Home

Rechtbank Utrecht, 26-08-2011, BR5927, 310393 / KG ZA 11-669

Rechtbank Utrecht, 26-08-2011, BR5927, 310393 / KG ZA 11-669

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
26 augustus 2011
Datum publicatie
26 augustus 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2011:BR5927
Zaaknummer
310393 / KG ZA 11-669

Inhoudsindicatie

Aanbesteding. CAO-norm. Onjuiste interpretatie door één van de inschrijvers van het bij de offerte behorende prijsinvulformulier. Ten onrechte bij diverse staffels een bedrag van € 0,00 ingevuld. Inschrijving terecht alsnog ongeldig verklaard. Vordering tot heraanbesteding afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK UTRECHT

Sector handel en kanton

Handelskamer

zaaknummer / rolnummer: 310393 / KG ZA 11-669

Vonnis in kort geding van 26 augustus 2011

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OCÉ NEDERLAND B.V.,

gevestigd te 's-Hertogenbosch,

eiseres,

advocaat mr. T.H. Chen te ‘s Gravenhage,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE UTRECHT,

zetelend te Utrecht,

gedaagde,

advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,

in welke zaak is tussengekomen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RICOH NEDERLAND B.V.,

gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,

tussenkomende partij,

advocaat mr. drs. T.R.M. van Helmond te Amsterdam.

Partijen zullen hierna (in enkelvoud) Océ, de gemeente Utrecht en Ricoh genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Ricoh heeft bij incidentele conclusie primair verzocht te mogen tussenkomen en subsidiair te mogen voegen. Ter zitting van 11 augustus 2011 heeft Océ verweer gevoerd tegen dat verzoek. De voorzieningenrechter overweegt in dit kader als volgt.

1.2. Vooropgesteld moet worden dat het met het oog op een vlot verloop van de aan-besteding en het zoveel mogelijk voorkomen van (verdere) vertragingen in de uitvoering van overheidsopdrachten nodig is dat er snel en doeltreffend wordt geprocedeerd over de vraag of een gunningsbesluit rechtsgeldig is. Dat brengt met zich dat indien binnen de daarvoor geldende korte termijn door een inschrijver een kort geding tegen een gunnings-beslissing aanhangig wordt gemaakt, andere inschrijvers die bij de uitkomst van dat kort geding belang hebben zoveel mogelijk gebruik zullen moeten maken van de mogelijkheid tot voeging en tussenkomst, zodat in één ronde, rekening houdend met de standpunten en belangen van alle betrokkenen die bij de gunningsbeslissing belang hebben, kan worden beslist. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechts-vordering is de voorzieningenrechter van oordeel dat Ricoh genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zij een belang heeft bij de procedure tussen Océ en de gemeente Utrecht, aan-gezien het aan te besteden werk in tweede instantie aan Ricoh is gegund en toewijzing van de vordering van Océ ertoe zal leiden dat Ricoh de opdracht alsnog niet krijgt. De voor-zieningenrechter heeft derhalve ter zitting de incidentele vordering tot tussenkomst toegewezen.

1.3. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties (16)

- de producties (2) op voorhand toegezonden door de gemeente Utrecht

- de incidentele conclusie tot tussenkomst met productie

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van Océ

- de pleitnota van de gemeente Utrecht

- de pleitnota van Ricoh.

1.4. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. De gemeente Utrecht heeft op 27 april 2011 een Europese openbare aanbesteding gedaan voor het sluiten van één raamovereenkomst met betrekking tot de levering van afdrukapparatuur inclusief aanvullende dienstverlening. Het publicatienummer van deze aanbesteding is 2011/S 81-133722. Onder het kopje “Gunningscriteria” is vermeld:

“Economisch meest voordelige aanbieding, gelet op de onderstaande criteria

1. Wensgroep materie. Weging 40

2. Wensgroep commercieel. Weging 60”.

Op deze aanbesteding is het Besluit Aanbestedingsregels voor Overheidsopdrachten (BAO) van toepassing.

2.2. In paragraaf 1.6 van de Offerteaanvraag ‘Afdrukapparatuur’, met kenmerk 91 GU 10, is de omvang van de opdracht weergegeven. Deze luidt als volgt:

“De opdracht bestaat uit de huur van afdrukapparatuur inclusief supplies (onder andere tonercartridges, nieten) aangevuld met aanvullende dienstverlening.

Levering (op basis van huur)

a. levering afdrukapparatuur voor gebruik door medewerkers;

b. levering afdrukapparatuur voor de reproruimte bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkelingen;

c. levering supplies (onder andere toners, drums, nietjes).

en

Aanvullende diensten

a. plaatsing en installatie van geleverde afdrukapparatuur;

b. testen van de geleverde afdrukapparatuur inclusief overleggen certificaten indien nodig;

c. service en onderhoud op de afdrukapparatuur;

d. na opdracht van gemeente Utrecht verzorgen van afdrukopdrachten met eventueel vóór- en nabewerkingen, in het QSP [Quick Service Punt];

e. beschikbaar stellen van voldoende gekwalificeerde mensen om de dienstverlening vanuit het QSP te verzorgen.”.

Voorts is in deze paragraaf vermeld dat de gemeente Utrecht op jaarbasis 23.710.033 zwart-wit afdrukken maakt, en 4.940.008 kleur afdrukken (totaal 28.650.041).

In paragraaf 1.7 van de Offerteaanvraag is aangegeven dat de raamovereenkomst vermoede-lijk ingaat op 1 november 2011 en een looptijd heeft van drie jaar, met tweemaal een moge-lijke verlenging van twaalf maanden.

2.3. Paragraaf 4 van de Offerteaanvraag bevat de ‘Lijst van eisen’. Deze luidt - voor zover hier van belang - als volgt:

Eis 148 U geeft voor de in te zetten afdrukapparatuur, gebaseerd op de onderhavige offerteaanvraag, de huurtarieven per maand. Dit huurtarief omvat de kosten voor afschrijving, onderhoud, storingen, reparaties en overige bijbehorende kosten. U gebruikt voor de opgave van de huurtarieven voor de in te zetten afdrukapparatuur bijlage 4 (Prijsinvulformulier).

Eis 150 Naast de bij eis 148 genoemde huurtarieven per afdrukapparatuur kunnen per tel-lertik kosten in rekening gebracht worden. Deze prijs per tellertik wordt gebaseerd op het totale aantal tellertikken dat met alle door opdrachtnemer ingezette afdruk-apparatuur (alle diensten en alle afdrukapparatuur) bij de gemeente Utrecht wordt gemaakt (afdrukken in het QSP worden niet meegerekend). De prijs per tellertik omvat de kosten van supplies waaronder toners, nietjes enzovoort. De prijs per tel-lertik is vast gedurende de gehele looptijd van de (nadere) raamovereenkomst en kan derhalve niet geïndexeerd worden. Jaarlijks wordt bij afrekening (januari t/m december) voor het totale volume de tellertikprijs gehanteerd die u in de tabel op bijlage 4 bij het betreffende jaarvolume heeft geoffreerd. U geeft op bijlage 4 (Prijsinvulformulier) de prijs per tellertik aan gebaseerd op de genoemde totale volumes.

Eis 151 De bij eis 150 genoemde prijs per tellertik (uitgaande van het jaarvolume) wordt per maand vermenigvuldigd met het gerealiseerde aantal afdrukken dat per afdruk-apparaat is gemaakt. Jaarlijks vindt een afrekening plaats. Voor het jaar daarop-volgend wordt gekeken wat het jaarvolume in het voorgaande jaar was en vindt af-rekening plaats op basis van de tellertikprijs die hoort bij de desbetreffende staffel.

2.4. In de Nota van Inlichtingen d.d. 26 mei 2011 is onder meer de volgende vraag op-genomen (vraag 8): “In uw prijzenblad vraagt u voor de servicekosten kleur maar vooral zwart wit erg veel staffels uit die allemaal even zwaar mee wegen. We weten dat Gemeente Utrecht vanwege digitalisering van de werkwijze een verdere daling van het volume ver-wacht. Maar naar onze mening nodigt het wellicht toch uit tot opportunistisch prijzen op staffels waarvan een inschrijver zou kunnen verwachten dat hij nooit relevant wordt. Waarmee wellicht niet de beste of goedkoopste aanbieder op het meest waarschijnlijke vo-lume wint, maar de meest opportunistische op mogelijk niet relevante prijsonderdelen of staffels het best scoort. Wij verzoeken u daarom voor zwart-wit slechts 5 relevante prijs-staffels te hanteren vanaf 20 mio volume. b.v.: tot 20 mio, 20-21 mio, 21-22 mio, 22-23 mio, 24 mio en meer. Gaat u hiermee akkoord?”. Bij het antwoord is vermeld dat de gemeente Utrecht het prijsinvulformulier heeft herzien (versie 26 mei 2011).

2.5. In de Nota van Inlichtingen d.d. 1 juni 2011 is, in reactie op voormelde herziening

van het prijsinvulformulier, de volgende vraag vermeld: “De gemeente Utrecht telt alle mogelijke staffels van tellertikken op zonder daarna te middelen. Dit is gemeente Utrecht ook voorgesteld door een andere leverancier in de Nota van Inlichtingen 2 vraag 7. Leverancier vult in alle staffels 0,00 euro in behalve voor de hoogste staffel. De verwachte kosten van tellertikken neemt de leverancier op in de huurbedragen. M.a.w. hij verrekent een inclusief volume van 24 miljoen mono en 5 miljoen kleur. De huurbedragen wegen namelijk veel lichter mee. En er is een grote kans dat de leverancier die wel netjes alle staffels invult, hiermee zwaar benadeeld wordt. Bijkomend nadeel is uiteraard dat de gemeente Utrecht geen voordeel heeft bij lagere prijsstaffels.”.

In antwoord hierop heeft de gemeente Utrecht aangegeven dat zij het voorstel tot middelen heeft overgenomen en dat het prijsinvulformulier nogmaals is herzien (versie 1 juni 2011).

2.6. Bij brief van 20 juni 2011 heeft de gemeente Utrecht Océ meegedeeld dat zij voor-nemens is om de opdracht aan Océ te gunnen, onder voorwaarde dat de verificatiebespre-king voor beide partijen een goed resultaat oplevert en de afgewezen inschrijvers niet in rechte tegen dit voorgenomen besluit opkomen. Verder is in deze brief vermeld dat er nog een aantal vragen en opmerkingen zijn ontstaan bij het verwervingsteam, welke vragen nog aan Océ zullen worden gestuurd.

2.7. Op 27 juni 2011 heeft het verificatiegesprek plaatsgevonden. Onder verwijzing naar dit gesprek heeft de gemeente Utrecht bij brief van gelijke datum het volgende aan Océ bericht: “Een van de vragen die tijdens het verificatiegesprek aan de orde is gekomen, is een nadere toelichting op de wijze waarop Océ de tellertikprijzen bij de gevraagde bandbreed-tes zwart/wit en zwart/wit-kleur heeft aangegeven. Voor wat betreft de bandbreedtes zwart-wit heeft Océ een tellertikprijs aangegeven voor de staffel met de laagste bandbreedte

(€ xxx) en de staffel met de hoogste bandbreedte (€ yyy). De tussenliggende staffels met de daarbijbehorende bandbreedtes hebben een tellertikprijs gekregen van 0,00 EURO. Voor wat betreft de bandbreedtes zwart/wit-kleur heeft Océ een tellertikprijs aangegeven voor de staffel met de hoogste bandbreedte (€ zzz). De overige staffels met de daarbijbehorende bandbreedtes hebben een tellertikprijs gekregen van 0,00 EURO. Als antwoord op de gestelde vraag heeft Océ aangegeven dat er sprake is van een cumulatie van de aangeboden tarieven.

Hieronder is een voorbeeld uitgewerkt om te laten zien wat dit kostentechnisch betekent.

Voorbeeld:

Jaarlijks volume 25.000.000 afdrukken zwart/wit

De hoogte van de jaarlijkse kosten van gemeente Utrecht bedragen in dit voorbeeld:

20.000.000 x xxx EURO + 4.000.000 x 0,00 EURO + 1.000.000 x yyy EURO”.

De gemeente Utrecht heeft dienaangaande in deze brief vermeld dat deze invulling van het prijsinvulformulier niet aansluit bij het gestelde in eis 150 van de offerteaanvraag, hetgeen betekent dat de aanbieding van Océ niet voldoet aan het programma van eisen. De gemeente Utrecht heeft Océ vervolgens drie opties gegeven waaruit zij kan kiezen.

Eén van de opties is dat Océ vasthoudt aan haar ingediende uitwerking van het prijsinvul-formulier. Hierbij heeft de gemeente Utrecht aangegeven dat wanneer Océ daarvoor kiest, zij niets anders kan doen dan de inschrijving van Océ terzijde schuiven.

2.8. Océ heeft bij brief van 5 juli 2011 (onder meer) aan de gemeente Utrecht meege-deeld dat zij vasthoudt aan haar reeds ingediende prijsinvulformulier.

2.9. Bij brief van 12 juli 2011 heeft de gemeente Utrecht de inschrijving van Océ als-

nog ongeldig verklaard, aangezien de offerte van Océ niet conform eis 150 van de offerte-aanvraag is. Onder punt 11 van deze brief is het volgende vermeld: “Om er zeker van te zijn dat er geen ruis op de lijn zit, wordt de inschrijving van Océ geanalyseerd. De analyse toont aan dat de inschrijving van Océ aldus begrepen moet worden dat de waarde van de TCO voor zwart-wit afdrukken het volgende bedraagt. Tot 20.000.000 afdrukken betaalt de gemeente Utrecht een tellertikprijs van EUR xxx (afgerond), tussen 20.000.000 en 24.000.000 afdrukken betaalt gemeente Utrecht een vaste som van EUR 1.923.000, vanaf 24.000.000 afdrukken betaalt gemeente Utrecht EUR 1.923.000 vermeerderd met een bepaalde tellertikprijs. Dit wordt bevestigd door Océ.”.

Vervolgens heeft de gemeente Utrecht in deze brief de inschrijving van Océ ongeldig ver-klaard. “De reden hiervoor is gelegen in het feit dat Océ een andere uitleg van haar aanbod geeft (zie punt 11 hierboven) dan hetgeen zij met haar inschrijving heeft weergegeven. Dit heeft als gevolg dat de berekende TCO waarmee wordt gerekend om tot een score te komen bij wens 2, op papier laag is, maar in de praktijk substantieel hoger is. Er wordt op deze wijze geen juiste invulling gegeven aan het gestelde in eis 150 van de offerteaanvraag.”, aldus de gemeente Utrecht.

2.10. Bij brief van eveneens 12 juli 2011 heeft de gemeente Utrecht aan Ricoh meege-deeld dat zij voornemens is om Ricoh de onderhavige opdracht te gunnen, onder voorwaar-de dat de verificatievergadering voor beide partijen een goed resultaat oplevert en de afge-wezen inschrijvers niet in rechte tegen dit voorgenomen besluit opkomen.

3. Het geschil

3.1. Océ vordert samengevat - primair om de gemeente Utrecht te verbieden de opdracht aan een ander dan Océ te gunnen, alsmede om de gemeente Utrecht te gebieden, voor zover zij de opdracht nog wenst te laten uitvoeren, de opdracht aan Océ te gunnen.

Subsidiair vordert Océ om de gemeente Utrecht te gelasten een heraanbesteding uit te voeren.

Meer subsidiair vordert Océ om de gemeente Utrecht, onder de ontbindende voorwaarde van het niet tijdig aanhangig zijn gemaakt van hoger beroep, te verbieden de opdracht te gunnen aan een ander dan Océ voordat in hoger beroep uitspraak is gedaan,

met veroordeling van de gemeente Utrecht in de kosten van de procedure.

3.2. De gemeente Utrecht voert verweer.

3.3. Ricoh vordert primair om de gemeente Utrecht te gebieden de opdracht binnen twee weken na het te wijzen vonnis definitief aan haar te gunnen en subsidiair om de gemeente Utrecht een andere maatregel op te leggen die recht doet aan de belangen van Ricoh, onder verbeurte van een dwangsom van € 30.000,- per overtreding,

met veroordeling van Océ en/of de gemeente Utrecht in de kosten van de procedure.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. De kern van het geschil wordt gevormd door de vraag of de gemeente Utrecht ge-rechtigd was om Océ (alsnog) uit te sluiten van de aanbestedingsprocedure door de inschrij-ving van Océ ongeldig te verklaren. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.

4.2. Océ heeft aangevoerd dat de gemeente Utrecht bij de aanbesteding onzorgvuldig heeft gehandeld door het stellen van nieuwe voorwaarden aan Océ, nadat de opdracht voor-lopig al aan haar was gegund. Océ heeft in dit verband gesteld dat de gemeente Utrecht ten tijde van de verificatie van de inschrijving van Océ heeft geprobeerd Océ te dwingen haar inschrijving te wijzigen, hetgeen een ernstige schending is van het zorgvuldigheidsbeginsel. Verder heeft Océ aangegeven dat de gemeente Utrecht procedureel onzorgvuldig heeft ge-handeld door twee maal verschillende voorwaarden te verbinden aan de inschrijving van Océ, hetgeen ertoe heeft geleid dat Océ gedwongen was om een andere keuze te maken. Ten slotte heeft Océ in dit verband aangevoerd dat het ongeldig verklaren op basis van ‘voort-schrijdend inzicht’ een ernstige schending van het aanbestedingsrecht oplevert.

Voorts heeft Océ gesteld dat de gemeente Utrecht een onjuiste interpretatie van de staffels in het prijsinvulformulier heeft gehanteerd. Océ heeft dienaangaande gesteld dat eis 150, mede gelet op de daarover gestelde vragen, de gegeven antwoorden en het feit dat het prijsinvul-formulier is gewijzigd, helder was. Verder heeft de gemeente Utrecht nooit gezegd dat het bieden van opportunistische, strategische prijzen en/of nulprijzen niet was toegestaan. De gemeente Utrecht heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat Océ zich niet aan eis 150 heeft gehouden, aldus Océ.

4.3. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de gemeente Utrecht - kort samengevat - gesteld dat zij de procedure heeft gevoerd conform hetgeen zij daarover heeft opgenomen in de offerteaanvraag en dat zij daarbij het uiteindelijk vastgestelde prijsinvulformulier op de juiste wijze heeft geïnterpreteerd en toegepast.

4.4. De voorzieningenrechter overweegt in de eerste plaats dat het houden van een verificatievergadering als zodanig niet in strijd is met de in acht te nemen zorgvuldigheid, nu de bedoeling van deze vergadering juist is om te bezien of de inschrijving, die in eerste instantie als de beste is gekwalificeerd, ook daadwerkelijk de beste is. Hierbij wordt tevens van belang geacht dat in paragraaf 1.8 van de offerteaanvraag al is vermeld dat er een veri-ficatie zal plaatsvinden.

4.5. De voorzieningenrechter wijst er voorts op dat aan het houden van een verificatie-vergadering inherent is dat ook dan nog duidelijk kan worden dat de inschrijving niet vol-doet aan de gestelde eisen en om die reden alsnog ongeldig kan worden verklaard. In dit kader is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gemeente Utrecht in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdens de verificatieprocedure geen nieuwe voorwaarden aan de offerte heeft gesteld, maar dat zij Océ in de gelegenheid heeft gesteld om haar inschrijving te laten corresponderen met eis 150.

4.6. Ten aanzien van eis 150 overweegt de voorzieningenrechter dat de gemeente Utrecht zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat bij de interpre-tatie daarvan moet worden uitgegaan van de zogenoemde ‘CAO-norm’, die inhoudt dat voor de uitleg van de aanbestedingsstukken de bewoordingen van de bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van die stukken, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.

Océ stelt dat de staffels van bijlage 4 feitelijk niets anders zijn dan een rekenmethode om de verschillende biedingen te kunnen vergelijken. Als uitvoering wordt gegeven aan de na afronding van de aanbesteding te sluiten overeenkomst wordt jaarlijks de prijs vastgesteld onder meer aan de hand van het gerealiseerde volume. Daarbij worden de staffels volgens Océ cumulatief gehanteerd, dat wil zeggen de eerste 20 miljoen zwart-wit afdrukken vallen altijd in de eerste staffel, de volgende miljoen in de tweede, enzovoort. De gemeente Utrecht vat de staffels geheel anders op; bij een bepaald jaarvolume wordt dat gehele volume afge-rekend volgens de prijs die voor dat volume in bijlage 4 is vermeld. De verschillende prijs-berekeningsmethoden leiden tot een geheel verschillende uitkomst. De vraag is nu of Océ als redelijk geïnformeerd en normaal zorgvuldig inschrijver uit de aanbestedingsstukken, en dan met name uit eis 150, had moeten opmaken dat de gemeente Utrecht de prijs per teller-tik op de hiervoor vermelde wijze wenste te berekenen. De volgende vraag is dan of haar inschrijving in strijd is met eis 150, mede gezien de omstandigheid dat partijen het erover eens zijn dat strategisch inschrijven in deze aanbesteding mogelijk was.

4.7. De voorzieningenrechter stelt vast dat in eis 150 is bepaald dat jaarlijks bij de afrekening voor het totale volume (enkelvoud) de tellertikprijs wordt gehanteerd die de inschrijver op het prijsinvulformulier bij het betreffende jaarvolume heeft geoffreerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt hieruit genoegzaam dat bij (bijvoorbeeld) een jaarvolume van 21.500.000 tellertikken, dit aantal vermenigvuldigd dient te worden met de bij dat volume in bijlage 4 vermelde prijs.

Uitgaande van de inschrijving van Océ, die bij de prijs per tellertik bij 21.500.000 tellertik-ken een bedrag van € 0,00 heeft vermeld, zou Océ voor deze 21.500.000 tellertikken € 0,00 rekenen. Ter zitting heeft Océ dienaangaande nadrukkelijk gesteld dat dat niet juist is, maar dat in dit voorbeeld de eerste 20.000.000 tellertikken worden berekend op basis van het daarbij vermelde bedrag en dat de volgende 1.500.000 tellertikken ‘gratis’ zijn, aangezien het daarmee gemoeide bedrag is verdisconteerd in de huurprijs.

4.8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Océ door haar inschrijving op deze wijze uit te leggen een systematiek hanteert die strijdig is met eis 150. Océ kan er voor kiezen om de prijs voor bepaalde staffels op 0 te zetten, maar dan moet ze ook de conse-quentie daarvan aanvaarden. Uit het bestek en de daarbij gevoegde te sluiten overeenkomst blijkt genoegzaam dat de gemeente Utrecht van plan was om het gehele jaarvolume af te rekenen tegen de tellertikprijs genoemd bij dat volume. Océ heeft in de verificatiebijeen-komst en de daarop volgende correspondentie duidelijk aangegeven dat zij de prijs niet volgens die methode wenste te berekenen. Daardoor kon de gemeente Utrecht niet anders dan concluderen dat Océ haar inschrijving niet gestand wenste te doen, althans niet conform eis 150 van het bestek. Dat Océ strategisch mocht inschrijven maakt dit niet anders, ook een strategische inschrijving moet aan de eisen van het bestek voldoen.

De voorzieningenrechter overweegt voorts dat ook de gestelde vragen opgenomen in de nota’s van inlichtingen van 26 mei en 1 juni 2011 het voorgaande niet anders maken. In die vragen wordt de gemeente Utrecht gewezen op het risico van het hanteren van lage tellertik-prijzen of het op 0 stellen daarvan, waarbij het volume in de huurprijs wordt verdisconteerd. De gemeente heeft zich niet uitgelaten over een dergelijke wijze van inschrijven. De gemeente heeft ook de inschrijving van Océ in eerste instantie geaccepteerd. De gemeente Utrecht ging er daarbij blijkbaar van uit dat met een dergelijke prijs mag worden inge-schreven, maar daarbij ging ze wel uit van een prijsberekening conform eis 150. Met andere woorden, het al dan niet op 0 mogen of kunnen stellen van een staffel zegt op zich niets over de manier waarop de prijs per tellertik wordt berekend.

4.9. De voorzieningenrechter is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oor-deel dat de gemeente Utrecht de inschrijving van Océ op goede gronden ongeldig heeft ver-klaard. De vordering van Océ om de gemeente Utrecht te gebieden om haar de opdracht te gunnen dient derhalve afgewezen te worden.

4.10. Uit voormelde afwijzing volgt dat de gemeente Utrecht zich vervolgens kan wen-den tot de eerstvolgende inschrijver, teneinde te bezien of die inschrijving voldoet aan de gestelde eisen. Geoordeeld wordt dat de gemeente Utrecht geen rechtsregel met betrekking tot de onderhavige aanbesteding heeft geschonden door de opdracht onder voorwaarden aan een derde te gunnen. De vordering van Océ om de gemeente Utrecht te verbieden de op-dracht aan een derde te gunnen zal derhalve eveneens worden afgewezen. Om deze reden wordt ook de meer subsidiaire vordering van Océ afgewezen.

4.11. Voor toewijzing van de subsidiaire vordering van Océ ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu niet op voorhand aannemelijk is geworden dat de derde partij niet vol-doet aan de door de gemeente Utrecht gestelde eisen. Er is dan ook geen enkele belemme-ring voor de gemeente Utrecht om te bezien of de opdracht aan de eerstvolgende inschrijver kan worden gegund.

4.12. Ter zake de vordering van Ricoh overweegt de voorzieningenrechter nog dat ter zitting is besproken dat er nog een procedure bij deze rechtbank aanhangig is ter zake de onderhavige aanbesteding, zodat deze vordering reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking komt.

4.13. Océ zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroor-deeld. De kosten aan de zijde van de gemeente Utrecht worden begroot op:

- vast recht € 560,00

- overige kosten 0,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.376,00

De kosten aan de zijde van Ricoh worden eveneens begroot op € 1.376,00 (€ 560,00 aan vast recht en € 816,00 aan salaris advocaat).

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vorderingen af;

5.2. veroordeelt Océ in de proceskosten aan de zijde van de gemeente Utrecht tot op heden begroot op € 1.376,-, te vermeerderen met de nakosten van € 131,- aan salaris advo-caat zonder betekening van dit vonnis en € 199,- in geval van betekening van dit vonnis;

5.3. veroordeelt Océ in de proceskosten aan de zijde van Ricoh, tot op heden begroot op € 1.376,-, te vermeerderen met de nakosten van € 131,- aan salaris advocaat zonder beteke-ning van dit vonnis en € 199,- in geval van betekening van dit vonnis;

5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2011.