Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 29-09-2009, BJ9971, 348313/FT-EA 09.349

Rechtbank 's-Gravenhage, 29-09-2009, BJ9971, 348313/FT-EA 09.349

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
29 september 2009
Datum publicatie
12 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ9971
Zaaknummer
348313/FT-EA 09.349

Inhoudsindicatie

Voor de schuldeisers van aanvrager is er geen enkel belang bij een faillissement omdat een faillissement, gelet op de eigen verklaring dat er geheel geen bezittingen zijn, niet tot enige uitkering aan schuldeisers zal leiden. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aanvrager bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator.

Uitspraak

rekestnummer: 348313/FT-EA 09.349

uitspraakdatum: 29 september 2009

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - enkelvoud[adres]]

verzoeker,

heeft aangifte gedaan strekkende tot eigen faillietverklaring.

Aanvrager heeft in zijn verzoekschrift verklaard sinds 4 december 2007 gedetineerd te zijn. Hij heeft zijn schoonzus [schoonzus van verzoeker], geboren op [datum] 1973 te [geboorteplaats] en wonende te [adres], gemachtigd om voor hem op te treden tijdens de behandeling van zijn faillissementsverzoek.

Op 29 september 2009 is [schoonzus van verzoeker] voornoemd namens verzoeker verschenen en gehoord bij de behandeling van het verzoekschrift. Zij heeft verklaard dat aanvrager tot 2011 in detentie moet blijven. Hij heeft geen bezittingen meer; hij heeft uitsluitend schulden.

Bij de beoordeling van het verzoek heeft de rechtbank als volgt overwogen.

Dat een aanvrager van een faillissement een redelijk belang moet hebben is vaste rechtspraak.

De gemachtigde van aanvrager heeft verklaard dat aanvrager geen bezittingen heeft die verhaal zouden kunnen bieden aan schuldeisers. Aanvrager zal tot 2011 gedetineerd zal blijven. Hij heeft dus evenmin uitzicht op inkomsten uit een betaalde baan.

De rechtbank oordeelt als volgt:

De vraag is of de aangever onder de gegeven omstandigheden bij de faillietverklaring een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW.

De Hoge Raad heeft in de beschikking van 10 november 2000 (NJ 2001/249 m.o PvS), in navolging van die van 10 mei 1974 (NJ 1975/267), geoordeeld dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de baten en dat de rechter in beginsel eerst na kennisneming daarvan kan beoordelen of sprake is (geweest) van misbruik van bevoegdheid dan wel gebrek aan een redelijk belang.

In casu staat volgens de (gemachtigde van) aanvrager zelf vast dat er geen bezittingen zijn, zodat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat er geen baten zijn. Ten gevolge hiervan kan in redelijkheid niet worden verwacht dat een curator wordt belast met een onderzoek, waarvan deze zelf de kosten moet dragen. Voor de schuldeisers van aanvrager is er geen enkel belang bij een faillissement omdat een faillissement, gelet op het vorenstaande, niet tot enige uitkering aan schuldeisers zal leiden. Er is derhalve sprake van onevenredigheid tussen het belang van de aanvrager bij de uitoefening van zijn bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, zijnde de niet-verhaalbare kosten van de curator.

Voorgaande feiten en omstandigheden op zich en in onderling verband beschouwend komt de rechtbank tot het oordeel de aanvraag dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:

- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van:

[verzoeker]

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],

p/a [postadres].

Gewezen door mr. C.M. Derijks en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2009 om 16.00 uur, in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.

Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.