Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-06-2007, BA7497, AWB 06/48361

Rechtbank 's-Gravenhage, 11-06-2007, BA7497, AWB 06/48361

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
11 juni 2007
Datum publicatie
19 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA7497
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 06/48361
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 7:15

Inhoudsindicatie

Vergoeding kosten in verband met behandeling bezwaar

Onder verwijzing naar uitspraak van AbRS van 28 juni 2006, JV 2006/ 245 ambtshalve als volgt geoordeeld. Verzoek is ingediend nadat op bezwaar is beslist in vergunningprocedure. Derhalve geen sprake van verzoek in de zin van artikel 7:15 van de Awb. In genoemd artikel opgenomen regeling vormt exclusief kader op dit punt. Voor vergoeding van deze kosten via een verzoek om een zuiver schadebesluit is geen plaats. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken

Uitspraak

artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)

reg. nr.: AWB 06/48361

V-nr: 150.108.6492

inzake: [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1981, van Surinaamse nationaliteit, wonende te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. G.E. Eind, rechtskundig adviseur te Zoetermeer,

tegen: de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

I. PROCESVERLOOP

1. Op 12 maart 2001 heeft eiseres bij de Nederlandse ambassade te Paramaribo een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “studie economie aan de Universiteit te Rotterdam”. Bij besluit van 5 juli 2001 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij bezwaarschrift van 21 juli 2001 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij brief van 14 augustus 2001 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres bericht geen bezwaar meer te maken tegen afgifte van een mvv.

2. Bij brief van 2 september 2001 heeft eiser verweerder om tot vergoeding over te gaan van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. Bij besluit van 30 oktober 2001 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Bij bezwaarschrift van 27 november 2001 heeft eiseres daartegen bezwaar gemaakt.

3. Bij beroepschrift van 4 oktober 2006 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.

4. Bij besluit van 13 oktober 2006 is het bezwaar ongegrond verklaard. Ingevolge artikel 6:20, vierde lid van de Awb wordt het beroep mede geacht te zijn gericht tegen dit besluit.

5. Bij brief van 21 oktober 2006 heeft eiseres het beroep nader gemotiveerd.

6. Bij brieven van 3 december 2006 en 21 december 2006 hebben eiser respectievelijk verweerder toestemming gegeven de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft hierop bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op grond van artikel 8:57 van de Awb gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 juni 2006, JV 2006, 245 ambtshalve het volgende.

2. Allereerst stelt de rechtbank vast dat partijen de brief van 14 augustus 2001 kennelijk hebben gezien als de beslissing op bezwaar in de procedure omtrent de mvv. Naar het oordeel van de rechtbank is dit terecht. Verweerder heeft middels deze brief in reactie op het ingediende bezwaar immers schriftelijk aangegeven dat hij heeft besloten geen bezwaar meer te maken tegen afgifte van een mvv aan eiser. Het feit dat de rechtsmiddelenclausule en de overige uiterlijke kenmerken van een beslissing op bezwaar ontbreken doen hieraan niet af.

3. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Nu eiseres het verzoek eerst heeft gedaan nadat was beslist op het bezwaar kan het onderhavige verzoek niet worden gezien als een verzoek in de zin van artikel 7:15 van de Awb.

4. Uit de strekking van artikel 7:15 van de Awb moet worden afgeleid dat de in dit artikel opgenomen regeling een exclusief kader vormt voor vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die verband houden met de behandeling van het bezwaar. Voor vergoeding van deze kosten via een verzoek om een zuiver schadebesluit is dan ook geen plaats. Het verzoek van eiseres is reeds hierom terecht afgewezen, zodat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren.

5. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.

III . BESLISSING

De rechtbank

verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 11 juni 2007 door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. E.M. de Buur, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.

De griffier De voorzitter

Afschrift verzonden op:

Conc:EB

Coll:

D:B

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.