Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-11-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:26023 BO9054, AWB 10/38382 VRONTN

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-11-2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:26023 BO9054, AWB 10/38382 VRONTN

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 november 2010
Datum publicatie
28 december 2010
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9054
Zaaknummer
AWB 10/38382 VRONTN

Inhoudsindicatie

Eiser is na grensoverschrijding staandegehouden in het kader van een MTV-cotnrole. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke MTV-controle niet valt onder de definities van artikel 2, aanhef en onder 9, 10 en 11, van de Schengengrenscode. Daartoe overweegt de rechtbank dat een MTV-controle blijkens paragraaf A3/2.4 van de Vc 2000 plaatsvindt in het kader van toezicht gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium tegengaan van illegaal verblijf, al dan niet in georganiseerd verband, en tevens is gericht op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie. De MTV-controle heeft dus een ander doel dan het grenstoezicht, de grenscontroles en de grensbewaking zoals gedefinieerd in de Schengengrenscode. Bovendien is van belang dat de MTV-controle niet uitsluitend plaatsvindt wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding, maar wordt verricht omdat uit ervaring is gebleken dat op de betreffende locatie regelmatig illegale immigratie plaatsvindt, zoals ook in het proces-verbaal van staandehouding is vermeld. Het controlebeleid is aldus – zoals blijkt uit paragraaf A3/2.4 van de Vc 2000 – afgestemd op algemene informatie en aanwijzingen over de mate waarin op een bepaalde route sprake is van illegale immigratie. Gelet op dit alles bestaat geen grond voor het oordeel dat de MTV-controle strijd oplevert met artikel 20 en 21 van de Schengengrenscode. Voor wat betreft artikel 21 komt daar nog bij dat de wijze waarop de MTV-controle wordt gepland en uitgevoerd duidelijk verschilt van de controles van personen aan de buitengrenzen, aangezien de MTV-controle steekproefsgewijs plaatsvindt. In de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2010 in de zaken Melki en Abdeli tegen Frankrijk ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, aangezien voldoende is gewaarborgd dat de feitelijke uitoefening van de MTV-controlebevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE

Nevenzittingsplaats Zutphen

Sector Bestuursrecht

Enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 10/38382 VRONTN

Uitspraak in het geding tussen de vreemdeling genaamd althans zich noemende:

[eiser]

geboren op [geboortedatum],

van Afghaanse nationaliteit,

verblijvende op het Detentieplatform Zaandam,

V-nummer: [nummer],

eiser,

gemachtigde: mr. G.A.P. Avontuur, advocaat te Breda,

en

de Minister voor Immigratie en Asiel

verweerder,

gemachtigde: drs. B.H. Wezeman, werkzaam bij de IND.

1. Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2010 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld.

Eiser heeft daartegen bij brief van 4 november 2010 beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.

Het beroep is behandeld ter zitting van 17 november 2010. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig.

2. Overwegingen

2.1Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 dient de rechtbank te beoordelen of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.

2.2 Eiser heeft aangevoerd dat hij onrechtmatig is staandegehouden, primair omdat de zogeheten MTV-controle in strijd is met artikel 20 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (hierna: Schengengrenscode), en subsidiair omdat de MTV-controle in strijd is met artikel 21 van de Schengengrenscode. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft eiser verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2010 in de zaken Melki en Abdeli tegen Frankrijk (zaak nrs. C-188/10 en C-189/10).

2.3 Ingevolge artikel 2 van de Schengengrenscode wordt in deze verordening verstaan onder:

(…)

9. “grenstoezicht”: de overeenkomstig en voor het doel van deze verordening aan de grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens;

10. “grenscontroles”: de controles die aan de grensdoorlaatposten worden verricht om na te gaan of de betrokken personen, hun vervoermiddelen en de voorwerpen in hun bezit het grondgebied van de lidstaten mogen binnenkomen dan wel verlaten;

11. “grensbewaking”: de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden om te voorkomen dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken;

(…).

Ingevolge artikel 20 van de Schengengrenscode kunnen de binnengrenzen op iedere plaats worden overschreden zonder dat personen, ongeacht hun nationaliteit, worden gecontroleerd.

Ingevolge artikel 21 van de Schengengrenscode doet de afschaffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen geen afbreuk aan:

a. de uitoefening van de politiebevoegdheid door de bevoegde instanties van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving, voor zover de uitoefening van die bevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles; dit geldt ook in de grensgebieden. Voor de toepassing van de eerste zin kan met name niet worden gesteld dat de uitoefening van de politiebevoegdheid hetzelfde effect heeft als de uitoefening van grenscontroles wanneer de politiële maatregelen:

i) niet grenstoezicht tot doel hebben;

ii) gebaseerd zijn op algemene politie-informatie en –ervaring met betrekking tot mogelijke bedreigingen van de openbare veiligheid en met name bedoeld zijn ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit;

iii) worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van de systematische controles van personen aan de buitengrenzen;

iv) op basis van controles ter plaatse worden uitgevoerd;

b. de uitoefening van de veiligheidscontroles bij personen door de overeenkomstig de wetgeving van elke lidstaat bevoegde instanties, de verantwoordelijke instanties in de havens of luchthavens of de vervoersondernemingen, voor zover deze controles ook worden verricht bij personen die binnen de lidstaat reizen;

c. de mogelijkheid voor de lidstaten om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten en deze bij zich te dragen;

d. de verplichting van de onderdanen van derde landen om hun aanwezigheid op het grondgebied van een lidstaat te melden overeenkomstig artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

2.4Niet in geschil is dat eiser na grensoverschrijding is staandegehouden in het kader van een MTV-controle.

2.5De rechtbank is van oordeel dat een MTV-controle als thans aan de orde niet valt onder de definities van artikel 2, aanhef en onder 9, 10 en 11, van de Schengengrenscode. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat een MTV-controle blijkens paragraaf A3/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) plaatsvindt in het kader van het toezicht gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium tegengaan van illegaal verblijf, al dan niet in georganiseerd verband, en tevens is gericht op preventie en ontmoediging van toekomstige illegale immigratie. De MTV-controle heeft dus een ander doel dan het grenstoezicht, de grenscontroles en de grensbewaking zoals gedefinieerd in de Schengengrenscode. Vergelijk voor wat betreft grenscontroles ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 oktober 2008 (LJN BG0597). Bovendien is van belang dat de MTV-controle niet uitsluitend plaatsvindt wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding, maar wordt verricht omdat uit ervaring is gebleken dat op de betreffende locatie regelmatig illegale immigratie plaatsvindt, zoals ook in het proces-verbaal van staandehouding is vermeld. Het controlebeleid is aldus – zoals blijkt uit paragraaf A3/2.4 van de Vc 2000 – afgestemd op algemene informatie en aanwijzingen over de mate waarin op een bepaalde route sprake is van illegale immigratie. Gelet op dit alles bestaat geen grond voor het oordeel dat de MTV-controle strijd oplevert met artikel 20 en 21 van de Schengengrenscode. Voor wat betreft artikel 21 komt daar nog bij dat de wijze waarop de MTV-controle wordt gepland en uitgevoerd duidelijk verschilt van de controles van personen aan de buitengrenzen, aangezien de MTV-controle steekproefsgewijs plaatsvindt. In de voormelde uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 juni 2010 ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel, aangezien voldoende is gewaarborgd dat de feitelijke uitoefening van de

MTV-controlebevoegdheid niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.

De conclusie luidt dat geen grond bestaat voor het oordeel dat eiser niet rechtmatig is staandegehouden op de voet van artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000.

2.6Naar het oordeel van de rechtbank kan het besluit tot oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring wegens het vermoeden van onttrekking aan uitzetting toetsing in rechte doorstaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser – zoals ook in het besluit is aangegeven – niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan om in zijn levensonderhoud te voorzien en/of om zijn terugreis te bekostigen.

2.7De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting heeft gewerkt. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser op

3 november 2010 is gehoord ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en reisroute, en op dezelfde datum door een medewerker van de Koninklijke Marechaussee contact is gelegd met de Franse autoriteiten, waarna is besloten dat een Dublinclaim bij de Franse autoriteiten niet mogelijk is. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die mededeling van verweerder. Voorts is nog van belang dat op 9 november 2010 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd en dat op 15 november 2010 een laissez passer aanvraag is ingediend bij de Afghaanse autoriteiten.

2.8De procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring zijn in overeenstemming met de wettelijke vereisten.

2.9In hetgeen overigens is aangevoerd, vindt de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de bewaring niet (langer) rechtmatig is.

2.10Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

2.11De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.H.T. Rademaker. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 november 2010.