende jurisprudentie.
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.".
1.7 De doelomschrijving van het Nederlands Juristencomité is vermeld in artikel 3, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"het ontwikkelen, versterken en beschermen van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens op nationaal en internationaal niveau en in het bijzonder, onverminderd genoemde doelstellingen, het bevorderen en handhaven van de volgende beginselen:
a. de verplichting van de overheid de fundamentele rechten en vrijheden te erkennen en in haar handelen en nalaten te eerbiedigen;
b. de mogelijkheid van beroep op de fundamentele rechten en vrijheden tegen particulieren;
c. de onafhankelijkheid van de leden van de magistratuur en de advocatuur in hun beroepsuitoefening;
d. het recht van een ieder op een eerlijk proces.".
Blijkens artikel 3, tweede lid, van haar statuten worden onder de fundamentele rechten en vrijheden van de mens in ieder geval begrepen:
"de rechten, die neergelegd zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van negentienhonderd acht en veertig, de Europese Conventie tot bescherming van de Rechten van de Mens van negentienhonderd vijftig en de United Nations Covenants van negentienhonderd zes en zestig.".
1.8 De doelomschrijving van de FNV Vrouwenbond is vermeld in artikel 2, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"De Bond stelt zich ten doel de maatschappelijke belangen van vrouwen te behartigen en de emancipatie en maatschappelijke bewustwording van vrouwen te bevorderen. De Bond streeft naar verbetering van de inkomens- en arbeidsmarktpositie, de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorzieningen van en door vrouwen en naar herverdeling van onbetaalde en betaalde arbeid tussen vrouwen en mannen.".
In artikel 2, derde lid, van haar statuten is verder het volgende bepaald:
"De Bond laat zich bij zijn doelstellingen en werkzaamheden, zowel binnen als buiten de Bond, leiden door de fundamentele waarden van gelijkwaardigheid van alle mensen, van vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit.".
1.9 De doelomschrijving van de Vrouwen Alliantie is vermeld in artikel 2 van haar statuten en luidt als volgt:
"De Stichting streeft naar een samenleving waarin iedereen vanaf de leeftijd van achttien jaar economisch zelfstandig is, dat wil zeggen een samenleving waarin iedereen werkelijk in staat is via betaald werk - en bij het ontbreken daarvan via een individuele volwaardige uitkering - in eigen onderhoud te voorzien en in staat is dit te combineren met zorgverantwoordelijkheid.".
1.10 De doelomschrijving van TIYE is vermeld in artikel 2, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"- het verbeteren en vergroten van effectieve deelname van zwarte-, migranten- en vluchtelingen-vrouwen aan maatschappelijke participatie en besluitvorming op alle niveau's;
- het verbeteren en vergroten van effectieve deelname van zwarte-, migranten- en vluchtelingen-vrouwen waarbij richting wordt gegeven aan beleid binnen de relevante nationale, internationale, politieke, economische, sociale en culturele ontwikkelingen;
- het verbeteren casu quo bevorderen van de economische zelfstandigheid van zwarte-, migranten-, en vluchtelingen-vrouwen;
- het beïnvloeden van het met het bovenstaande verband houdende beleid;
en voorts al hetgeen met één en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.".
1.11 De doelomschrijving van het Humanistisch Overleg is vermeld in artikel 2, onder a, van haar statuten en luidt als volgt:
"De stichting heeft ten doel het, namens en vanuit humanistische beweging, opkomen voor mensenrechten en een actief Nederlands, Europees en internationaal mensenrechtenbeleid en voorts al hetgeen in de ruimste zin met één en ander verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn.".
1.12 De doelomschrijving van de Vereniging voor Vrouwenbelangen is vermeld in artikel 5 van haar statuten en luidt als volgt:
"De vereniging stelt zich ten doel bij de vrouw het zelfbewustzijn betreffende haar plaats in de samenleving te versterken. Zij wil bevorderen dat de vrouw in samenwerking met en als gelijke van de man haar inzicht doet gelden. Zij streeft naar gelijke vertegenwoordiging in alle organisaties op maatschappelijk, politiek en sociaal-economisch terrein. Daarnaast streeft zij naar een samenleving waarin vrouwen en mannen een gelijk en gelijkwaardig aandeel hebben in het betaalde en onbetaalde werk.".
1.13 De doelomschrijving van Vrouwennetwerk Nederland is vermeld in artikel 2, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"a. het steunen en stimuleren van vrouwen, die op grond van opleiding en/of ervaring een verantwoordelijke positie innemen in het bedrijfsleven, bij de overheid, in de politiek, in het vrije beroep, in de non-profit sector en/of als zelfstandig ondernemer, waaronder:
- in leidinggevende functies;
- in staffuncties;
- in bestuurlijke functies;
b. het stimuleren van de doorstroming van vrouwen naar hogere functies en het bevorderen van een grotere participatie van de vrouw in invloedrijke posities.".
1.14 De doelomschrijving van De Bundeling is vermeld in artikel 2, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"De stichting heeft ten doel het bewerkstelligen van zowel gelijkwaardige gender- als etnische verhoudingen. Zij oefent invloed uit op maatschappelijke verhoudingen en beleid. Met het oog daarop fungeert zij als een onafhankelijk emancipatie- en genderexpertisecentrum in de Nederlandse multiculturele samenleving en in het internationale veld.".
1.15 De doelomschrijving van de Nederlandse Vrouwenraad is vermeld in artikel 3, eerste lid, van haar statuten en luidt als volgt:
"De vereniging heeft ten doel, met inachtneming van het eigen karakter en de zelfstandigheid van de aangesloten organisaties, te bevorderen, dat de vrouw zich van haar positie en mogelijkheden bewust wordt; en te stimuleren, dat zij daadwerkelijk medeverantwoordelijkheid op alle terreinen in de samenleving draagt.".
1.16 Eiseressen hebben bij brief van 5 juni 2003, gericht aan het Hoofd Partijbureau van de SGP, geprobeerd de SGP te overtuigen van hun standpunt(en) en hebben de SGP verzocht om binnen een termijn van zes weken vrijwillig te voldoen aan hetgeen zij thans vorderen. Eiseressen hebben zich in hun brief bereid verklaard om met de SGP hierover te overleggen. Bij brief van 16 juli 2003 heeft de SGP meegedeeld dat zij niet aan het verzoek zal voldoen.
2. Vordering, grondslag en verweer
2.1 Eiseressen vorderen, na vermeerdering van eis, primair dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht verklaart dat de SGP handelt in strijd met:
* artikel 7 Vrouwenverdrag en/of
* artikel 25 IVBPR en/of
* artikel 26 IVBPR en/of
* artikel 3 Eerste Protocol EVRM juncto artikel 14 EVRM en/of
* artikel 1 Twaalfde Protocol EVRM en/of
* artikel 1 Grondwet en/of
* artikel 4 Grondwet en/of
* een andere regel van geschreven en/of ongeschreven recht
en daarom onrechtmatig jegens eiseressen en/of de personen voor wiens belangen zij in rechte opkomen;
b. de SGP veroordeelt om binnen vier maanden na betekening van dit vonnis, het ertoe te leiden dat vrouwen op gelijke voet met mannen lid kunnen worden en kunnen blijven van de politieke partij die de SGP door middel van haar statuten heeft opgericht en in stand houdt, een en ander voor zover nodig door aanpassing van haar statuten en andere interne regelingen en eiseressen te machtigen om, voor het geval de SGP niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn uitvoering heeft gegeven aan de veroordeling, zelf te bewerkstelligen dat de statuten en andere interne regelingen worden aangepast, althans te bepalen dat de SGP een dwangsom verbeurt van € 5.000,= voor elke dag na afloop van de door de rechtbank gestelde termijn dat de SGP geen uitvoering heeft gegeven aan de veroordeling;
c. het besluit tot statutenwijziging van de SGP waarbij het onderscheid tussen "lidmaatschap" voor mannen en "buitengewoon lidmaatschap" voor vrouwen werd geïntroduceerd, en daarmee de statutenwijziging zelf, nietig verklaart, dan wel vernietigt wegens strijd met de wet;
en subsidiair dat de rechtbank een zodanig vonnis wijst als zij meent behoort te wijzen,
één en ander met veroordeling van de SGP in de kosten van de procedure.
2.2 Eiseressen stellen daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende. De SGP maakt in haar statuten onderscheid tussen de wijze van invulling van het lidmaatschap voor mannen en het lidmaatschap voor vrouwen. Dit heeft tot gevolg dat het vrouwen in tegenstelling tot mannen niet is toegestaan bestuursfuncties te bekleden, deel te nemen aan stemmingen binnen de partij, afgevaardigd te worden naar de provinciale vereniging, de statenkring en de algemene vergaderingen. Ook is de kandidatuur voor algemeen vertegenwoordigde organen voor vrouwen uitgesloten. Het onderscheid brengt met zich dat vrouwen door de SGP gediscrimineerd worden ten opzichte van mannen. De SGP handelt daarmee in strijd met fundamentele gelijke behandelingsnormen en politieke participatierechten, zoals die door het nationale en internationale recht worden gegarandeerd en daarom onrechtmatig primair jegens een ieder (met name de vrouwen) in Nederland, wiens belangen eiseressen in deze behartigen, en subsidiair jegens eiseressen zelf. Eiseressen hebben belang bij een verklaring voor recht waarin hun standpunt wordt bevestigd, alsmede hebben zij belang bij een opheffing van de onrechtmatige situatie.
2.3 De SGP heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna voor zover nodig zal worden besproken.
3. Beoordeling
De ontvankelijkheidsvraag met betrekking tot de Vrouwen Alliantie
3.1 Bij akte "uitlating status procespartij" van de zijde van eiseressen is aangegeven dat de Vrouwen Alliantie zichzelf heeft opgeheven bij Algemene Vergadering van 3 november 2004. Dit heeft tot gevolg dat - bij het ontbreken van een rechtsopvolger - de Vrouwen Alliantie is opgehouden te bestaan en geen belang meer heeft bij haar vordering. De Vrouwen Alliantie is daarom niet-ontvankelijk.
De ontvankelijkheidsvraag met betrekking tot de overige eiseressen
3.2 De vraag die partijen verdeeld houdt, en die de rechtbank als eerste zal behandelen, is of (de overige) eiseressen in rechte in hun vordering kunnen worden ontvangen. Eiseressen hebben hun ontvankelijkheid primair gebaseerd op de stelling dat zij opkomen voor het algemeen belang van alle inwoners van Nederland, meer specifiek voor het belang van vrouwen, bij handhaving van het verbod op discriminatie, welk belang hetzelfde is als het belang dat eiseressen ingevolge hun statuten behartigen. Subsidiair stellen eiseressen ook op te komen voor hun éigen belang bij handhaving van het verbod op discriminatie. Ten pleidooie hebben eiseressen voorts nog aangevoerd dat zij opkomen voor het groepsbelang van die groep vrouwen die geen lid van de SGP kan worden, omdat ze vrouw is.
Collectieve actie
3.3 Eiseressen hebben als rechtsingang gekozen voor de zogenoemde "collectieve actie", waartoe artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW) de mogelijkheid biedt. Deze wetsbepaling (Wet van 6 april 1994, Stb. 269) is op 1 juli 1994 in werking getreden en vormt een neerslag dan wel codificatie van - met name - uitspraken van de Hoge Raad op dit terrein. In de literatuur wordt hierbij een onderscheid gemaakt in groepsacties en algemeen belangacties. Op zichzelf genomen is dit onderscheid rechtens niet relevant, doch eiseressen stellen primair dat zij in deze procedure opkomen voor het algemeen belang. Uit genoemde wetsbepaling en jurisprudentie van de Hoge Raad, welke nog immer van betekenis is voor de uitleg van die wetsbepaling, kan afgeleid worden welke vereisten gelden voor ontvankelijkheid van belangenorganisaties om in rechte op te treden.
Het moet hierbij gaan om een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die optreedt ter bescherming van de belangen van andere personen. De desbetreffende belangen van die andere personen moet de stichting of vereniging ingevolge haar statuten behartigen. Ook dient de stichting of vereniging op het desbetreffende gebied in de praktijk activiteiten te ontplooien of ontplooid te hebben. Tot slot moet de vordering strekken tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen en dient de bundeling van deze (gelijksoortige) belangen een effectieve en/of efficiënte rechtsbescherming te bevorderen.
Of eiseressen aan deze vereisten voldoen en dus in hun vordering ontvangen kunnen worden, zal hierna worden besproken en beoordeeld. Ten overvloede zij vermeld dat het vereiste in het tweede lid van artikel 3:305a BW - dat eiseressen voldoende hebben getracht het gevorderde door het voeren van overleg te bereiken (zie rechtsoverweging 1.16) - tussen partijen niet in geschil is.
Stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
3.4 Het staat vast dat eiseressen alle stichtingen dan wel verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid zijn.
Algemeen belang?
3.5 Eiseressen hebben in deze procedure primair aangevoerd dat zij opkomen voor het algemeen belang, dat wordt aangetast door de schending van hun tot bescherming strekkende normen, zodat daarvoor door eiseressen in rechte kan worden opgetreden teneinde verdere schending te voorkomen. Het gaat daarbij in het bijzonder om het belang van een ieder bij handhaving van het discriminatieverbod op grond van geslacht. Dit verbod brengt met zich dat vrouwen op elk gebied dezelfde bevoegdheden en rechten dienen te hebben als mannen, waaronder ook het recht op volwaardige politieke participatie. Dit belang kan, aldus eiseressen, worden gekwalificeerd als een zogenoemd algemeen belang. Handhaving van het verbod van discriminatie heeft immers een algemeen karakter en maakt onderdeel uit van ieders bestaan in deze democratische maatschappij.
3.6 Hoewel de rechtbank de stelling dat handhaving van het verbod van discriminatie in zijn algemeenheid een facet is dat onderdeel uitmaakt van ieders bestaan en dus een algemeen belang betreft, onderschrijft de rechtbank het standpunt van eiseressen dat zij in deze procedure opkomen voor dit algemene belang niet. Uit de vordering in deze procedure en de onderbouwing daarvan, blijkt immers dat deze een veel beperkter karakter heeft dan handhaving van het verbod op discriminatie. Wat eiseressen blijkens hun stellingen en vordering namelijk willen afdwingen, is dat de SGP haar zogenoemde "vrouwenstandpunt" verlaat en de statutaire uitsluiting van vrouwen van het gewone lidmaatschap opheft. Dit belang nu is een belang dat alléén vrouwen aangaat die lid willen worden van de SGP en die dat als gevolg van het "vrouwenstandpunt" niet kunnen worden. Dit belang is veel beperkter dan het algemeen belang van handhaving van het verbod van discriminatie. Anders gezegd: de mogelijkheid om volwaardig lid te kunnen worden van de SGP is alleen een belang van vrouwen die de beginselen c.q. het partijprogramma van de SGP onderschrijven worden (verder kortweg te noemen: de SGP-vrouw(en)) en dáárom lid willen en dit kan niet van iedere vrouw in Nederland worden gezegd. Dit belang kan dan ook niet gekwalificeerd worden als een algemeen belang.
3.7 Algemeen belang-acties betreffen doorgaans normen waarvan de afdwingbaarheid in een individuele procedure op juridische problemen stuit. Hun bescherming is derhalve afhankelijk van bescherming in rechte door belangenorganisaties. In de onderhavige procedure is hiervan geen sprake. Een vordering als de onderhavige kan immers worden ingesteld door een SGP-vrouw (of een groep van SGP-vrouwen in een groepsactie) die volwaardig lid wil worden van de SGP en daarvan wordt uitgesloten vanwege het "vrouwenstandpunt" van de SGP.
3.8 Een en ander ligt derhalve anders dan in de procedure die eiseressen tegen de Staat voeren en waarin zij opkomen voor het algemeen belang dat de Staat op grond van verdragsverplichtingen passende maatregelen treft om te bevorderen dat politieke partijen - zoals de SGP, maar tevens ook íedere andere politieke partij - niet discrimineren op grond van geslacht. Zoals ook in die zaak is overwogen - en anders dan in deze zaak - is het nog maar zeer de vraag of een individuele burger op die grondslag een vordering kan instellen tegen de Staat; daarvoor lijkt het individuele belang te gering. In zo'n geval dient een algemeen belang-actie een effectieve rechtsbescherming.
Groepsbelang?
3.9 Zoals hierboven reeds overwogen leent een vordering als de onderhavige zich naar het oordeel van de rechtbank wel voor een groepsactie van SGP-vrouwen. De uitsluiting van vrouwen van volwaardig lidmaatschap wordt immers niet individueel bepaald, doch enkel op grond van geslacht. Het probleem dat zich echter in deze zaak voordoet is de afwezigheid van deze groep. Eiseressen stellen dat uit het feit dat geen individuele vrouwen een juridische actie tegen de SGP zijn gestart, niet mag worden afgeleid dat er geen SGP-vrouwen zijn die lid willen worden van die partij. Deze vrouwen zijn er volgens eiseressen wel: zij hebben echter van het voeren van een procedure afgezien onder druk van hun sociale omgeving. Nu door eiseressen niet is gesteld dat van onrechtmatige druk sprake is geweest, doet een en ander niet af aan de omstandigheid dat ondanks de inspanningen daartoe van eiseressen, er geen enkele SGP-vrouw, laat staan een groep van SGP-vrouwen, bereid is gevonden in rechte te ageren tegen het feit dat de SGP vrouwen uitsluit van het gewoon lidmaatschap en daarmee vrouwen - in beginsel - discrimineert en hun het passief kiesrecht onthoudt. Er is dus ook geen concreet omschrijfbare groep van vrouwen die eiseressen in deze procedure kunnen vertegenwoordigen. Dit spreekt hier des te meer nu de vrouwen om wie het gaat zelf te kennen hebben gegeven het "vrouwenstandpunt" intern binnen de gelederen van de SGP ter discussie te willen stellen en daarom geen procedure tegen de SGP willen voeren. Aldus kan niet worden gesteld dat de onderhavige groepsactie een effectieve of efficiënte rechtsbescherming van het groepsbelang dient.
Eigen belang?
3.10 Eiseressen hebben zich subsidiair op het standpunt gesteld dat zij opkomen voor hun eigen belang. De bevoegdheid van een belangenorganisatie om in rechte op te treden tegen een onrechtmatige gedraging van een derde die in strijd is met haar doelstelling, kan onder omstandigheden gegrond worden op de onrechtmatigheid van deze gedraging tegenover de organisatie zelf. Er moet dan sprake zijn van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) jegens die belangenorganisatie (artikel 6:163 BW). Het (enkele) feit dat een handeling in strijd is met de doelstelling van een belangenorganisatie, leidt nog niet tot de conclusie dat daarmee onrechtmatig jegens de belangenorganisatie is gehandeld. Er bestaat geen (ongeschreven) norm op grond waarvan een gedraging die strijdig is met de doelstelling van een belangenorganisatie onrechtmatig is.
Gezien het hiervoor weergegeven kader oordeelt de rechtbank dat eiseressen onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld en ook anderszins niet is gebleken dat er sprake is van onrechtmatig handelen door de SGP jegens eiseressen.
Slotsom en proceskosten
3.11 Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank in rechte tot de conclusie moet komen dat eiseressen in hun vordering niet-ontvankelijk zijn. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank aan een inhoudelijk oordeel over de vordering niet toekomt en dat de stellingen en weren daartoe niet zullen worden besproken.
3.12 Eiseressen zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van de SGP.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart eiseressen niet-ontvankelijk in hun vordering jegens de SGP;
- veroordeelt eiseressen in de kosten van de procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van de SGP begroot op € 205,= aan verschotten en € 1.808,= aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.A. Dozy, M.C.J.A. Huijgens en M.J. van der Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.P. Wijne.