Home

Rechtbank Utrecht, 09-11-2010, BO3818, 16-604182-09

Rechtbank Utrecht, 09-11-2010, BO3818, 16-604182-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
9 november 2010
Datum publicatie
12 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3818
Zaaknummer
16-604182-09

Inhoudsindicatie

(vervaardigen)/bezit (virtuele) kinderporno. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/604182-09 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 november 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1954] te [geboorteplaats]

wonende [woonadres], [woonplaats]

raadsman mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en/of films heeft verspreid en/of (virtueel) heeft vervaardigd en/of in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

3. De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is omdat slechts een klein gedeelte van het tenlastegelegde voldoende feitelijk is omschreven. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman gewezen op de arresten van de Hoge Raad van 21 april 1998 (NJ 1998, 782) en 1 juli 2008 (NJ 2008, 454). Daarbij is tevens aangevoerd dat de tenlastelegging niet een algemene omschrijving bevat van de aangetroffen afbeeldingen noch een prioriteitenlijst en/of een algemeen beeld van de collectie conform de Aanwijzing Kinderpornografie van het College van Procureurs-Generaal van 1 september 2007.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van partiële nietigheid van de dagvaarding. Zij heeft er daarbij op gewezen dat het voor verdachte volkomen duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen.

Het oordeel van de rechtbank

Het verweer van de verdediging gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op.

Ten aanzien van de algemene beschrijving van de collectie heeft de rechtbank geconstateerd dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal als criterium voor het aantreffen en beoordelen van de multimediafiles als zijnde kinderpornografie, hebben aangegeven dat zij hebben gehandeld conform - kort gezegd - de Aanwijzing Kinderpornografie. Alle grafische bestanden op de in beslaggenomen digitale gegevensdragers zijn bekeken en onderzocht. In overleg met de officier van justitie en conform bovengenoemde Aanwijzing zijn (onder A) 25 afbeeldingen in de tenlastelegging beschreven. Aangegeven is dat uitgangspunt bij de beschrijving van de afbeeldingen en films is dat deze een algemeen beeld geven van de collectie.

Ten aanzien van de (onder B) tenlastegelegde virtuele kinderpornografie is ook als criterium voor het aantreffen en beoordelen van de multimediafiles als zijnde kinderpornografie, gehandeld conform de Aanwijzing Kinderpornografie. Dat de 27 beschreven afbeeldingen een algemeen beeld geven van de collectie, is niet specifiek in het proces-verbaal opgenomen, maar heeft de rechtbank door middel van eigen waarneming vastgesteld. De selectie op de tenlastelegging geeft in ieder geval een representatief en algemeen beeld van de bij verdachte aangetroffen collectie (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen.

Volgens vaste jurisprudentie dienen de seksuele gedragingen op de afbeeldingen feitelijk te worden omschreven. De tenlastelegging voldoet hieraan. In de tenlastelegging zijn de seksuele gedragingen op de afbeeldingen in categorieën verdeeld en per categorie is ter adstructie een feitelijke beschrijving van een afbeelding gegeven, met verwijzing van de nummers van de betreffende afbeeldingen en met verwijzing naar de paginanummering in het proces-verbaal. Dat niet alle (seksuele gedragingen op de) afbeeldingen afzonderlijk zijn beschreven in de tenlastelegging doet hieraan niet af.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voldoende feitelijk is omschreven en ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet.

De dagvaarding is daarom geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het verspreiden van (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de (onder A) ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en de (onder B) tenlastegelegde virtuele kinderpornografische afbeeldingen heeft vervaardigd (en in bezit heeft gehad), alsmede dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het verspreiden en het bezit en van kinderpornografische afbeeldingen en heeft hiertoe vrijspraak bepleit. Het vervaardigen van virtuele kinderpornografische afbeeldingen kan wel worden bewezen.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak verspreiden (virtuele)kinderpornografische afbeeldingen en films

Uit de processen-verbaal van de politie van 19 mei 2009 en 24 april 2009 maakt de rechtbank - evenals de raadsman en de officier van justitie - op dat tijdens het door de politie uitgevoerde onderzoek niet is gebleken dat verdachte zich heeft beziggehouden met het verspreiden van (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen. Nu er evenmin enige verdere aanwijzing is dat verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.

Vrijspraak bezit (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen in map recycled /recovered/ temporary files

De rechtbank volgt het betoog van de raadsman met betrekking tot de 80 kinderpornografische afbeeldingen die zijn aangetroffen in de map C\recycled\DCO.zip op de harde schijf van de computer van het merk Compaq en de in totaal 25 kinderpornografische afbeeldingen in de mappen C\document and settings\admin\local settings\temp en C\document and settings\wim\mijn documenten\recyclers op de harde schijf van de computer van het merk Medion (tenlastegelegd onder A).

Dit geldt ook voor de 64 kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen in de map C\Recovered folders op de harde schijf van computer van het merk Compaq (tenlastegelegd onder B).

In de jurisprudentie is uitgemaakt dat bestanden met kinderporno aangetroffen in lost files, temporary internet files, unallucated clusters en recovered folders onvoldoende zijn voor het aannemen van bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dit is slechts anders indien er sprake is van bijkomende omstandigheden waaruit bijvoorbeeld blijkt dat de bestanden beschikbaar voor opening zijn geweest gedurende een zekere vast te stellen periode. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het strafdossier in het geheel geen informatie waaruit van dergelijke bijkomende omstandigheden blijkt. Evenmin is ter zitting gebleken dat dergelijke informatie voorhanden was. De rechtbank acht het bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot deze kinderpornografische bestanden dan ook niet bewezen, zodat voor deze 169 afbeeldingen partiële vrijspraak dient te volgen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 20 november 2008 13750 (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen en 193 films heeft vervaardigd en/of in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte daarvan zijn gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Op 20 november 2008 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [woonadres] te [woonplaats].

Tijdens voornoemde doorzoeking zijn in de woning onder andere twee computers (merk Compaq en Medion) en 36 cd-roms aangetroffen en inbeslaggenomen. Op voornoemde computers en cd-roms zijn in ieder geval 13750 kinderpornografische afbeeldingen en 193 kinderpornografische films aangetroffen , waaronder de (ten aanzien van het onder A tenlastegelegde) 25 afbeeldingen en (ten aanzien van het onder B tenlastegelegde ) 27 afbeeldingen vermeld in tenlastelegging. Vastgesteld is dat de aangetroffen kinderpornografische bestanden zijn gedownload in de periode tussen 1 maart 2002 en

21 oktober 2008.

Bovengenoemde (onder A) 25 en (onder B) 27 in de tenlastelegging vermelde afbeeldingen en films zijn door eerder genoemde verbalisanten, beiden zedenrechercheur, beschreven. De rechtbank heeft de afbeeldingen en afdrukken van de films ook zelf bekeken. Op grond van de beschrijving door de verbalisanten en de eigen waarneming van de rechtbank komt de rechtbank tot het oordeel dat zowel de foto’s als de films een kinderpornografisch karakter hebben, zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

Vervaardigen virtuele kinderpornografie

Op 7 cd-roms is virtuele kinderpornografie aangetroffen. De bestanden op deze cd-roms zijn beveiligd met een wachtwoord dat door verdachte vrijwillig is afgegeven. Met de wetswijziging van 1 oktober 2002 is beoogd de reikwijdte van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht uit te breiden met virtuele kinderpornografie. De ratio van de strafbaarstelling is niet langer louter gelegen in de bescherming van de afgebeelde jeugdige, maar ook in de ‘bescherming tegen gedrag dat kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag en gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert.’

Met de wetswijziging is de term “schijnbaar betrokken” geïntroduceerd. De afgebeelde persoon moet net echt lijken. Het moet gaan om realistische, niet van echt te onderscheiden afbeeldingen. Voor het vervaardigen van de virtuele kinderpornografische afbeeldingen zijn door verdachte drie hoofden van meisjes gebruikt die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt. Op een aantal mannelijke afbeeldingen is het hoofd van verdachte geplakt zodat de indruk wordt gewekt dat hij ontuchtige handelingen en/of gemeenschap (penetratie) heeft met de meisjes die schijnbaar zijn betrokken. De eerder genoemde verbalisanten hebben opgemerkt dat een groot aantal van de afbeeldingen zodanig van kwaliteit zijn dat nauwelijks is te zien dat deze zijn gemanipuleerd. De identiteit van de drie bovengenoemde meisjes is achterhaald en dit blijken meisjes te zijn uit de directe vriendenkring van verdachte.

De meisjes waren op de door verdachte gebruikte foto’s respectievelijk rond 11, 16 en 4 jaar oud.

Uit het voorgaande volgt dat verdachte virtuele kinderpornografische afbeeldingen heeft vervaardigd. Het verweer van verdachte, kort samengevat, dat voor het overige van bezit geen sprake is nu hij blindelings bestanden op cd-roms heeft gedownload zonder de bestanden ooit bekeken te hebben en dus zonder ooit geweten te hebben dat het (ook) kinderporno betrof, vindt de rechtbank in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig. Verdachte, zo heeft de rechtbank zelf waargenomen, heeft diverse keren reeds bestaande kinderpornografische afbeeldingen bewerkt. Daarbij valt op dat de door hem gebruikte foto’s in het algemeen precies aansluiten bij de gebruikte kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte moet derhalve grote aantallen afbeeldingen in zijn bezit hebben gehad en nauwkeurig hebben bekeken alvorens er een aantal te selecteren voor bewerking.

Gelet op het voorgaande en de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van het vervaardigen van de virtuele kinderpornografische afbeeldingen , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een groot aantal (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen, waaronder de in de tenlastelegging uitgeschreven afbeeldingen, voor zover het niet betreft de afbeeldingen waarvan hiervoor is geoordeeld dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2002 tot en met 20 november 2008 te Amersfoort een groot aantal afbeeldingen, te weten 13750 foto’s en 193 films door middel van digitale manipulatie vervaardigd en in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt waren betrokken of schijnbaar waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)

A)

- het betasten en likken van de vagina en het houden van een vinger tussen de schaamlippen en het drukken van een stijve penis tegen de vagina en de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 9 op pagina 34 en nummer 16 op pagina 36 en 37 en nummer 19 op pagina 37 en nummer 22 op pagina 38 van het proces-verbaal) en

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed en opgemaakt is en in een omgeving en met voorwerpen en in erotisch getinte houdingen poseert die niet bij haar leeftijd past en waarbij deze persoon zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet en waarna door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 3 op pagina 32 en nummer 7 op pagina 33 en nummer 18 op pagina 37 van het proces-verbaal) en

- het vaginaal penetreren met de penis en vinger en een dildo door zichzelf en door een volwassen man en door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 9 op pagina 34 en nummer 11 op pagina 35 en nummer 14 en 15 op pagina 36 van het proces-verbaal) en

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 6 op pagina 33 en nummer 10 op pagina 34 en 35 en nummer 13 op pagina 35 en 36 en nummer 17 op pagina 37 en nummer 20 op pagina 38 en nummer 23 op pagina 38 en 39 en nummer 25 op pagina 39 van het proces-verbaal) en

- het (laten) vasthouden en in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 8 op pagina 34 en nummer 12 op pagina 35 en nummer 21 op pagina 38 en nummer 24 op pagina 39 van het proces-verbaal) en

- het houden van een stijve penis naast het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op dat gezicht een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is (onder meer nummer 24 op pagina 39 van het proces-verbaal),

en

B)

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer nummer 4 en 6 op pagina 56 en nummer 7 en 8 op pagina 57 en nummer 10 op pagina 58 en nummer 15 op pagina 59 en nummer 17 op pagina 60 en nummer 22 op pagina 62 van het proces-verbaal) en

- het likken van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 5 op pagina 56 van het proces-verbaal) en

- het vaginaal en anaal penetreren met de penis door een volwassen man van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer nummer 3 op pagina 55 en nummer 9 op pagina 57 en nummer 12 op pagina 58 en nummer 21 op pagina 61 en nummer 23 en 24 op pagina 62 en nummer 25 op pagina 63 van het proces-verbaal) en

- het (laten) vasthouden van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer) nummer 11 op pagina 58 van het proces-verbaal),

van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde Reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een (voortzetting van de) behandeling bij de Waag.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische afbeeldingen te downloaden en deze op zijn computer en cd-roms op te slaan en deze vervolgens (deels) virtueel te bewerken door middel van het gebruik van foto’s van (hoofden) van drie minderjarige meisjes uit zijn directe omgeving. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen in overweging genomen.

De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister van 30 augustus 2010 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten of voor het plegen van andersoortige feiten.

Als strafverzwarende factor neemt de rechtbank in overweging dat verdachte zich gedurende een lange periode heeft beziggehouden met het zoeken, downloaden en opslaan van grote aantallen kinderpornografische afbeeldingen en films.

De extreme en grove afbeeldingen waarbij onder meer baby’s zijn betrokken alsmede kinderen, die de zeer jonge leeftijd van tussen de twee en vier jaar hebben, als wel de schijn van zijn eigen actieve betrokkenheid in de kinderpornografische afbeeldingen door middel van digitale manipulatie, neemt de rechtbank in overweging als bijkomende strafverzwarende factor.

De afbeeldingen betreffen niet alleen poserende (naakte) kinderen maar tevens kinderen die seksuele gedragingen plegen met leeftijdsgenoten die eveneens een zeer jonge leeftijd hebben, dan wel seksuele gedragingen met volwassenen hebben. Verder zijn er afbeeldingen aangetroffen met een gewelddadige uitstraling waarbij eveneens zeer jonge kinderen zijn afgebeeld.

Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte contact blijft houden met de drie meisjes wiens afbeeldingen hij heeft gebruikt bij het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen (waarin hijzelf ook een rol speelt) zonder dat (de omgeving van) die meisjes op de hoogte zijn gesteld van voornoemde handelingen. De rechtbank is van oordeel dat hieruit een onvoldoende besef van de ernst van zijn handelen blijkt, hetgeen een rol kan spelen in het kader van recidivegevaar. Verdachte zelf geeft ter zitting desgevraagd aan dat ook voor hem de grootste vraag is “waarom” en dat hij op die vraag nog geen antwoord heeft.

Blijkens het rapport van Reclassering Nederland van 11 mei 2010, opgemaakt door

D. Sies, reclasseringswerker, is therapie geïndiceerd om zicht te krijgen op het eigen gedrag en handelen van verdachte, nu hij niet de volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij ontkent specifiek op zoek te zijn geweest naar kinderporno, maar zoekt de oorzaak enkel in zijn emotionele toestand van destijds. De Reclassering is van mening dat een behandeling bij de Waag is geïndiceerd. Verdachte heeft aangegeven zich neer te leggen bij de eventueel opgelegde sanctie, maar het niet prettig te zullen vinden als hij in groepstherapie zou moeten.

De kans op recidive wordt laag ingeschat. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde Reclasseringstoezicht met een meldingsgebod en behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke instelling. De rechtbank neemt dit advies over.

Blijkens het psychologisch rapport van 19 maart 2010 en de tussentijdse rapportage d.d.

22 oktober 2010, opgemaakt door de heer dr. R. Bullens, klinisch psycholoog, valt op te maken dat ten tijde van de aanvang van het tenlastegelegde er sprake was van een (reactieve) depressie met vitale kenmerken en middelenmisbruik waardoor er sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Ten tijde van het onderzoek was deze stoornis niet meer aanwezig. Na het verbleken van de reactieve depressie is verdachte doorgegaan met de tenlastegelegde feiten. Doordat verdachte zijn eigen motieven weinig inzichtelijk kan/wil maken, kan het niet worden uitgesloten dat andere factoren (mede) ten grondslag liggen aan de keuze om door te gaan met de tenlastegelegde feiten. Over het risico op recidive op langere termijn is geen uitsluitsel te geven nu verdachte vooralsnog weinig inzicht in de eigen motieven heeft.

Geadviseerd wordt een ambulante behandeling. Een dergelijke behandeling zou plaats kunnen vinden bij de Waag, in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, waarbij verdachte tevens onder toezicht van de Reclassering gesteld wordt. De rechtbank neemt deze conclusie en het advies over.

De rechtbank realiseert zich dat, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf nadelige gevolgen kan hebben voor verdachte, echter voor het in het bezit hebben van dusdanig veel extreme (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen en films acht de rechtbank uitsluitend een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.

De rechtbank is van oordeel dat met deze straf, die lager is dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, kan worden volstaan.

7. Het beslag

7.1. De onttrekking aan het verkeer

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:

Voorvragen

- verklaart de dagvaarding geldig;

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde, voor zover dit betreft het verspreiden van (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen en films;

- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde, voor zover dit betreft het bezit van (virtuele) kinderpornografische afbeeldingen in de mappen recycled /recovered/ temporary files;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;

- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een meldingsgebod en een (voortzetting van de) behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke instelling (ook als dit inhoudt groepstherapie), zolang de Reclassering of die instelling dat nodig vindt;

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;

Beslag

- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:

36 cd roms en twee computers (Compaq en Medion).

Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter,

mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 november 2010.