Home

Rechtbank Utrecht, 18-08-2010, BN5864, 285696 / HA ZA 10-975

Rechtbank Utrecht, 18-08-2010, BN5864, 285696 / HA ZA 10-975

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
18 augustus 2010
Datum publicatie
2 september 2010
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN5864
Zaaknummer
285696 / HA ZA 10-975

Inhoudsindicatie

Vordering tot inzage ex artikel 843a RV toegewezen, omdat de vordering in de hoofdzaak op voorhand niet kansloos moet worden geacht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

285696 / HA ZA 10-97518 augustus 2010

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 285696 / HA ZA 10-975

Vonnis in incident van 18 augustus 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] B.V.,

gevestigd te Tiel,

eiseres in de hoofdzaak,

eiseres in conventie in het incident,

verweerster in reconventie in het incident,

advocaat mr. J.M. van Noort,

tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerder in conventie in het incident,

eiser in reconventie in het incident,

advocaat mr. C.J. van Dijk.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, tevens inhoudende de incidentele vordering tot verstrekking van afschriften van bescheiden (artikel 843a Rv)

- de incidentele conclusie van antwoord, tevens inhoudende reconventionele incidentele vordering tot opheffing van het bewijsbeslag

- de conclusie van antwoord inzake de reconventionele incidentele vordering tot opheffing van het bewijsbeslag, tevens akte overlegging producties,

- akte uitlating producties in het incident.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. Het geschil

In de hoofdzaak

2.1 [eiseres] vordert – kort en zakelijk weergegeven – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om iedere inbreuk op de aan [eiseres] toebehorende auteursrechten en databankrechten te staken en gestaakt te houden, alsmede om alle nader omschreven verveelvoudigingen cq. alle opgevraagde en hergebruikte gegevens van de werken cq. elementen uit de databank van [eiseres] die [gedaagde] onder zich heeft of anderszins in zijn macht heeft af te geven, één en ander op straffe van een dwangsom. Daarnaast vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het maken van inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van [eiseres], het schenden van het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst en het doen van onrechtmatige uitlatingen over [eiseres], meer specifiek door het verspreiden van foutieve informatie cq. valse geruchten over de (financiële) situatie bij [eiseres]. Voorts vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat wegens het onrechtmatig handelen door [gedaagde] en tot het betalen van een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van

€ 10.000,- met wettelijk rente. Tot slot vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding inclusief de kosten van het bewijsbeslag.

2.2 [eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde] van 1 februari 2003 tot medio 2009 als sales medewerker werkzaam is geweest bij [eiseres] en dat hij uit hoofde van zijn functie veel contact had met (potentiële) klanten van [eiseres] en dat hij middels de software Lotus Notes toegang had tot alle gegevens met betrekking tot die klanten door middel van zijn kantoorlaptop en mobiele internetverbinding. Deze laptop bood met mobiele internetverbinding toegang tot een groot deel van de bestanden van [eiseres]. [gedaagde] is op 17 juni 2009 op non-actief gesteld. Ongeveer een week daarvoor is door medewerkers van [eiseres] geconstateerd dat hij veelvuldig gebruik maakte van een eigen USB-Stick. Dit viel op omdat bij [eiseres] de volledige bedrijfsadministratie via een centraal computersysteem in Lotus Notes plaatsvindt, dat bovendien mobiel te bereiken is. Gebruik van USB-sticks is dus absoluut niet nodig. [eiseres] heeft vervolgens opdracht gegeven om de inhoud van de USB-stick te kopiëren, waarna er werd geconstateerd dat [gedaagde] grote hoeveelheden bedrijfsgegevens op zijn USB stick had opgeslagen. Dit betroffen onder andere technische (concept) ontwerptekeningen voor enkele klanten van [eiseres], alsmede offertes, productspecificaties, werkaantekeningen voor nieuwe ontwerpen, folders en presentaties van [eiseres]. Dit zijn stukken die [gedaagde] niet nodig had voor zijn werkzaamheden. [eiseres] vermoedt dat [gedaagde] grote delen van de administratie en zeer veel werken waarop [eiseres] rechthebbende is voor zichzelf heeft gekopieerd. Bovendien werd op de USB-stick een schaduwadministratie aangetroffen. In deze schaduwadministratie zijn werkgerelateerde door [gedaagde] opgestelde documenten aangetroffen – zoals gesprekverslagen met klanten met daarin gemaakte afspraken, overzichten van in het kader van projecten te ondernemen acties, planningen en diverse andere werkaantekeningen – die niet in het systeem van [eiseres] zijn opgeslagen. De door [gedaagde] aangelegde schaduwadministratie en alle overige door hem onder zich gehouden stukken zijn voor iedere concurrent van [eiseres] van (zeer) grote waarde en het is in het vitale belang van [eiseres] dat de op deze USB-stick opgeslagen informatie geheim blijft. De vrees bestaat dat [gedaagde] de (inhoud van) deze USB stick heeft laten of zal laten uitlekken naar derden. Verder bestaat het vermoeden dat [gedaagde] al gegevens heeft doorgespeeld aan één of meer van de concurrenten van [eiseres], althans daartoe de intentie heeft gehad. Op de USB-stick is ook een map genaamd 'HGG' aangetroffen met daarin diverse bestanden waaronder een storyboard voor een productvideo over de HGG ProCutter. Dit storyboard is in de huisstijl van [eiseres] door [gedaagde] opgemaakt. HGG is een directe concurrent van [eiseres]. De vrees bestaat bij [eiseres] dan ook dat [gedaagde], al dan niet in opdracht van HGG of van andere concurrenten, haar al dan niet door intellectuele eigendomsrechten beschermde bedrijfsgeheimen heeft gestolen en deze aan HGG of aan andere concurrenten ter beschikking heeft gesteld of aan HGG of andere concurrenten heeft aangeboden. Daarnaast bestaan er sterke aanwijzingen dat [gedaagde] probeert of heeft geprobeerd om [eiseres] bij haar klanten zwart te maken door valse geruchten te verspreiden over de financiële positie van [eiseres]. Zowel een Australische klant als een Indiase klant hebben aan [eiseres] te kennen gegeven dat zij geruchten hebben gehoord over de beweerdelijk slechte financiële situatie bij [eiseres]. De Indiase klant heeft een zogenaamd krantenbericht ontvangen van een partij wiens naam zij niet wil noemen. De Australische klant heeft te kennen gegeven dat zij van 'one of the sales guys' heeft gehoord dat de financiële situatie bij [eiseres] slecht zou zijn. Toen [gedaagde] nog werkzaam was als sales manager bij [eiseres] was hij verantwoordelijk voor de klanten in Australië. [gedaagde] heeft kennis van de betreffende klant en de juiste contactpersoon. [eiseres] heeft voorheen nooit last gehad van dergelijke geruchten. Deze zijn ontstaan nadat [gedaagde] was ontslagen. Daarbij komt dat [eiseres] zich op een heel specialistische en internationale markt begeeft, waarvan de betrokken ondernemingen en juiste contactpersonen slechts bij een klein groepje mensen bekend zijn. Dat dergelijke geruchten toch deze ondernemingen weten te bereiken en bovendien op het moment dat [gedaagde] net is ontslagen, is dan ook wel een (te) erg toevallige samenloop van omstandigheden.

In het incident

In conventie

2.3 [eiseres] vordert:

A. [gedaagde] te laten hengen en gedogen dat [eiseres], binnen twee dagen na betekening aan [gedaagde] van het ten deze te wijzen vonnis, door middel van tussenkomst van [Naam] B.V. een kopie van, althans (subsidiair) inzage in, (ver)krijgt van de zich bij [Naam] B.V. te Ede in gerechtelijke bewaring bevindende kopieën van de op 10 maart 2010 bij gedaagde in zijn woning in beslag genomen bescheiden, voor zover het betreft:

- documenten en andere werken die betrekking hebben en/of kunnen hebben op de producten, diensten of organisatie van [eiseres] en al haar entiteiten, waaronder in ieder geval begrepen alle presentaties, financiële gegevens, foto's, productfolders, offertes, technische tekeningen (inclusief concepten daarvan), gebruikshandleidingen, overeenkomsten van [eiseres] en alle andere documenten en werken die het logo en/of de naamsvermelding van [eiseres] dragen;

- alle overige documenten en werken die afkomstig zijn uit de administratie van [eiseres], waaronder in ieder geval begrepen alle gegevens betreffende (potentiële) klanten van [eiseres] en de daarbij behorende adresgegevens, contactpersonen, gespreksnotities en –verslagen, notities van gemaakte afspraken, gesloten overeenkomsten en wijzigingen, correspondentie (waaronder brieven en e-mails) met (potentiële) klanten;

- alle overige documenten en werken die in het kader van zijn werkzaamheden voor [eiseres] door [gedaagde] zijn gemaakt en die niet in de administratie van [eiseres] zelf zijn opgeslagen.

- alle informatie/correspondentie over hetgeen [gedaagde] met bovengenoemd informatie van [eiseres] heeft gedaan: communicatie met derden over dit onderwerp, eventueel ontvangen giften/betalingen hiervoor en alle specifieke informatie uit de bankadministratie van [gedaagde] en agenda's hieromtrent;

- alle informatie die [gedaagde] over [eiseres] aan derden (waaronder in ieder geval begrepen concurrenten en de pers/media) heeft verspreid, inclusief de correspondentie waarin dergelijke informatie is verspreid;

- alle (concept) (pers)berichten en nieuwsberichten over [eiseres], inclusief de correspondentie waarin dergelijke informatie door [gedaagde] is verspreid, ongeacht door wie deze berichten opgesteld zijn;

Door middel van het laten verrichten van onderzoek door één of meer medewerkers van de ter zake onafhankelijke deskundige [Naam] B.V., naar de in beslaggenomen zaken, waarbij [eiseres] alleen afschrift ontvangt van de bescheiden die volgens Riscon aan bovengenoemde omschrijving voldoen, en met uitdrukkelijke bepaling dat [eiseres] geen inzage of uittreksel verkrijgt van bescheiden die naar hun aard slechts betrekking hebben op het persoonlijk privéleven van [gedaagde] en/of zijn familie,

B. Voor recht te verklaren dat [Naam] B.V. als gerechtelijk bewaarder gerechtigd is haar medewerking te verlenen aan de onder A beschreven verstrekking van, althans (subsidiair) verschaffen van inzage in, de bescheiden aan [eiseres];

C. Gedaagde te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van en dag daaronder begrepen, dat hij geheel of gedeeltelijk in gebreke is om aan de veroordelingen zoals hierboven geformuleerd onder A, te voldoen.

D. [gedaagde] te veroordelen in de volledige kosten van dit incident op grond van artikel 1019h Rv.

2.4 [eiseres] stelt daartoe dat het in de aanhangige bodemprocedure van groot belang is dat de aard en omvang van de inbreuk door [gedaagde] op de intellectuele eigendomsrechten van [eiseres], de schending van het geheimhoudingsbeding door [gedaagde] en het onrechtmatig handelen door [gedaagde], exact duidelijk wordt. [eiseres] heeft weliswaar ter zake hiervan al enig bewijs, althans een begin van bewijs, geleverd, thans is van belang dat de exacte aard en omvang van de door [gedaagde] gepleegde handelingen duidelijk wordt. Op grond van de inzage in de bescheiden kan [eiseres] immers pas bepalen welke tegenmaatregelen zij wenst te nemen en hoe groot de schadeclaim is die zij jegens [gedaagde] kan instellen.

In reconventie

2.5 [gedaagde] vordert opheffing van het bewijsbeslag en vergoeding van de door [gedaagde] gemaakte kosten van rechtsbijstand.

2.6 Hij stelt daartoe – kort samengevat – dat het bewijsbeslag ten onrechte is gelegd. [eiseres] heeft geen auteurs- en databankrechten. De intellectuele eigendomsrechten zijn in bezit van [eiseres] Holding B.V en niet van [eiseres]. Ook de gestelde onrechtmatige daad grondslag kan het gelegde bewijsbeslag niet rechtvaardigen. Niet alleen ontbreekt een wettelijke grondslag daarvoor, maar, zo bewijsbeslag wegens vermeende onrechtmatige gedragingen al mogelijk zou zijn, dan zijn de door [eiseres] geformuleerde vermoedens betreffende onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] onvoldoende om een ingrijpende maatregel als het bewijsbeslag te rechtvaardigen en te laten voortduren. Er is geen sprake van een onrechtmatige gedraging jegens [eiseres].

In conventie en reconventie

2.7 Partijen voeren over en weer verweer. Op de stelling van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3. De beoordeling in het incident

In conventie en reconventie

3.1 Bij de beoordeling van in het incident gaat de rechtbank uit van het volgende.

[eiseres] heeft op 10 maart 2010 in de woning van [gedaagde] conservatoir bewijsbeslag gelegd op:

1. administratieve bescheiden, zich bevindende in diverse ordners, notitieblokken en als losse stukken (niet gebonden);

2. elektronische data zich bevindende op de ter plaatse aangetroffen lap top, een pc alsmede op diverse USB sticks;

Deze bescheiden zijn vervolgens in gerechtelijke bewaring gegeven aan Riscon Arhem B.V.

In conventie

3.2 De rechtbank stelt voorop dat aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv drie cumulatieve voorwaarden zijn verbonden: (1) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben, en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.

Rechtmatig belang

3.3 [eiseres] stelt voor wat betreft de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten dat zij er belang bij heeft te kunnen bewijzen dat [gedaagde] hierop inbreuk heeft gemaakt en om de omvang van die inbreuk te bepalen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het enkele belang te kunnen staven dat inderdaad van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten sprake is, al voldoende is om inzage te krijgen in de bescheiden. Zij heeft weliswaar al een kopie van de door [gedaagde] gebruikte USB-stick in haar bezit maar daarmee is niet gezegd dat zij reeds beschikt over het volledige bewijs van de door [gedaagde] gepleegde inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten. Voor wat betreft de aan [gedaagde] verweten schending van het geheimhoudingsbeding en het verspreiden van valse geruchten stelt [eiseres] dat er nog weinig bewijs is, maar dat er wel duidelijke aanwijzingen zijn dat [gedaagde] zich onrechtmatig jegens haar heeft gedragen. Zij heeft er belang bij om helderheid te krijgen of [gedaagde] gedurende zijn dienstverband al contacten onderhield met de concurrent of voornemens was om dergelijke contacten te leggen en of [gedaagde] degene is geweest die bij haar klanten geruchten over de beweerdelijke slechte financiële situatie bij [eiseres] heeft verspreid.

3.4 [gedaagde] betwist dat de auteursrechten en databankrechten aan [eiseres] toekomen. Als er al auteursrecht bestaat op de door [gedaagde] opgestelde schaduwadministratie, dan komt dat auteursrecht toe aan de (ex-)werkgever van [gedaagde], [eiseres] Industriële Automatisering B.V., de inmiddels gefailleerde vennootschap en niet aan [eiseres]. Dat geldt ook voor de databankrechten. De curator van [eiseres] Industriële Automatisering B.V. heeft volgens [gedaagde] bevestigd dat er nooit intellectuele eigendomsrechten uit de boedel zijn overgedragen aan derden, dus ook niet aan [eiseres]. [eiseres] heeft derhalve geen rechtmatig belang bij inzage in de schaduwadministratie, zij is daartoe niet juridisch gerechtigd.

3.5 De rechtbank is van oordeel dat een rechtmatig belang aanwezig moet worden geacht, indien de gevraagde bescheiden relevant zijn voor het bepalen door de verzoekende partij van haar rechtspositie. Indien het verzoek in een gerechtelijke procedure wordt gedaan, is onder meer aan deze eis voldaan, indien de bescheiden van belang zijn voor het onderbouwen van een niet op voorhand kansloze vordering of kansloos verweer (vgl. rechtbank Utrecht 12 september 2007, JOR 2007, 265).

Nu [gedaagde] erkent dat hij een schaduwadministratie heeft bijgehouden en hij bovendien niet gemotiveerd betwist dat er op de door hem gebruikte en aan hem toebehorende USB-stick een grote hoeveelheid bedrijfsgegevens van [eiseres] zijn aangetroffen is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [eiseres], dat [gedaagde] inbreuk heeft gepleegd op haar intellectuele eigendomsrechten niet op voorhand kansloos is. Daarbij is de rechtbank tevens van oordeel dat de op 26 mei 2010 schriftelijk bevestigde mondeling gegeven volmacht door de heer A. [eiseres], een voldoende volmacht behelst van [eiseres] om op eigen naam terzake de ingestelde vorderingen in rechte op te treden, aangezien de heer [eiseres] de enig bestuurder en aandeelhouder van [eiseres] Holding B.V. is, welke vennootschap op haar beurt enig bestuurder en aandeelhouder is van de overige vennootschappen in het [eiseres] concern. Of de intellectuele eigendomsrechten aan [eiseres] of aan een andere vennootschap binnen het concern toebehoren betreft een kwestie die in de bodemprocedure aan de orde moet komen. Voor de beantwoording van deze vraagt leent dit incident zich niet.

Voorts zijn de vorderingen jegens [gedaagde] (mede) gegrond op de stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten van [eiseres], schending van een geheimhoudingsbeding en het verspreiden van valse geruchten. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiseres] rechtmatig belang heeft bij inzage in de bescheiden, voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige handelen door [gedaagde] jegens [eiseres]. Gelet hierop heeft [eiseres] een rechtmatig belang als bedoeld in art. 843a Rv bij inzage in de door haar genoemde bescheiden. Aan de eerste voorwaarde van artikel 843a is derhalve voldaan.

Bepaalde bescheiden

3.6 [eiseres] stelt dat zij haar vordering heeft beperkt tot bepaalde bescheiden, namelijk slechts die bescheiden die kunnen aantonen althans nader onderbouwen of anderszins kunnen dienen tot bewijs dat [gedaagde] de aan hem verweten handelingen heeft gepleegd. Bovendien vordert [eiseres] geen inzage in bescheiden die duidelijk een privé karakter hebben.

3.7 [gedaagde] stelt dat sprake is van een zogenaamde 'fishing expedition'. Hij betwist dat de omschrijving van de gevraagde bescheiden voldoende is bepaald om de vordering toe te wijzen. [eiseres] heeft volgens hem niet voldaan aan het specifiek benoemen en aanwijzen van documenten, zodat het verzoek tot inzage niet kan worden toegewezen.

3.8 De rechtbank overweegt dat artikel 843a Rv bepaalt dat een partij slechts om inzage in bepaalde stukken kan vragen en dat hij bij de inzage van die stukken een rechtmatig belang moet hebben. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft [eiseres] een rechtmatig belang bij de bescheiden waarmee hij zijn vordering, die op voorhand niet kansloos is, nader kan onderbouwen. Die bescheiden moeten in elk geval zodanig concreet worden omschreven dat duidelijk is waarop wordt gedoeld en dat getoetst kan worden of de verzoeker een rechtmatig belang heeft. Dit betekent naar het oordeel van de rechter niet dat [eiseres] in haar verzoek specifieke documenten moet benoemen en aanwijzen. Het gaat om de vraag of de gevorderde bescheiden voor [gedaagde] en ook voor de rechtbank voldoende bepaalbaar zijn en niet of [eiseres] deze nader kan preciseren. Het is aan [eiseres] om het bestaan van de gevorderde bescheiden aannemelijk te maken en om een zo concreet mogelijke beschrijving te geven van de gevorderde bescheiden naar tijdsperiode, vorm, inhoud en relevantie. Ter voorkoming van fishing expeditions is voldoende om de eis te stellen dat het gaat om bescheiden waarvan het bestaan in voldoende mate vaststaat, en die – afhankelijk van de concrete omstandigheden – voldoende concreet worden aangeduid.

3.9 Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] het bestaan van de bescheiden zoals opgenomen onder de eerste 4 gedachtenstreepjes onder A voldoende aannemelijk gemaakt en voldoende concreet aangeduid. Daarbij overweegt de rechtbank dat [gedaagde] het bestaan van deze documenten ook niet expliciet heeft betwist. [gedaagde] heeft enkel een verklaring gegeven voor het aantreffen van de bestanden en de schaduwadministratie op zijn USB-stick. Hij heeft gesteld dat hij vaak vanuit huis buiten kantooruren contact had met klanten over de hele wereld en dat hij dan over de meest actuele gegevens diende te beschikken. Daarom zette hij aan het einde van een kantoorwerkdag gegevens over op een USB-stick om ze thuis zonodig op te laden. De schaduwadministratie hield hij bij omdat hij van mening is dat hij beter functioneert door naast het systeem van zijn werkgever ook zelf aantekeningen te houden van hetgeen hij ten behoeve van zijn werk doet.

[eiseres] heeft echter gemotiveerd gesteld dat [gedaagde] door middel van zijn laptop met mobiele internetverbinding rechtstreeks toegang had tot het (administratie)systeem van [eiseres] en de meest actuele bestanden van [eiseres]. Bovendien zijn op de USB-stick bestanden aangetroffen die [gedaagde] niet nodig had voor de uitoefening van zijn werkzaamheden. [eiseres] heeft voorts gesteld dat in de schaduwadministratie van [gedaagde] gegevens zijn aangetroffen die [gedaagde] juist niet in het administratiesysteem van [eiseres] heeft ingevoerd. De rechtbank is van oordeel dat nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij naast deze op de USB-stick aangetroffen gegevens nog meer gegevens van [eiseres] via een USB-stick of anderszins in zijn privébezit heeft, het aannemelijk is dat hij over meer gegevens van [eiseres] beschikt en dat die documenten kunnen dienen ter onderbouwing van de vordering dat sprake is van het plegen van een inbreuk op intellectuele eigendomsrechten en daarmee van onrechtmatig handelen.

Daarnaast heeft [eiseres] gesteld dat zij op de USB-stick een map genaamd 'HGG' heeft aangetroffen met daarin diverse bestanden waaronder een storyboard voor een productvideo over de HGG ProCutter. Dit storyboard is in de huisstijl van [eiseres] door [gedaagde] opgemaakt. HGG is een concurrent van [eiseres]. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij dit document heeft gemaakt noch hiervoor een verklaring gegegeven, zodat de vordering van [eiseres], gebaseerd op de stelling dat sprake is van schending van een geheimhoudingsbeding en onrechtmatig handelen omdat [gedaagde] werkzaamheden voor derden, concurrenten van [eiseres], verrichtte en hij hierover met die derden contact heeft gehad dan wel correspondentie heeft gevoerd en hiervoor mogelijk betalingen heeft ontvangen, op voorhand niet kansloos moet worden geacht. Deze documenten kunnen de vordering dat sprake is van schending van een geheimhoudingsplicht en onrechtmatig handelen onderbouwen.

Dat [gedaagde] de valse geruchten over [eiseres] heeft verspreid is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt. [gedaagde] heeft dit ook gemotiveerd betwist, zodat de vordering ten aanzien van deze bescheiden moet worden afgewezen.

3.10 Dit betekent dat het bestaan van de documenten zoals opgenomen onder de eerste 4 gedachtenstreepjes onder A voldoende vaststaat en dat deze documenten voldoende concreet worden omschreven zodat voor die documenten aan de voorwaarde dat het om bepaalde bescheiden moet gaan is voldaan.

Aangaande een rechtsbetrekking

3.11 De derde voorwaarde van artikel 843a bepaalt dat het moet gaan om bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn.

[eiseres] heeft gesteld dat deze rechtbetrekking voor wat betreft de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten volgt uit artikel 1019a lid 1 Rv. Dit artikel bepaalt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv. Daarnaast stelt [eiseres] dat voor wat betreft de schending van het geheimhoudingsbeding in de arbeidsovereenkomst deze arbeidsovereenkomst zelf als rechtbetrekking is aan te merken. Tot slot stelt [eiseres] dat uit de parlementaire behandeling van onder andere de herziening van artikel 843a Rv volgt dat onder een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv een onrechtmatige daad mag worden verstaan. Alle handelingen die [gedaagde] door [eiseres] verweten worden, het schenden van intellectuele eigendomsrechten, schenden van een geheimhoudingsbeding en verspreiden van valse geruchten, zijn alle op zichzelf (ook) aan te merken als onrechtmatige daad, zodat sprake is van de door artikel 843a Rv vereiste rechtsbetrekking.

3.12 [gedaagde] betwist dat sprake is van een rechtsbetrekking. Hij betwist dat de intellectuele eigendomsrechten aan [eiseres] toebehoren, zodat de vordering voor zover die hierop is gebaseerd moet worden afgewezen en hij stelt voorts dat van enig onrechtmatig handelen niet is gebleken.

3.13 De rechtbank overweegt dat in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 843a Rv-nieuw expliciet is overwogen dat de wetgever een verruiming van de exhibitieplicht heeft beoogd en er is in dat kader opgemerkt dat ook een “rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad als een rechtsbetrekking in de zin van deze bepaling moet worden beschouwd”. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is bepaald is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] aan de rechtsbetrekking die tussen haar en [gedaagde] is ontstaan door het gestelde onrechtmatig handelen in beginsel het recht kan ontlenen op een afschrift van de gevraagde bescheiden, althans voorzover deze bescheiden in het voorgaande als voldoende bepaald zijn aangemerkt.

3.14 Nu voldaan is aan de voorwaarden van artikel 843a lid 1 Rv zal de rechtbank de primaire vordering toewijzen voor zover het de gevraagde bescheiden betreft zoals opgenomen onder de eerste vier gedachtenstreepjes onder A.

3.15 Aangezien [gedaagde] ter zake geen verweer heeft gevoerd zal de rechtbank tevens bepalen dat dit zal gebeuren door middel van het laten verrichten van onderzoek door één of meer medewerkers van de ter zake onafhankelijke deskundige [Naam] B.V., naar de in beslaggenomen zaken, waarbij [eiseres] alleen afschrift ontvangt van de bescheiden die volgens Riscon aan bovengenoemde omschrijving voldoen, en met uitdrukkelijke bepaling dat [eiseres] geen inzage of uittreksel verkrijgt van bescheiden die naar hun aard slechts betrekking hebben op het privéleven van [gedaagde] en/of zijn familie. De gevorderde verklaring voor recht zal de rechtbank afwijzen nu [eiseres] hier geen belang bij heeft. De rechtbank zal immers bepalen dat [Naam] B.V. het onderzoek zal verrichten. De rechtbank zal daarnaast de gevorderde dwangsom toewijzen.

3.15 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Gelet op de zowel in het incident als in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de hoogte van de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

In reconventie

3.17 De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] in het incident in reconventie op grond van artikel 223 Rv bij wijze van voorlopige voorziening opheffing van het gelegde bewijsbeslag kan vorderen, zodat de stelling van [eiseres] dat dit formeel niet mogelijk is geen doel treft.

3.18 Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat de maatstaf die dient te worden aangelegd voor het opheffen van een bewijsbeslag enerzijds ziet op de noodzaak, althans de wenselijkheid van het voortduren van het beslag en anderzijds – in het kader van de belangenafweging en gelet op artikel 843a Rv – de proportionaliteit en subsidiariteit daarvan. Dat [gedaagde] thans nadeel ondervindt van het bewijsbeslag is gesteld noch gebleken, evenmin is gebleken dat hij daarvan hinder ondervindt. Er zijn immers kopieën gemaakt van de in beslag genomen bestanden en [gedaagde] heeft de originele administratieve bescheiden weer in zijn bezit.

Bovendien heeft de rechtbank in het kader van de vordering tot verstrekking van de in beslag genomen bescheiden reeds bepaald dat de vorderingen van [eiseres] gebaseerd op de stellingen dat sprake is van een inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten en van het plegen van onrechtmatige handelingen door [gedaagde] op voorhand niet kansloos moeten worden geacht en dat zij ter onderbouwing van haar vorderingen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken. Hieruit volgt dat het beslag door artikel 843a wordt gedragen en niet behoort te worden opgeheven.

3.19 De reconventionele incidentele vordering van [gedaagde] tot opheffing van het beslag wordt daarom afgewezen, met veroordeling van [gedaagde], als verliezende partij, in de proceskosten aan de zijde van [eiseres]. Aangezien [eiseres] ook in reconventie proceskostenvergoeding overeenkomstig artikel 1019h Rv vordert zal de rechtbank de beslissing omtrent de hoogte van de proceskosten kosten in de reconventionele vordering aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4. De beslissing

De rechtbank

in het incident

in conventie

4.1 veroordeelt [gedaagde] tot het laten hengen en gedogen dat [eiseres], binnen twee dagen na betekening aan [gedaagde] van dit vonnis, door middel van tussenkomst van [Naam] B.V. een kopie (ver)krijgt van de zich bij [Naam] B.V. te Ede in gerechtelijke bewaring bevindende kopieën van de op 10 maart 2010 bij gedaagde in zijn woning in beslag genomen bescheiden, voor zover het betreft:

- documenten en andere werken die betrekking hebben en/of kunnen hebben op de producten, diensten of organisatie van [eiseres] en al haar entiteiten. Waaronder in ieder geval begrepen alle presentaties, financiële gegevens, foto's, productfolders, offertes, technische tekeningen (inclusief concepten daarvan), gebruikshandleidingen, overeenkomsten van [eiseres] en alle andere documenten en werken die het logo en/of de naamsvermelding van [eiseres] dragen;

- alle overige documenten en werken die afkomstig zijn uit de administratie van [eiseres], waaronder in ieder geval begrepen alle gegevens betreffende (potentiële) klanten van [eiseres] en de daarbij behorende adresgegevens, contactpersonen, gespreksnotities en –verslagen, notities van gemaakte afspraken, gesloten overeenkomsten en wijzigingen, correspondentie (waaronder brieven en e-mails) met (potentiële) klanten;

- alle overige documenten en werken die in het kader van zijn werkzaamheden voor [eiseres] door [gedaagde] zijn gemaakt en die niet in de administratie van [eiseres] zelf zijn opgeslagen.

- Alle informatie/correspondentie over hetgeen [gedaagde] met bovengenoemd informatie van [eiseres] heeft gedaan: communicatie met derden over dit onderwerp, eventueel ontvangen giften/betalingen hiervoor en alle specifieke informatie uit de bankadministratie van [gedaagde] en agenda's hieromtrent;

4.2 bepaalt dat de selectie van de onder 4.1 genoemde bescheiden zal plaatsvinden door middel van het laten verrichten van onderzoek door één of meer medewerkers van de terzake onafhankelijke deskundige [Naam] B.V., naar de in beslaggenomen zaken, waarbij [eiseres] alleen afschrift ontvangt van de bescheiden die volgens [Naam] B.V. aan bovengenoemde omschrijving voldoen, en met uitdrukkelijke bepaling dat [eiseres] geen inzage of uittreksel verkrijgt van bescheiden die naar hun aard slechts betrekking hebben op het persoonlijke privéleven van [gedaagde] en/of zijn familie,

4.3 wijst af het meer of anders gevorderde,

in reconventie

4.4 wijst de vordering af,

in conventie en in reconventie

4.5 veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident en houdt de beslissing omtrent de hoogte van de kosten van het incident aan,

in de hoofdzaak

4.6 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 september 2010 voor conclusie van antwoord.

Dit vonnis is gewezen door mr. L. Jongen en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2010. JL